Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 102]
[p. 102]

XXIV.

In het begin der Oogstmaand maakte de pastoor aan zijne parochianen op eenen Zondag in de vespers bekend, dat hij in den loop der volgende week zijne ronde voor den St. Pieterspenning doen zou, en verzocht eenieder volgens zijn vermogen eene milde aalmoes aan den Heiligen Vader te willen verleenen. ‘Degenen,’ voegde hij er op luideren toon en trager bij, ‘welke uit hoofde hunner bezigheden zouden gedwongen zijn hunne woning op te sluiten, kunnen - en dit woord beduidde door de klem, die hij er aan gaf, moeten - hunne giften aan eenen gebuur toevertrouwen, ten einde niemand uit de verdiensten, aan dit goed werk verbonden, gesloten zij.’

Eindelijk verzocht hij zijne mannelijke toehoorders na het lof in de kerk te willen blijven, omdat hij hun eene gewichtige mededeeling had te doen. De lieden zagen elkander aan: wat mocht dit te

[pagina 103]
[p. 103]

beduiden hebben? Enkelen bleven uit nieuwsgierigheid, het meerendeel, omdat zij het niet waagden tegen den wensch van hunnen herder op te staan.

Als al de vrouwen en meisjes de kerk verlaten hadden, en er enkel nog arbeidslieden en landbouwers aanwezig waren - heeren gingen naar de Vespers niet - verzocht de pastoor, op hen afkomend, zich in eene groep te scharen en hield eene kleine aanspraak, waarin hij hun verklaarde, dat het eene schande voor de parochie van Crocke was nog geen genootschap van Franciscus-Xaverius te bezitten, en dat het hoog tijd werd eene dergelijke vereeniging zooals elders in te richten. Hij deed met korte woorden de noodzakelijkheid er van uitschijnen: het was een bolwerk tegen de overweldiging der ketterij, eene goddelijke militie ter verdediging der Heilige Kerk. Ten slotte drukte hij de hoop uit, dat geen der aanwezigen weigeren zou zijnen naam onder de medeleden te laten opschrijven.

Hij stond omgeven van den kerkbaljuw, den koster en de koorknapen, evenals een veldheer in het midden van zijnen staf.

Thans haalde de koster een boekje te voorschijn

[pagina 104]
[p. 104]

en de aanwezigen werden de eene na den andere op de lijst gesteld. De postbode, weinig lust gevoelend van dat gezelschap deel te maken, had zich van in het begin der aanspraak voorzichtig achter eenen verren pilaar teruggetrokken, en verkeerde in de hoop onbemerkt te kunnen wegsluipen na afloop der namenopschrijving; hij zou zich reeds zonder gerucht uit de voeten gemaakt hebben, ware het niet geweest, dat Mijnheer de Pastoor, wellicht in het vooruitzicht eener dergelijke afbreuk, bevel gegeven had de kerkdeur gesloten te houden.

De list van den briefdager mocht echter niet gelukken: de baljuw moest hem wel bemerkt hebben; want hij fluisterde den pastoor iets in het oor:

‘Facteur!’ riep deze luid, ‘nu is het uwe beurt.’

De arme verscholene trad rood wordend vooruit.

‘Gij hebt er toch zeker niets tegen, vriend,’ vroeg hem de geestelijke herder, ‘van dit heilig genootschap deel te maken!’ als geloofde hij daardoor aan eenieder te kunnen bewijzen, dat geen dwang op iemand uitgeoefend werd.

[pagina 105]
[p. 105]

- ‘Volstrekt niets, Mijnheer de Pastoor,’ stamelde de bode, ‘volstrekt niets... integendeel.’

‘Uw naam en voornaam, vriend?’

De lijst was volledig,

‘Het eerste en noodzakelijkste,’ sprak de wakkere priester, ‘is thans een vaandel te hebben, waaronder gij u als soldaten van den godsdienst scharen kunt, en te dien einde zal ik op staanden voet eene ronde doen en het voorbeeld van milddadigheid geven,’ en de daad bij de woorden voegend, wierp hij een vijffrankstuk klinkendinde schaal, en allen tastten in hunnen zak en gaven iets, - het meerendeel echter met tegenzin, weinig overtuigd van de hoogdringendheid eener afdeeling van het genootschap van Franciscus Xaverius te Crocke.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken