Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De onrustzaaier (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De onrustzaaier
Afbeelding van De onrustzaaierToon afbeelding van titelpagina van De onrustzaaier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.12 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De onrustzaaier

(1955)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[XI]

Heeringa was benoemd in de raad, als fractieleider nog wel. Hij had maar twee partijgenoten aan te voeren, een boer en een kruidenier, maar hij kon makkelijk een meerderheid samenstellen als hij een paar raadsleden die op de wip zaten naar zich toe wist te trekken. En al waren die twee van een andere godsdienstige secte, ze wisten wat bidden was, terwijl de oppositie de handen alleen bij elkaar bracht om te applaudisseren op een ontspanningsof ontwikkelingsavond, al dan niet als gast van meester Chris. Heeringa trok dus met succes, en er vielen heel wat besluiten die in zijn voordeel waren, en daarmee in het voordeel van zijn school.

Hij had zijn benoeming te danken aan de plotselinge dood van de nog jonge boekbinder Niehof, een van de weinige verdraagzame christenen die ik ken. Hij bond liever dossiers en wetboeken voor mij in dan bijbels voor anderen, zei hij; want in tegenstelling tot wat ik hem bracht kende hij de bijbel, en die bond hem in. Hij was

[pagina 58]
[p. 58]

een vrolijke kerel en ik verdenk Heeringa ervan zijn handlangers opdracht te hebben gegeven om hem te vergiftigen. Een goed fractieleider was hij met al zijn tolerantie natuurlijk niet geweest, hij beperkte zich meestal tot het vruchteloos indienen van voorstellen voor een of andere sociale verbetering, en gooide op iedere raadsvergadering wel een karaf water om. Voor scholen had hij een diepe minachting, omdat er niets nuttigs werd onderwezen, en als er onderwijskwesties aan de orde kwamen was hij afwezig. Een waardiger opvolger dan Heeringa had hij waarachtig niet kunnen krijgen.

De krant van Lopend Vuurtje noteerde de koerswijziging van de fractie na Niehofs dood nauwkeurig. Lopend Vuurtje is de hoofdredacteur; hij heeft die naam te danken aan zijn rood aangelopen gezicht, en aan de snelheid waarmee hij de meest onzinnige geruchten ook buiten zijn krant wereldkundig maakt. Hij is een beste kerel maar volslagen gek, een mislukte jurist met een verstand dat zo scherp is dat hij er al zijn gedachten mee doorsnijdt en ze dan weer verkeerd aan elkaar plakt. Maar hij had direct in de gaten waar het christelijke hoofd op af wilde, en dat schreef hij ook, al kostte het hem abonné's. De lieve heer en de boze Heeringa, zette hij er dan boven, of: Heeringa weet het beter dan de Heer. Voor dat laatste opschrift werd zijn krant eens een week verboden. De volgende dag hingen overal in de stad plakkaten met: Gemeentebestuur schendt de grondwet, en dan een hele verhandeling over de misdadige verkrachting van het recht op vrijheid van drukpers. Het was allemaal een beetje dik wat hij deed en zei, een andere stijl dan de

[pagina 59]
[p. 59]

mijne, maar hij durfde tenminste en als hij in de juiste stemming verkeerde was hij niet te verslaan als het op drinken aankwam. De laatste tijd heeft hij zich wat gematigd, op advies van dokter Blom. Maar niet in woord en geschrift; daaraan is hij altijd nog meer verslaafd dan aan de drank, alleen de dood kan hem het zwijgen opleggen.

Kort na dat verbod verscheen hij met een artikel waarin mijn naam werd genoemd. Heeringa maakt eerbaar notaris verdacht, heette het, of iets dergelijks. Waarom die lidwoorden altijd worden weggelaten begrijp ik niet; als ik dat in mijn actes deed waren ze waarschijnlijk niet eens rechtsgeldig. In dat stuk stond dat het bijbelhoofd mij tijdens een raadsvergadering de heidense hoeder van misleidende theorieën en misdadige figuren had genoemd, en dat B en W die belediging van een achtenswaardig burger over hun kant hadden laten gaan. Ik belde Lopend Vuurtje op om nadere bijzonderheden, en daarmee gewapend trok ik naar het raadhuis. De burgemeester liet niet thuis geven, zo kwam ik weer terecht bij die regenbestrijder. Ik gaf hem direct de wind van voren.

- Ik vind uw houding misselijk en onwaardig, zei ik.

- Ta ta ta ta, kwaakte hij weer, maar het ging niet van harte; hij vond het zelf blijkbaar ook een goedkoop argument.

- U had toch tenminste voor de vorm kunnen protesteren, vervolgde ik. - Dat was mij genoeg geweest, want wat Heeringa zegt raakt me niet. Als mijn practijk hier schade van ondervindt doe ik hem en u een proces aan, en dat win ik.

[pagina 60]
[p. 60]

- Laten wij het niet over die boeg gooien, zei hij benauwd, en hij stak me een kistje sigaren toe dat ik veinsde niet op te merken. - Ik betreur het voorgevallene, en heb meneer Heeringa na afloop van de vergadering van mijn misnoegen laten blijken. Die hele zin kwam er weer zo stuntelig uit dat hijzelf onmogelijk de maker kon zijn. Maar het was een vorm van excuus, en ik nam er voorlopig genoegen mee. Ik triomfeer niet graag. Daar maakte hij ogenblikkelijk misbruik van door op geniepige toon te zeggen:

- Die avondcursus in onze openbare school bevalt het gemeentebestuur overigens hoe langer hoe minder, notaris. Woont u hem nog geregeld bij, als ik vragen mag?

- Van tijd tot tijd.

- Ik krijg niet vaak meer verslag van u.

- Er is niets bijzonders te melden.

- En dit dan?, vroeg hij, en hij haalde met een zwaai twee boeken tevoorschijn, die hij beslist moet hebben zitten lezen voor ik binnenkwam. Hij legde ze met een klap voor me op tafel neer. Het ene heette, als ik me goed herinner: Christendom zegen of gevaar?, en het andere ging over het sexuele leven van de mens.

- Ik ken ze niet, zei ik naar waarheid.

- Het hoofd van de openbare school gebruikt ze als leerstof op zijn ontwikkelingscursus, antwoordde hij smalend.

- Ontspanningslectuur is het bepaald niet, zei ik. - Er zullen ongetwijfeld veel mensen zijn die eruit kunnen leren. U misschien nog wel, en meneer Heeringa.

- U bent beledigend, riep hij woedend, en hij sprong op.

- Dan zijn we quitte, zei ik rustig, en ik bleef zitten.

[pagina 61]
[p. 61]

Op dat ogenblik werd de deur achter me opengestoten en kwam er iemand hijgend binnenstuiven, tot vlak naast mijn stoel. Het was Heidendaal. Ze zag me niet, en riep met overslaande stem, als het eerste het beste viswijf:

- Ik houd het niet meer uit, God, ik houd het niet uit!

Het was haar aan te zien, ook zonder dat ze het openbaarde. Ze leek half waanzinnig, liet haar ogen bijna op mijn hoofd vallen en trok meedogenloos aan haar haren, alsof ze het bij een ander deed.

- Een beetje cognac?, vroeg ik, en ik haalde een plat flesje uit mijn zak dat ik altijd bij me draag. Het heeft een leren hoesje, en een zilveren schroefbekertje, bijzonder handig.

- Schurk, gilde ze, maar het was maar in het wilde weg, geloof ik, want ze zag me niet eens.

- Rustig toch, juffrouw Heidendaal, zei de wethouder, en hij liep met uitgespreide armen op haar toe, alsof hij de maat aangaf van een levensgrote paraplu die haar wel tegen de wereld zou beschermen. Ik stond op, en we drukten haar samen in mijn stoel. Daar bleef ze een tijdje wezenloos voor zich uit kijken, en ik zag kans haar het volle bekertje in de hand te stoppen. Ze sloeg het met het mij bekende gebaar naar binnen, tot verbazing van de wethouder die zijn paraplu weer had dichtgeklapt en er verregend uitzag.

- Dat zal u goeddoen, zei ik volkomen overbodig, want de uitwerking was weer verrassend. Ze kwam zichtbaar tot rust, en hield het bekertje op als een kind dat melk vraagt. Ik schonk het nog een keer vol, maar toen ze het geleegd had nam ik het haar uit de hand en

[pagina 62]
[p. 62]

schroefde het weer op het flesje. Ik had leergeld betaald.

- Vertelt u nu eens rustig wat u niet uithoudt, zei ik vaderlijk. Het leek me het beste de leiding in handen te nemen.

- Ze roepen me na, zei ze mat.

- Dat is toch niets bijzonders?

- Ik heb ze allemaal een nieuw hart gegeven, uit naam van onze verlosser, prevelde ze, - en nu roepen ze me na.

- Het is niet hartelijk, zei ik, - maar u bent het toch gewend?

- Notaris, zei paraplu waarschuwend, en dat was precies mis; ineens sprong ze overeind en brulde, want anders dan brullen was het niet:

- Ik zeg u, notaris, ik zeg u, ze roepen: Heidendaal heeft een meidenkwaal, Heidendaal heeft een meidenkwaal. En dat herhaalde ze tot ze niet meer kon en ze weer op haar stoel terugviel.

- Het is inderdaad schandelijk, zei de wethouder verontwaardigd.

- Blaas het niet op, zei ik. - Het is een kwajongensrijmpje, anders niet. Het betekent niets. Het is van dezelfde orde als sommige van die onzinnige springversjes.

- Ik begrijp niet wat dit met springen te maken heeft, zei paraplu, die kwaad wilde zien waar het niet was. - Ik bespeur hier de invloed van deze verderfelijke lectuur, notaris. En hij sloeg nog eens met zijn hand op de boeken die hij zo verafschuwde.

- Ik ken een boek waar nog wel iets anders in voorkomt, zei ik nijdig, - een boek dat u behoort te kennen. Heidendaal was weer enigszins tot zichzelf gekomen, en

[pagina 63]
[p. 63]

zat ons met waggelend hoofd aan te kijken. Ik vond de hele situatie luguber, en daar houd ik niet van, dus ik deed pogingen er een eind aan te maken. Ik zei:

- Als de bode een rijtuigje wil halen dan breng ik juffrouw Heidendaal thuis. Wat denkt u daarvan, wethouder?

- Uitstekend, antwoordde hij zuinig, en drukte op een bel. Toen de bode de opdracht had ontvangen, wendde hij zich weer tot mij:

- U begrijpt wel, notaris, dat aan die cursus een eind moet komen. De gemeente kan het schoolgebouw niet beschikbaar stellen voor het aankweken van immorele gevoelens en gedachten.

Ik vond het niet het geschikte ogenblik daarop in te gaan, en dat gaf ik hem met een enkel woord te kennen. Hij trok een pruimemond en deed er het zwijgen toe. Maar de volgende dag kreeg ik dezelfde kennisgeving in ambtelijke taal op schrift, en toen de cursisten 's avonds de school wilden binnengaan hadden zich twee agenten voor de deur opgesteld. Meester Chris kon hoog of laag springen, en dat deed hij, maar de toegang bleef ook voor hem gesloten. Voor het eerst tijdens zijn verblijf hier, en misschien wel tijdens zijn verblijf op aarde, moest hij voor de overmacht zwichten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken