Des menschen begin, midden en einde

[p. 92]

Job XXVIII: 28.

Tot de mensche heeft hy gezeid; Ziet, de vreeze Heeren is de Wysheid: en van 't quaade te wyken, is 't verstand.

Spreuken IX: 10.

De vreeze des HEEREN is het beginsel der wysheid: en de wetenschap der heiligen is verstand.

En Kapittel XXVI: 12.

Hebt gy eenen man gezien, die wys in zyne oogen is? van eenen zot is meer verwachtinge, dan van hem.

Jezaias V: 21.

Wee den geenen die in haare oogen wys, en by haar zelven verstandig zyn.

Jakobus III: 13, 14, 15, 16, 17, 18.

Wie is wys en verstandig onder u? Die bewyze uit [zynen] goeden wandel zyne werken in zachtmoedige wysheid.

Maar indien gy bitteren nyd en twistgierigheid hebt in uw' herte, zo en roemd ende en liegd niet tegen de waarheid.

Deze en is de wysheid niet die van boven af komt: maar is aards, natuurlyk, duivels.

Want waar nyd en twistgierigheid is, aldaar is verwerringe, en alle boozen handel.

Maar de wysheid die van boven is, die is ten eersten zuiver, daar na vreedzaam, bescheiden, gezeggelyk, vol van barmhertigheid, en van goede vruchten, niet partydelyk oordeelende, en ongeveinst.

En de vrucht der rechtvaardigheid word in vrede gezaaid, voor de geene die vrede maaken.

[p. 93]

Het Kind Studeerd.

Die 't Best kan schiften uit het veel,

Heeft Wysheids Allerhoogste Deel.

De keur'ge laat zyn kind Studeeren,
Op dat hy 't Meesterschap zouw leeren;

Maar komt hy niet op 't Hoogste School,

Daar Deugd geleerd werd in de Ziele,
Op dat hy Gods Geboden hiele,

Hy gaat met al zyn Wysheid Dool.