Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het land der verbeelding (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het land der verbeelding
Afbeelding van Het land der verbeeldingToon afbeelding van titelpagina van Het land der verbeelding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het land der verbeelding

(1896)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XIX.

‘Ik vertrek,’ verklaarde Romuul aan Bellemie des anderdaagsmorgens, nog voordat een der huisgenooten op was.

Zij stond verbluft: ‘Zoo gauw,’ zei ze, ‘zoo onverwacht!’

Ja, dringende bezigheden, beweerde Romuul, de baron verzocht hem om terug te keeren.

De baron! Zeldzame geruchten waren sedert kort op het dorp in omloop, Bellemie had er iets van vernomen; het werd vermoed, dat de vreemde, geheimzinnige bewoner van het kasteel niemand anders was

[pagina 201]
[p. 201]

dan de eigenaar zelf. Zij wilde het weten, en verstoutte zich hem deze vraag te stellen.

Zij deed hem glimlachen, maar nu begreep hij, waarom de kinderen hem zoo nieuwsgierig aankeken, als zij hem in de oprijlaan of op de gemeenteplaats tegenkwamen en waarom de volwassenen en ouderen van dagen hem zoo eerbiedig groetten.

‘De baron!... neen, goede vrouw, die ben ik niet,’ zei hij.

Maar zij drong er op aan, zij scheen het nog te betwijfelen.

‘Heel zeker?’ vroeg zij weder.

‘Op mijn woord van eer, ik ben zelfs geen edelman,’ bevestigde Romuul.

Zijn koffer stond ingepakt, hij zou hem laten halen, hij vertrok met den eersten trein.

‘Wacht,’ zei Bellemie, ‘ik ga ze allen oproepen,’ en zij deed eene beweging naar de deur.

Maar Romuul hield haar tegen. Hij wilde niemand zien; hij kon geen afscheid nemen, hij vreesde voor hunne uitroepingen, hunne vragen, hunne en zijne ontsteltenis.

Hij ging, nadat hij haar een goeden drinkpenning in de hand had gestopt, met de aanbeveling allen èn zijne groete èn zijn dank over te brengen. Hij had geen tijd over, in de verte bengelde het stationsbelletje voor het nemen der kaartjes.

De dag schemerde nauw in het oosten; de rijp lag op het grasplein; de donkere boomenmassa's waren in een grauwen winternevel gehuld. Hij wendde zich

[pagina 202]
[p. 202]

om, hij wilde Bovegem nog eens zien. Zwart en somber stond daar de zware bouw in zijne breede vijvers. Op een der torens brandde een lichtje, dat door de aanbrekende dagklaarte al meer en meer vermeesterd werd. Wat had dat te beduiden? vroeg hij zich met bevreemding af. Om het even! wat ging het hem nog aan, wat er op het kasteel geschiedde! En hij overdacht het met spijt, hoe hoopvol en moedig hij daar maanden geleden was aangekomen; hoe het verval om hem heen hem met verontwaardiging over de verzuimers vervulde en hem een spoorslag werd beter de belangen van zijn meester in acht te nemen. Hem was alle volmacht gegeven, in de afwezigheid van den baron mocht hij zich zelven alleenheerscher noemen; fondsen waren ter zijner beschikking; in zich voelde hij de bekwaamheid tot het volbrengen zijner opgelegde taak. Hij was met ijver en geestdrift bezield en zou het werk voleindigd hebben, niet als een last, maar als eene liefhebberij, waar hij met hart en ziel aan hing. De plannen waren gemaakt, hij bedacht met een soort van jaloezie, dat een andere ze thans uitvoeren zou. En waarom verzaakte hij vrijwillig aan dit alles?

Omdat dáár op Bovegem een oud ventje woonde, dat niets anders meer doen kon dan wat hout in de bosschen te rapen, en dat met zijn gouden hart in zijne kinderlijke naïefheid zich inbeeldde, dat dit ontsparen van eenige schepels kolen voor zijn aangebeden meester eene zaak van belang was. Hij ging heen, omdat dáár eene bejaarde vrouw in de onderaardsche gewelven - als in een graf - leefde en er gelukkig was.

[pagina 203]
[p. 203]

Hij herinnerde zich, dat zijn grootvader, die een klein buitenhofje bezat, indertijd twee oude, vermolmde pereboomen, in den zonnekant op zijn erf liet staan, al brachten ze niets meer op, omdat hunne takken zoo stevig op het muurken gekleefd lagen en eringegroeid waren.

Romuul had ze na grootvaders overlijden zien omwerpen, en met geweld losrukken, door de werklieden van den nieuwen bezitter, die met recht beweerde, dat op die plaats iets nuttigers wassen kon. Romuul stond er zelf meedoogenloos op te kijken, toen ze in stukken gehouwen werden. Naderhand had hij er over nagedacht; grootvader had ze met al zijne goedheid niet kunnen redden, maar hij had toch de voldoening genoten ze te beschermen, zoolang het in zijne macht lag. Ignatius en grootmoeder, dat waren de twee oude boomen voor Romuul. Zou zijne opoffering hen redden? Hij wist het niet, maar vormde den wensch: ‘Gave God, dat het zoo ware!’...

Voordat hij in den trein stapte, stak hij in de bus een brief aan het adres van den baron, die thans te Nizza den winter doorbracht, waar de familie zijner bruid ook hare tent had opgeslagen. Hij schreef hem, dat hij aan zijn post verzaakte, omdat hij geen middel zag de huidige bewoners uit vrije beweging de plaats te doen ontruimen; maar dat al de plannen van herstel en tuin- en parkaanlegging in het kasteel ter inzage berustten. In vroegere berichten had hij zoo open over het verval van den eigendom gesproken en zoo weinig de onkunde van Cocquijt verbloemd, dat hij het thans

[pagina 204]
[p. 204]

om der waarheid getrouw te blijven, niet wagen dorst een anderen toon aan te slaan. Nochtans repte hij een woord over diens goede bedoelingen en eerlijkheid, hem en de zijnen warm in de gunst van den edelman aanbevelend.

Maar de jonge de Solingen, ofschoon niet slecht, was een wildzang, een losbol en een egoïst; hij ontzag niemand noch iets, als zijne drift hem medesleepte; uit den brief van Romuul werd hem enkel het ééne klaar, namelijk dat Cocquijt en diens familie eene hinderpaal waren tot het bereiken van zijn doel; die stronkelsteen moest uit den weg geruimd worden; de nieuwe toeziener was er de man niet toe; de ontvanger-administrateur - zoo was de baron bericht geworden - lag sedert weken aan hevige gewrichtspijn lijdend te bed. Dit was oorzaak, dat hij de taak der uitdrijving, waarmede hij reeds herhaaldelijk door zijn meester was belast geworden, niet ten uitvoer had gebracht. De Solingen, oploopend en overdreven, nam een spoedig besluit. Hij schreef zelf rechtstreeks aan den deurwaarder van het canton, dat hij de dienstboden en bewoners van het kasteel in naam der wet en bij dagvaarding verwittigen moest, dat hun vier en twintig uren waren vergund om zijn domein te ontruimen. Hij dacht niet eenmaal, dat er te lande niet immer huizen ledig staan, en geloofde grootmoedig te handelen door het bericht, dat hun loon voorloopig zou voortbetaald worden. Toornig drukte hij zijn wapen in het geurig lak op den omslag. Ja, hij was ontevreden, dat die parisiten hem zooveel last berokkenden en zijn plannen dwarsboomden door hunne ongehoorde koppigheid, door zich

[pagina 205]
[p. 205]

te willen vastankeren, waar hunne tegenwoordigheid niet werd begeerd. En nu kwam het hem, die een verspiller was en volstrekt geene kennis van hof- of landbouwbestuur bezat, met bitterheid te binnen, dat gedurende al dien tijd van hun verblijf op Bovegem, geen centiem voor ooft of groenten was verantwoord. Op dit laatste had de nieuwe ontvanger-bestuurder onlangs zijne aandacht gevestigd; deze was evenals de edelman onwetend van het feit, dat zijn voorzaat van de achteloosheid des voormaligen eigenaars misbruik gemaakt had om al het geld der opbrengst zelf in te palmen; en de jonge de Solingen schold zijn oom uit voor een domoor, uitbuiters als Cocquijt zoolang op zijn goed geduld te hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken