Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter) (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)
Afbeelding van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)Toon afbeelding van titelpagina van In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

Scans (187.66 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

In onze Vlaamsche gewesten (onder pseudoniem W.G.E. Walter)

(1877)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XLVII.

Zijne rust moest echter kort van duur zijn. Hij schoot wakker, zijne kleur verhoogde, zijne oogen stonden verwilderd:

‘Zie eens, zie eens,’ sprak hij naar den muur wijzend, ‘wat al zonderlinge diertjes daarop loopen...’ en hij achtervolgde ze met den vinger, ‘o ontelbaar, bij honderden en duizenden!...’

Zij zag, dat hij begon te raaskallen, en legde angstig koude doeken op zijn hoofd, zooals het haar voorgeschreven was. Hij zag haar aan: een

[pagina 191]
[p. 191]

onbeschrijflijke glimlach van mildheid en vaderlijke liefde verhelderde zijn gelaat:

‘O Alida, mijn kind, ge zijt dan toch teruggekomen, eindelijk!’ sprak hij innig, en drukte hare vastgegrepen hand op zijn hart. ‘Gij zijt braaf, gij wist, dat Grootvader zonder u niet leven kon...’

Zij wilde spreken; doch hij legde haar het zwijgen op.

‘O!’ verhaalde hij met aangrijpende ontroering, ‘toen mijne dochter dood was, waart gij mij alles: gij waart haar kind en dus ook het mijne. Uw vader was gestorven, toen ge nog zeer klein waart, en zoo kwaamt ge bij mij inwonen. Ik droomde niets dan uw geluk, ik voldeed al uwe wenschen, al uwe grillen; en zoo groeidet gij op. Wel bemerkte ik soms in u eene groote overdrevenheid van karakter: zoo had het mij getroffen, dat gij, na reeds met koortsig verlangen de wereldsche genoegens nagejaagd te hebben, thans dagelijks naar het Theresianenklooster in onze straat begont te gaan. Ik hield dit voor eene onschuldige, vergankelijke gril, waar ik niet het minste gevaar in zag, te meer daar gij mij nooit

[pagina 192]
[p. 192]

van godsdienstaangelegenheden gesproken hadt...’

‘Maar op dien morgen, o Alida, op uwen een en twintigsten verjaardag, toen ik in plaats van u dat gehaat, verfoeid briefje op tafel vond, waarin gij mij melddet, dat gij mij vergeving vroegt mij te verlaten, doch uwe roeping tot het kloosterleven volgen moest, en het mij niet voorop hadt willen zeggen, omdat ik niet zou toegestemd en pogingen aangewend hebben om u tegen te houden, o dan, Alida, dan kreeg mijn hart den doodsteek!...’ en de oude man sloeg de twee handen op het aangezicht en begon te snikken.

- ‘Mijnheer Sandrie, Mijnheer Sandrie!’ riep het onthutste kind om hem tot bedaren te brengen.

‘Mijnheer, Mijnheer!’ spotte hij bitter, ‘sedert wanneer heet eene kleindochter haren grootvader Mijnheer?... Heeft men u dat ook in het klooster geleerd, waar men voor doel heeft alle natuurlijke gevoelens in den mensch te dooden?’

Het meisje was radeloos: zij zag, dat hij haar in zijne koortsige verbeelding voor zijn kleinkind hield, en wist niet, of zij hem in zijne dwaling laten, of hem te recht wijzen moest.

[pagina 193]
[p. 193]

Hij trok haar hoofdje nader en zag haar van dichtbij aan:

‘Ja, ge zijt nog immer dezelfde,’ sprak hij, ‘en ge blijft nog immer mijn lief troetelkind: maar ge ziet bleeker dan ge op uw portret staat, en... ge zijt zoo slecht gekleed,’ hernam hij in eens met naïeve, ontevreden verwondering: ‘nu ge weder bij Grootvader woont zal dit veranderen,’ en hij begon plannen te maken voor de toekomst, reizen te ontwerpen, die hij met haar ondernemen ging, feesten te beramen, die hij, als ze weder in de stad woonden, geven zoude; want hij wilde daar weg, zei hij met hevigheid.

Zoo kwam de langgewenschte dageraad en met hem de heelmeester. Hoopvol en vroolijk trad hij binnen; doch zijn aangezicht betrok, toen hij den zieke zag en zijnen pols voelde.

Alida wenkte hem alleen, en het doodsgevaar radend, waarin Mijnheer Sandrie zich bevond, verhaalde zij hem, wat hij haar aangaande de komst van den geestelijke had gezegd, en de belofte, die zij hem had gedaan.

Hij stond in nadenken verslonden: hij ook was

[pagina 194]
[p. 194]

een vrijdenker in den grond, al had hij niet openlijk met de kerk gebroken. Hij was daarenboven een oud jonkman, die het geluk van eene familie niet te verbeuren had.

‘Bah, wat geeft het mij ook, indien de schuld op mij gelegd wordt’ prevelde hij, ‘ge zijt een braaf meisje, dat ge zijnen wensch eerbiedigen wilt,’ sprak hij, getroffen over de zeldzame openbaring van een dergelijk karakter in een onwetend buitenkind.

Hij verliet het huis, de hoveniersvrouw aanbevelend niemand boven te laten gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken