Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Droom is 't leven (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Droom is 't leven
Afbeelding van Droom is 't levenToon afbeelding van titelpagina van Droom is 't leven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (4.81 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Droom is 't leven

(1964)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

11

De gedachtengangen in het gekwelde hoofd van de student Vosmaer, toch al schemerig en vol onverwachte wendingen, hebben zich sindsdien verduisterd en vernauwd. Zijn mijmeringen roepen visioenen op, waarin hem fantastischer waarheden worden geopenbaard dan ooit het geval is geweest. Hij praat er luid bij, en gebaart, op het bed liggend, wild met omhooggestoken armen. Gevoel en verstand hebben zich onontwarbaar ineengeslingerd, en niemand kan meer zien waar het ene ophoudt en het andere begint. Zijn zeer persoonlijke etymologie vindt de aanknopingspunten nu alleen nog maar in het ongerijmde.

‘En wat is ongerijmd?’ schreeuwt de student de luisterende schare toe. ‘Dat wat niet rijmt. Maar rijmt er nog iets? Niets! Alles is dus ongerijmd, en van maat zal ik maar niet spreken. Ha, ha, maat

[pagina 85]
[p. 85]

houden! Niemand houdt maat, iedereen houdt zijn maat in het verborgene vast, en danst op die van de denkbeeldige. En hoe kan een beeldige denken, laat staan maat en rijm houden. Wat rijmt er trouwens op rijm? Slijm! Rijm is slijm om de ene onbenullige regel aan de andere te plakken! Bah! Rijmeloos wil ik zijn en mateloos, hoor je dat, meisjeloos?’

Maar Liesje hoort niets. Ze weet ook niet hoe 'n wanorde ze in het hoofd van de student heeft aangericht. Ze is hem dankbaar dat hij zo vriendelijk voor haar man is geweest. Ze zal nooit vergeten hoe liefderijk hij hem ondersteunde, met zijn arm om zijn gebogen schouder. En dat hij hem zijn eigen jasje heeft omgeslagen is werkelijk ontroerend, al is het versleten. Trouwens, alle mensen in huis zijn zo goed voor hem. Kapitein Van Beesd heeft aangeboden hem te laten onderzoeken, en meneer Brom sprak zelfs van opknappen. Maar ze is gelukkig met hem zoals hij is, de stakkerd met

[pagina 86]
[p. 86]

zijn ene been en lange, magere hals. Wat een vreemde, mooie liederen zingt hij als ze zijn snaren streelt. Liederen van liefde en verlangen die haar hart doen volstromen. 's Nachts neemt ze hem in haar armen, en ze slaat haar blote benen om hem heen, zonder enige schaamte, en ze drukt zijn hals met die wonderlijke melodieën tussen haar borsten zodat het haar pijn doet en ze rode striemen krijgt. Leda kon de hals van haar zwaan niet driftiger tegen zich hebben aangetrokken.

Het is maar goed dat mevrouw Fiolet daarvan niets afweet. Ze kent dan wel de losse zeden van het kunstenaarsleven, maar ze haat ze ook, en in haar pension erkent ze slechts de algemeen geldende strakke. Het echtpaar Van Beesd heeft haar al menige slapeloze nacht bezorgd, en alleen door haar voorstellingsvermogen beperkingen op te leggen - en door zakelijke overwegingen? - heeft ze haar geweten in slaap kunnen wiegen. Maar Liesjes gedrag is mevrouw Fiolet toch al door an-

[pagina 87]
[p. 87]

dere uitingen opgevallen. Haar geheimzinnig stille thuiskomst, na al die weken van afwezigheid bevreemdde haar direct al, en toen ze er naderhand blijkbaar niet aan dacht haar lessen te hervatten, maar werkeloos op haar kamer bleef achter een gesloten deur, begon haar levenswijze mevrouw Fiolet hoe langer hoe minder te bevallen. Ze had al verscheidene malen voor Liesjes deur gestaan, van plan haar te spreken te vragen, maar ze kwam er telkens niet toe om aan te kloppen of aan de knop te draaien. Meer dan eens was ze daarvan afgehouden door het geluid van Liesjes stem; het leek wel, of ze daar in haar eenzaamheid hardop een verhaal zat te lezen, maar dat kon toch ook weer niet, want van tijd tot tijd zweeg ze of stelde ze een vraag, alsof er iemand naar haar luisterde.

Ook nu is er weer iets dat haar van binnengaan afhoudt, als ze aarzelend op de overloop staat. Ze hoort Liesje een korte toon op haar cel aanstrijken, dan iets zeggen, een liefkozend woord lijkt het, en

[pagina 88]
[p. 88]

daarna klinkt weer een enkele toon. Mevrouw Fiolet moet aan een verhaaltje met muziek denken dat ze als kind eens hoorde; telkens werd er iets verteld, over een muizenprins, en dan volgde er een kort melodietje dat iedereen moest meezingen, bij wijze van illustrerende koorzang. Ze draait zich om en loopt nadenkend de trap op die naar de bovenste verdieping leidt. Ze zal meneer Brom eens om raad vragen, en als hij die niet geven kan is hij in elk geval een goed luisteraar. Dat heeft ze gemerkt toen zij hem haar eigen geschiedenis vertelde. Wat verwachtte ze eigenlijk van hem? Of had ze het alleen maar nodig haar gedachten eindelijk eens luid uit te spreken? Bij zijn kamer gekomen klopt ze aan, in haar oren al de hoge verstrooide stem die binnen roept. Maar in plaats daarvan klinkt een gesmoord: ‘Nee, nee, niet binnen komen,’ en dan vermengen zich allerlei schuivende en stotende geluiden die ze niet kan thuisbrengen, tot ze de zachte voetstap van de oud-leraar hoort

[pagina 89]
[p. 89]

die haar komt opendoen. Verbaasd merkt ze op dat hij de sleutel omdraait, en als hij met verwarde blik en haren voor haar staat zegt ze, zelf ook verward:

‘O, ik wist niet dat ik stoorde, meneer Brom.’

‘Nee, nee,’ antwoordt hij hijgend, ‘u stoort nooit, mevrouw, dat weet u wel. Maar ik was juist met iets bezig, begrijpt u, dat ik liever...’

Ze kijkt langs zijn schouder de kamer binnen, alsof ze half en half verwacht een geheime drukpers aan te treffen, maar ze ontdekt niets wat de geluiden zou kunnen verklaren. Alleen zijn leunstoel staat niet op zijn plaats, maar dat is toch niets bijzonders. Er heerst even een stilte, die ze tenslotte verbreekt met te zeggen dat ze voelt ongelegen te komen, en als hij haar niet bij zich uitnodigt excuseert ze zich nog eens, en daalt verdrietig de trap weer af. In haar kamer zit ze een tijd gedachteloos en gedrukt voor zich uit te kijken; de vage gestalten van voorbijgangers langs het raam lijken de

[pagina 90]
[p. 90]

vluchtigheid van iedere kennismaking te symboliseren, en doen haar de teleurstelling om de houding van meneer Brom, die ze als haar vertrouwde begon te zien, nog scherper voelen. Als de klok dwingend slaat staat ze tenslotte zuchtend op om haar huishoudelijke plichten in de keuken te vervullen.

In de schemerige gang loopt ze haast tegen Liesje op. Ze heeft haar cel bij zich, en houdt hem met haar arm vast tegen zich aangedrukt.

‘Ga je uit, Liesje?’ vraagt mevrouw Fiolet zwak.

‘Ja, we gaan uit,’ zegt Liesje, met nauwelijks bedwongen blijdschap, en ze loopt mevrouw Fiolet haast dansend voorbij. Even later slaat de buitendeur dicht.

Midden in de gang breekt mevrouw Fiolet in snikken uit. Heeft niemand haar dan meer nodig? Is ze een ongewenste gast, in eigen huis?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken