Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der verbeelding (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der verbeelding
Afbeelding van Het land der verbeeldingToon afbeelding van titelpagina van Het land der verbeelding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der verbeelding

(1896)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXIII.

‘Wat mag den koster in zijn hoofd steken?’ vroeg tante zich af.

Dat er iets schortte met hem, dacht ook zijne gastvrouw; zij bespiedde hem soms, wanneer hij in den tuin ging. Hij leunde peinzend met den schouder tegen eenen boomstam, schudde het hoofd, deed eenige stappen met koortsige haast, zette zich op de bank, stond op, kwam binnen en trok weder onrustig het huis uit.

Zij hoorde hem meer dan eens binnensmonds iets mompelen; ook had hij gezegd, toen hij zijne maand betaalde, dat hij daar wellicht niet lang meer wezen zou, dat er verandering op handen was.

‘Tante, sprak hij eens binnenkomend, ‘morgen ga ik naar Bieze, naar mijner ouders huis.’

Daar was niets verwonderlijks aan om dat met zulke ontsteltenis mede te deelen.

[pagina 50]
[p. 50]

‘'t Is te zeggen, ik ga niet, ik rijd er heen, tante.’

Zij zag hem gapend aan. Useken was niet aanwezig.

‘Met madame Behaghel.’ Zij had het hem zelve voorgesteld; zij wist, dat hij in het kort dacht te gaan, zij moest volstrekt ook eens naar hare hofstede ginder en had hem eene plaats in haar rijtuig aangeboden. Hij was als uitzinnig: ‘Denk eens, voor den zoon van een armen voddenkoopman, in open rijtuig met madame Behaghel daar te komen, heel Bieze zal uitstaan! ze zullen zeggen, dat ik, dat wij gaan... Nu, het zal misschien zoo verre beneden de waarheid niet wezen,’ had hij er bijgevoegd en was vertrokken.

Dat was zonderling van den koster! Hij liep recht naar de woning van Servaas; deze stond juist met eene groote hangklok in de hand, die hij ergens buiten moest gaan bezorgen.

‘Ik ga met u,’ sprak de koster, ‘gij moet mij raad geven?’ En toen zij langs de vaart liepen, bleef Leander in eens staan, vatte den horlogemaker bij de vrij gebleven hand en sprak ontroerd:

‘Servaas, gij zijt mijn vriend.’

Deze keek vreemd op bij zulk eene zeldzame handelwijze.

‘Servaas, ik onderga eenen strijd,’ sprak hij weder, ‘ik heb gelegenheid om rijk te trouwen.’

En daar zijn kameraad hem ongeloovig met een halven spotlach aanstaarde:

‘Met eene weduwe van zekeren leeftijd,’ vervolgde hij.

Zij gingen eenige stappen zwijgend voort.

[pagina 51]
[p. 51]

‘Zoudt gij het doen, of niet doen, Servaas?’

‘Doen,’ was het antwoord.

‘Ja maar,’ sprak de koster, die deze opwerpingen liefst uit den mond van zijnen gezel zou vernomen hebben om ze te kunnen weerleggen, ‘zij is wel twintig jaar ouder dan ik en heeft reeds grootwordende kinderen. Daarentegen is ze in aanzien en bezit geld; maar er is nog een andere quaestie - onder ons - Irmaatje van den gepensioneerde ziet mij ook gaarne; hare meid heeft het mij verzekerd, en ik moet bekennen, dat ik niet onverschillig voor haar ben. Welke van beiden moet ik nemen?’

‘De rijke; maar wie is het eigenlijk?’

De koster kwam nader en, rondziende, fluisterde hij, ofschoon niemand hem hooren kon: ‘Madame Behaghel.’

Servaas schoot in een luiden lach.

Leander keek eenigszins onthutst op, doch hervatte aldra:

‘Neen zeker, ze bemint mij, op mijn woord van eer.’

‘Maar hoe weet gij dat?’

‘Zij heeft mij gezegd, dat eene vrouw alleen moeielijk een fortuin besturen kan en zij alle weduwen ongelijk geeft, die niet hertrouwen.’

‘Dat bewijst niets.’

‘En morgen,’ antwoordde Leander luid, zichtbaar gebelgd over de ongeloovigheld van zijnen vriend, ‘morgen rijd ik met haar naar Bieze; welaan, is dat geen bewijs?’

[pagina 52]
[p. 52]

‘Veel geluk,’ zei Servaas met eenen schimplach.

‘Denk eens,’ vervolgde de koster, als sprak hij tot zich zelven; ‘voor den zoon van een armen voddenkoopman in mijn geboorteplaats te komen in een open rijtuig!’ - dit open rijtuig speelde hem bijzonder in het hoofd - ‘voor den zoon van eenen voddenkoopman, Leander De Knuist!’ herhaalde hij... ‘Indien ik haar neem, zal ik waarschijnlijk het kostersambt niet meer uitoefenen, al brengt het veel op. Misschien zou ze dat niet willen. Zij is zelve van te rijke afkomst, al waren hare ouders geruïneerd, toen zij met Behaghel trouwde; tante Clemens heeft haar gekend, dat zij geen halven cent in de wereld bezat. Nu, wat zegt gij er van, Servaas?’ en hij knipvingerde en knipoogde.

‘Het eindeken zal het uitwijzen,’ sprak deze, als nijdig of met ongeloof.

‘Het spijt mij maar van Irmaatje,’ pochte de koster.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken