Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der verbeelding (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der verbeelding
Afbeelding van Het land der verbeeldingToon afbeelding van titelpagina van Het land der verbeelding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der verbeelding

(1896)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXI.

Had Useken er vroeger geen acht op geslagen, of hem bij haar bezoek te zijnent niet herkend? Althans nu eerst bemerkte zij, dat de rozenman de hovenier van madame Behaghel was. Bijna wekelijks arbeidde hij in haren tuin. Hij groette het meisje even van over de haag, ging met de ladder op den schouder, of wijdde al zijne aandacht aan het snoeien van den eenen of anderen boom.

Het was dus niet zonder bevreemding van harentwege, dat zij eens, op de bank zittend, hem aarzelend naderkomen zag. Hij droeg een nog naakten stam in de hand en bleef staan op de plaats, waar de omheining - door eene gril van madame Behaghel in festoenen geschoren - het laagst was.

‘Ursula,’ zei hij op eenen toon die hare aandacht wekte.

Hij herkende haar dus, hij kende dus ook haren naam!

Zij keek op van haar zoo even geopend boek.

‘Toen gij vóór eenigen tijd te mijnent waart,’ her-

[pagina 46]
[p. 46]

nam hij, ‘scheent gij bijzonder deze rozensoort te bewonderen, wilt gij er eenen stam van hebben?’ en hij stak hem over de haag.

Die hoffelijkheid kwam zoo laat, zoo onverwacht, dat het meisje niet goed wist wat te antwoorden.

‘Welke soort is het?’ vroeg zij ontwijkend.

Zijn oog was zoet, zijn glimlach bescheiden, zijne stem zacht, maar: ‘Glór de Zjon’, sprak hij den naam uit.

Het was zeker zijn zonderling Fransch, dat het meisje al haar zelfvertrouwen deed wederkrijgen; met tegenwoordigheid van geest antwoordde zij:

‘Ja, ja, ik wil ze, ik meende er juist dit jaar zulke te koopen.’

‘Ik zal geen geld aannemen,’ zei hij weder, ‘ik ken uwe tante wel, zij heeft vader vroeger dienst bewezen.’

Hij schoof het op de oude vrouw, dat hij het jonge meisje een genoegen verschafte.

Hij had haar inlichtingen gegeven, hoe en in welken grond zij den rozelaar planten moest: en sedert, telkens als hij in den buurtuin arbeidde en Useken op de bank zat, was er van zelf gelegenheid om het gesprek aan te knoopen.

Groeide de stam? Schoot hij uit? Kwamen er botten op? Ja, en weelderig ook, en zij vroeg hem raad en hij snoeide hem en bond hem aan eenen staak, eens dat hij over de haag gestapt was.

Useken wenschte, dat Servaas er in zijne plaats hadde gestaan.

Maar het was niet in den tuin alleen, dat het meisje

[pagina 47]
[p. 47]

hem zag; het scheen, dat hij altijd iets in het dorp te verrichten had: zij ontmoette hem vaak. Het was waarlijk een zeldzaam samentreffen, want tot dusverre had zij - zoo rijk aan verbeelding - zich nog niet voorgesteld, dat het met inzicht geschiedde.

Eens kwam toevallig het gesprek op hem terwijl de koster daar was. Deze zong zijnen lof: ‘Een braaf mensch,’ zei hij, ‘naarstig, oppassend en geld er bij - een vent, die reeds een schoonen stuiver heeft vergaard.’

‘Ja, naarstig, oppassend,’ herhaalde Useken bij zich zelve, maar het laatste van 's kosters gezegde dwong haar een glimlach van minachting af:

‘Geld maakt niet gelukkig,’ zei ze.

‘Hij is braaf,’ sprak tante, ‘ik ken hem van kindsbeen af: een gelukkige vrouw, die hem zal hebben, indien hij ooit trouwt.’

‘Liefde alleen, liefde en poëzie vereenigd, maken gelukkig,’ dacht Useken. ‘Glôr de Zjon!’ zei zij inwendig en de koster en tante wisten niet, waarom zij in eens en zonder oorzaak in eenen lach schoot.

Zij lachte niet meer, eenige dagen later, zij was bedroefd, ontsteld en verlegen, want de rozenman had - toen zij het 't minst vermoedde - schuchter, hoopvol, eerlijk, met eenvoudige woorden haar zijn hand en hart aangeboden. En zij had hem bedankt, zonder nadenken, zonder onderzoek, zonder genade; maar thans was zij beschaamd, als hadde zij misdadig jegens hem en ook jegens Servaas gehandeld en zij onderzocht haar hart. Had zij den rozenman aangemoedigd?

[pagina 48]
[p. 48]

Ja, wellicht in zijne oogen. Neen, neen, zeker niet in de hare, het was haar nooit in het hoofd gekomen, dat ‘Glôr de Zjon’, zooals zij hem bij zich zelve noemde, verliefd kon worden, op wederliefde hopen evenmin.

Van dit oogenblik ontmoette zij hem niet meer en vermeed in den tuin te gaan, als hij in dien van madame Behaghel was, maar zij vertelde aan niemand het gebeurde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken