Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Al lang geleden (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Al lang geleden
Afbeelding van Al lang geledenToon afbeelding van titelpagina van Al lang geleden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.70 MB)

Scans (8.36 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Al lang geleden

(1956)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[VI]

Zelfs terwijl zij achtervolgd werden genoot Theo nog van het franse landschap. De weg klom in scherpe bochten over de heuvels; als hij door het portierraampje omhoogkeek zag hij drie, vier kronkels boven elkaar liggen: flanken van een reusachtige grijze slang die voor zijn reiken naar de top met verstening was gestraft. Naar de weg beneden, in het wijkende dal, keek hij niet; daar moest de groene duitse auto rijden, en hij wilde nog niet weten of zijn achtervolgers op hem wonnen. De heuvels schoven langs elkaar, met hun wisselende bekleding van zorgvuldig onderhouden druivenakkers, donkere bossen, zilvergroene korenvelden, en weiden die wit waren van de wilde margrieten en narcissen. Die bloeiden laat, op deze hoogte. Op sommige plaatsen stak de rotsachtige ondergrond door het gras heen, daar kon de dunne huid de druk van de kolossale gewrichten van de oude natuur niet weerstaan.

Theo stuurde de kleine wagen met kalme zekerheid door de bochten; hij hield zoveel mogelijk links, om eventuele

[pagina 82]
[p. 82]

schoten van beneden te ontwijken. Nog een kwartier rijden, dan was de hoogvlakte bereikt met zijn rechte wegen. Daar konden de Duitsers met hun snellere auto hem spoedig inhalen, of met een salvo van enige afstand zijn banden vernielen. Hij moest zich nog tussen de heuvels van hen ontdoen.

Mirjam, die al die tijd zwijgend met Jean achterin had gezeten, was tot dezelfde conclusie gekomen. Ze zei:

- Straks krijgen we het laatste dorpje voor we op de top zijn. We kunnen ze daar opwachten en vanuit een goede positie beschieten.

- Ze heeft gelijk, zei Jean.

Het ergerde Theo dat ze het met elkaar eens waren. Hij zei kort:

- We rijden door.

- Hij wil geen onschuldig bloed vergieten, zei Jean spottend.

De eerste huizen van het dorpje waren bereikt. Het waren meteen de laatste, op de kerk en het café na. Toen ze het weer achter zich hadden, boog Mirjam zich naar voren en zei zacht maar dwingend:

- Als je maar weet, Theo, dat ik me niet in deze blikken auto laat afslachten. Ik wil mijn kans hebben.

- Mannen worden afgeslacht, zei Jean rustig, - maar vrouwen...

- Zwijg!, schreeuwde Theo. En toen, kalmer:

- We stoppen over een paar minuten, in de bocht met het stenen muurtje. Daar hebben we een goed uitzicht op het dal.

[pagina 83]
[p. 83]

- En dan?, vroeg Mirjam.

- Schieten natuurlijk, zei Jean.

Theo voelde een lichte misselijkheid opkomen; het was geen angst, maar afkeer van wat er gebeuren ging. Hij hield niet van gewelddaden, zoals Jean; maar er was ditmaal geen andere mogelijkheid, tenzij ze verkozen zelf onder te gaan. Hij vloekte toen hij hoorde hoe Jean fluitend zijn revolver tevoorschijn haalde en de pal wegtrok. Mirjam stak haastig een sigaret op.

- Die moet je uitdoen als we buiten zijn, zei hij scherp, - anders zien ze de rook.

Hij reed de wagen tot even voorbij de bocht, en liet de motor draaien. Als ze misten zouden ze snel weg moeten. Ze stapten uit en liepen gebukt tot aan het muurtje: een bescherming voor roekeloos afdalende automobilisten. In de diepte klonk motorgeronk. Het moesten de Duitsers zijn, er waren geen andere auto's op de weg. Theo liet zich door de sterkte van het geluid niet misleiden; het klonk als van vlakbij, het dal werkte als klankbord, maar hij wist dat de auto nog zeker twee kilometer ver was. De rollen konden rustig worden verdeeld.

Hij had nu alleen nog maar oog voor de strategische eigenschappen van de omgeving. Van de weg waren drie bochten te zien, de middelste was voor hun doel het geschiktst. Die lag het verst open, er was alleen een begroeiing van laag struikgewas, de bestuurder zou daar moeten terugschakelen voor de plotseling steiler wordende helling. De wagen moest geraakt worden voor de bomen weer begonnen.

[pagina 84]
[p. 84]

- Jean mikt op de ruiten, Mirjam en ik op de banden, zei hij. - We moeten vertrouwen dat er niemand van boven komt; Mirjam houdt dat nog even in de gaten. Jean geeft commando.

- Ze hebben een open dak, zei Jean. - Dat geeft geen splinters.

Het geronk klonk sterker en hoger. Ze zagen de groene auto tussen de bomen van de eerste bocht doorschieten, krachtig en overmoedig alsof de dood niet bestond. Dat was wat hen zou doen ondergaan, dacht Theo: het niet erkennen van de eigen dood. Vijfhonderd meter scheidden hen van de plek waar hij zich hun einde had gedacht. - Klaar?, vroeg Jean rustig. En toen, na nog even wachten: - Vuur! Ze schoten, het droge geluid weerkaatste honderdvoudig tussen de heuvelwanden. Theo zag nauwkeurig hoe de chauffeur naar zijn hoofd greep, zijn handen vingen plotseling wat zonlicht en leken twee kleine vleugels die zich als een te late bescherming om de getroffen schedel vouwden. De wagen steigerde, twijfelde even en vloog toen zonder aarzelen naar links, de afgrond in. Enkele ogenblikken onttrok het struikgewas hem aan zijn blik, toen werd hij, tientallen meters dieper al, weer zichtbaar. Tollend en kantelend, nu en dan als een bal opverend, baande hij zich een weg naar beneden, tot hij tenslotte, vlak bij de rivier, bleefliggen. Ze bleven nog even staan kijken, maar toen ze geen leven meer zagen keerden ze zich om en liepen terug naar hun eigen auto. Theo startte, en zwijgend reden ze verder.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken