Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een revolverschot (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een revolverschot
Afbeelding van Een revolverschotToon afbeelding van titelpagina van Een revolverschot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.84 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een revolverschot

(1911)–Virginie Loveling–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXIII.

Toen Marie, voordat ze zich aan de tafel zette, nog een aanbeveling in de keuken ging doen, wonk haar Trientje met den vinger naderbij:

‘Eefer Marie, ik ben ook vijftien jaar (klaarziende)’, zei ze, tuk op het bekend maken, dat ze ingewijd was in de geheimen, die men voor haar verborgen hield.

‘Hoe meent ge dat, Trientje?’

‘Ik zie wat ik zie.’

‘Wat dan?’ verwonderd.

‘Ik meen dat er licht in 't kapelleken is (iets ophanden).’

Marie zette groote oogen.

‘Onze Georgine - onze eefer Georgine zit op 't uit-vliegen,’ verzekerde de meid, gewichtig vezelend.

‘Och, toe,’ antwoordde Marie, eensklaps opgewekt, aan Mussche denkend, welke dien dag tweemaal iets uitgezocht had om te kunnen komen, ‘mijnheer de notaris, denkt ge?’...

‘Neen, neen,’ sprak Trientje, altijd vezelend, in gruwzame onwetendheid, ‘de notaris niet, bijlange niet, maar... mijnheer Hancq,’ met den voorvinger opgeheven.

‘Mijnheer Hancq!’ herhaalde Marie verslagen.

‘Ja, mijnheer Hancq, bemerkt ge niet, dat hij toch zoo vriendelijk en voorkomend is met haar?’

‘Met mij ook,’ zei Marie met verkropte stem, onbewust

[pagina 98]
[p. 98]

een laatste poging wagend tot het onbetwist blijven van zegevierende mededingster, terzelfdertijd reeds de uitspraak dier eigenzelfbetreffende oordeelvelling over haar persoonlijke verhouding tot een bezoeker van 't huis, vernederd, berouwend.

‘Met eefer Georgine is hij toch nog heel anders, heel anders,’ hield Trientje vol, als een blinde dat mes in Marie's hart omdraaiend; maar om hare meesteres, goedig, ook eenige voldoening te gunnen of niet bepaald te weerspreken, gaf zij de verklaring: ‘Ge weet immers wel, dat wie ergens te vrijen gaat, zelfs den hond van 't hof (hoeve) gaarne ziet, ge zijt de hond van 't hof en daarom...’

Marie was reeds weg, terug in de eetkamer, en nam in haar nieuwe, krenkende hoedanigheid zwijgend plaats aan den disch, rechtover de bevoorrechte, wachtende Georgine.

Zij was de hond van 't hof, niets anders en daarom... had Trientje gezegd. Op zich zelve was ze dus niemand, op haar verlieven, haar tot vrouw wenschen, werd dus eene onmogelijkheid. Zelfs dan als de leeftijd en alle natuurlijke overeenkomst van karakter en stand haar tot de uitverkorene moesten aanduiden, kwam dat alles niet eenmaal in aanmerking!

Wat Trientje beweerde, moest Trientje reeds van vreemden hebben gehoord. Trientje zelve was te dom om iets op te merken. Neen, Stasius of de buren hadden 't voorzeker gezegd. Was de waarheid dus zoo verwonderlijk, dat ze niet aangenomen kon worden? En wie had dat verzonnen, dat hij Georgine, een kind in vergelijking met hem, uitkiezen zou?

[pagina 99]
[p. 99]

Marie zat op hare kamer des avonds laat eerst een tijd lang haar hart hierover te kwellen.

Het was buitengewoon duister; de kerk stond daar, nauw zichtbaar voor haar, die er al de bijgebouwen en uitsprongen van kende; zwarte wolken dreven door 't ruim; geen kruisken dat zich van den grond afteekende; geheimzinnig fluisterde 't geblaarte van de keerspopulieren en, hoe vertrouwd zij ook, van jongs af aan, met die geruchten was geweest, toch maakten ze haar soms zenuwachtig, en deden zij den onberedeneerden angst ontstaan, dien dood en graf teweegbrengen; het waren als de klaagstemmen van onzichtbare, gefolterde geesten onder de boomen zwevend...

Op dezen avond gaf Marie er geen acht op, evenmin als ze zich niet verschrikkend terugtrok, als de zonder gerucht buiten rondvliegende vledermuis, die reeds een paar malen zeer dichtbij gekomen was en tot binnen het vertrek thans, met een verontrustend gezoef, boven haar een halven cirkel beschreef, aan 't maaien eener zeis in de lucht gelijk.

Nochtans Marie kende ze van in hare kinderjaren, de volksoverlevering, waaruit blijkt, dat de geduchte, nachtelijke zwerfster niets liever tot rustplaats kiest dan een meisjeshoofd, en dat geene macht op aarde nog tot hiertoe het geheim heeft ontdekt om de haken harer vliezige vleugels uit de vlechten los te krijgen, en er geen ander middel overblijft dan heel den haarbos af te snijden...

Onwillekeurig kromde zij echter de ellebogen bevrijdend boven haar hoofd.

Zij zou 't eens toonen aan Trientje, aan een ieder, hoe zij de hond van 't hof was!...

[pagina 100]
[p. 100]

Waarom ook moest zij haar verhouding tot Luc Hancq aldus verheimelijken? Welke oneer was daaraan? Integendeel zij zou er fier op wezen in 't openbaar als zijn verloofde vooruit te treden; maar hoe kon ze 't doen, als hij zich zoo overbescheiden hield? 't Was daarop dat ze tobde. Want, ofschoon nacht en duisternis zwartgallige gedachten bevoordeeligen, toch was het hier niet zoo: hare eenzame, eerst verwikkelde, doch pijnlijke overwegingen hadden allengs plaats gemaakt voor tegenstrijdige: wat had ze hem eigenlijk te verwijten?

Dat hij niet bij haar gebleven was...

Een vreeslijk verbreken inderdaad! Nu lachte ze er om; wat kon hij haar zeggen op zulk een korten tijd? Daarenboven, zij wist het immers wel: ‘waar schaamte is, is liefde,’ zegt het spreekwoord. Hij, zoo zelfvertrouwend, werd bloohartig in haar bijzijn...

Alles was goed zoo, en bevredigd legde Marie zich eindelijk ter ruste.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken