Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Taal noch teken (1960)

Informatie terzijde

Titelpagina van Taal noch teken
Afbeelding van Taal noch tekenToon afbeelding van titelpagina van Taal noch teken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (14.80 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Taal noch teken

(1960)–Willem G. van Maanen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]

Voor mijn vader

 

[pagina 5]
[p. 5]

[I]

Nauwelijks geboren of ik ben alweer aan het sterven; zo voel ik het, want wat is nu zestig jaar? Als ik mijzelf bekijk... Vooruit maar weer, ik steel het ronde spiegeltje onder mijn hoofdkussen en ik zie: een lang, mager gezicht, overtogen met een baard als witte schurft; een zieke geitekop, anders is mij niet toegedacht in dit laatste uur. De ogen zijn brandend, smeulend althans. De spitse neus is eigenwijs en nieuwsgierig gebleven, alsof er toch nog iets te ontdekken valt; het voorhoofd te smal, de mond zwak en huilerig, gevormd om te klagen, niet om te vloeken, een ding om blijvend te verachten. Een gezicht vol tegenstellingen nog altijd, zoals ieder gezicht trouwens, en de dood is er goed voor om dat allemaal glad te strijken, om er zijn kunstmatige glimlach op te leggen. Voor mij geen genade, maar ik hoop op een vlucht engelen die me ter ruste zullen zingen, ook al breekt er dan geen edel hart.

Schreef ik nog drama's, ik zou de regisseur verzoeken om: Het hol van een schrijver, de toneelschrijver Kazan. Gezicht en handen zwak belicht door het binnenvallend schijnsel van een straatlantaarn. Als het doek opgaat bekijkt Kazan zich steels in een rond spiegeltje. Hij ligt op een ouderwetse rustbank met gebloemde bekleding; naast hem een tafeltje met boeken en vruchten. Een openstaande deur in de achterwand geeft toegang tot een tweede kamer, die nog in het duister ligt. Kazan, zuchtend: ‘Nauwelijks geboren of ik ben al weer aan het sterven...’

Maar ik schrijf geen drama's meer. Langgeleden was ik een meester in sterfscènes, tonelen waarin ieder woord een windstoot was die de boom verder ontbladerde, maar het is voorgoed voorbij. De zolderschuiten in de gracht, tegenover mijn huis, dragen balen drukwerk op hun rug; er zal zeker een van mijn stukken bij zijn. Maar die boten lezen alleen hun eigen spiegelbeeld in het water, het kreukelt soms en ritselt aan hun

[pagina 6]
[p. 6]

ijzeren flanken; en de sjouwers, die het oude papier uit de pakhuizen aan dek dragen, vinden hun vracht ook ongelezen al zwaar genoeg. Zelfkwelling dat ik domicilie koos in het gezicht van een dergelijk schrijnend memento, of toeval? Een staal van zelfkennis misschien, want welke plek was geschikter om mijn eigen dood te bewenen dan die? Mijn dood als toneelschrijver, want zo noemde ik mij nog steeds toen ik mij er kwam vestigen; een vader blijft vader, al overleeft hij zijn kinderen.

Ik streel de verkleurde bloemen van de rustbank; mijn hand is een vleermuis die trilt en fladdert alsof er duizend gevaren moeten worden ontweken. Niet meer dan een seconde ligt er tussen het kinderspel met de gedrochten op het behang en het strelen van de bloemen. Ik zou mijn dochter kunnen roepen die in de achterkamer te slapen ligt, maar ik laat haar rusten, ze kan mijn eenzaamheid niet meer opheffen, iedere dialoog eindigt toch weer waar hij begon.

‘Marthe!’

In het vertrekje gloeit rossig licht aan, een stoel met witte kleren begint zich langzaam in de spiegel te herhalen. Marthes bleke gezicht staat uitdrukkingloos tussen de lange donkere haren: opengeschoven gordijnen van een leeg toneel waarop nog van alles kan gebeuren. Ze komt wankelend binnen, legt haar hand op mijn hoofd en gaat naast me op de grond zitten.

‘Marthe, ik kan niet slapen.’

‘In mijn droom hoorde ik je roepen, vader. Ik reed paard, we stormden door een donker bos, en toen riep je me.’

‘Ik stoorde je weer.’

‘Ik weet niet, ik had kunnen vallen. Zal ik je voorlezen? We waren bij het derde hoofdstuk.’

‘Ik ben je tot last, Marthe.’

‘Of was het het vierde?’

‘Ik druk op je als een wolk, je voorhoofd is betrokken, in je ogen hangt een nevel.’

[pagina 7]
[p. 7]

‘Ik zou een vlam in mijn ogen willen dragen.’

‘Waarom?’

‘Om jou te verwarmen, om de schimmen te verjagen, om de lantaarn te doen verbleken, om alles in een nieuw licht te zetten.’

‘En als je jezelf zou verbranden, Marthe?’

‘Ik zal een appel voor je schillen, vadertje.’

De dunne schil kronkelt als een slang uit haar handen. Ze reikt mij een partje aan, ik houd het voor mijn ogen zonder erin te bijten.

‘Het is net een bootje, een wit verlaten bootje. Dat zegt Andrea, het speelse meisje uit een van mijn stukken. En haar moeder, treurig: ‘Verbeelding kan overal op varen.’

‘Ik herinner het me, vader.’

‘Ik houd van zinnetjes die de aandacht van de handeling afleiden. Ik had jou veel eerder moeten hebben, Marthe.’

‘Ben ik te laat geboren?’

‘Jij hebt goede invallen. Ik zou een vlam in mijn ogen willen dragen, dat is mooi vrouwelijk. Ik stel me daar een scène bij voor, het is genoeg om er een heel stuk op te bouwen. Zeg het nog eens, als je wilt.’

‘Ik zou een vlam in mijn ogen willen dragen.’

‘Het moet extatischer, je bent een jonge vrouw met een boodschap, je wilt licht brengen in een verduisterde wereld. Nog eens, Marthe, dringender.’

‘Ik zou een vlam in mijn ogen willen dragen.’

‘Waarom huil je, Marthe?’

‘Ik weet het niet.’

Daarmee eindigt alles, ik laat haar maar slapen. Buiten, op de gebogen brug, is een gestalte een eind aan zichzelf aan het spelen; hij is, steeds sierlijk, over de dunne leuning gaan hangen. De lantaarn schommelt alsof er wind is, het licht tikt de ongelukkige af en toe op zijn smalle rug. Straks zal de nachtelijke

[pagina 8]
[p. 8]

soldaat komen, de zielenredder in uniform, en zijn drieledige manoeuvre uitvoeren: een kort rookgordijn van mistige woorden, het lokken in de zondeval en het gevankelijk wegvoeren naar een huis dat veel te warm en te licht zal zijn. De weg leidt als steeds langs de menslievende dame met de duivenborst, en liever dan in de harde arm van zijn overwinnaar zou de man zijn hoofd willen vlijen op die zachte peluw en daar inslapen om nooit meer te ontwaken. Maar hij is gekluisterd aan zijn gids, die de sissende ondertonen van haar zoete geroep vertaalt als het spetteren van haar vlees in het hellevuur. Het wachten is op de dirigent in het kleine hoekhuis aan de overkant. Het heeft lang geduurd eer ik zijn bewegingen in het lichte raam herkende, maar wie verwacht ook een symfonie-orkest in een zo mager grachtenhuisje. Een magerte overigens die volstrekt ongemotiveerd is, want de woning ligt niet ingeklemd tussen oppermachtige buren, zoals dat verderop voorkomt, maar grenst aan een pakhuis en aan de lucht. Angst of valse bescheidenheid moeten het in zijn groei hebben belemmerd; en hoe schadelijk zulke gevoelens zijn blijkt alleen al uit de botsingen waaraan het bloot staat; vrachtwagens schampen erlangs, handkarren stoten er brokken af, voetgangers bij nacht laten er gewetenloos hun sporen op achter. De oude toren zingt met horten en stoten dat er een kindje geboren is op het topje van het huis, en de schenders kijken op alsof ze het carillon geloven. Ze zien niets meer dan ik: de wolken voor de maan, het gekartelde profiel van het dak, het verlichte raam waarachter de dirigent staat te gebaren alsof hij hemel en aarde in zijn greep wil samenvatten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken