Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blauwe damp (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blauwe damp
Afbeelding van Blauwe dampToon afbeelding van titelpagina van Blauwe damp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.68 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blauwe damp

(1994)–Marcel Maassen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Jos en Marie-José

Wij hadden geen last van elkaar. We scholden elkaar niet uit en we maakten elkaar niet belachelijk, we roddelden niet, we deden helemaal niets en we zeiden helemaal niets, we liepen langs elkaar heen alsof we elkaar niet kenden en eigenlijk was dat ook zo. Goed, ooit, lang geleden, had ik bij haar in bed gelegen en haar bijna aangeraakt. En gekust hadden we ook, nog langer geleden, op de wang, op het schoolplein. Maar wat stelde dat voor? Bovendien, we werden volwassen, stoer, mijn eerste zaadlozing in de handpalm van een meisje was al geschiedenis, ik had seks gehad, ik was zestien en een vent. En misschien had zij het zelfs al gedaan, echt gedaan.

Een vergeten kinderruzie waaruit een onzinnige traditie was voortgekomen: als je haar ziet doe je net alsof je haar niet ziet. Zo hoort dat. Zo bleef het tot op de dag dat Jos met haar kwam aanzetten.

 

Elke vrijdagavond gingen we naar de schaatsbaan, naar kunstijsbaan ‘Glanerbrook’. Wij, De Jongens van De Zolder en nog een stel anderen. Het was onze avond. We waren met velen en dus hadden we een grote bek en dus was de schaatsbaan van ons. We deden niets bijzonders: wie een ‘wijf’ had, schaatste met z'n wijf of tongde met z'n wijf en wie geen wijf had, haalde Duitsers onderuit. Duitsers waren vogelvrij: ze konden geen van allen schaatsen en ze hoorden er niet te zijn. Duitsers moesten neer.

Natuurlijk deed je nooit wat je wilde doen, toen al niet. Je zit in de dug-out aan de rand van de schaatsbaan te tongen, je ‘pakt een wijf’ en je verveelt je dood. (‘Een wijf pakken’: Steek ik m'n tong niet te ver uit? Is ze links- of rechtsdraaiend? Wat zou Jos aan het doen zijn?) Wijven zijn ook niet alles. Ze schaatsen als Duitsers en na een uur tongen en beentjewrijven, heb je het wel gezien. En verder willen ze niet gaan. Trouwens, jijzelf ook niet, je zou niet weten wat je moest beginnen.

‘En als je dan vingert, wat doe je dan?’

‘Gewoon.’

‘Wat gewoon?’

‘Gewoon erin stoppen.’

[pagina 59]
[p. 59]

‘Gewoon in de kut?’

‘Je middelvinger.’

‘Waarom die?’

‘Omdat die het langst is, lekker diep.’

‘En dan?’

‘Niks en dan.’

‘Wat moet je dan doen als ie erin zit?’

‘Niks, gewoon erin houden.’

‘En dan, komt ze dan klaar?’

‘Reken maar.’

Je kunt beter Duitsers onderuit halen.

 

De schaatsbaan, een vrijdagavond. Ik verveelde me verschrikkelijk. De groepen waren niet best verdeeld: Gerard was mijn enige echte vriend in het groepje zonder wijven en de rest was min of meer simpel. Gerard vond dat ook. (‘Simpel’: iemand die er niet bijhoort maar ook niet echt een eikel is, is simpel. Een verdere nuancering van ons mensbeeld.) Er zat niets anders op dan telkens maar weer met diezelfde simpele jongens onze rondjes te draaien, op zoek naar nieuwe slachtoffers of oude slachtoffers die een dubbele afstraffing verdienden. Het ging er niet om wat je deed maar met wie je het deed, en die avond deed ik het met de verkeerde mensen. Het was ook mijn eigen schuld, ik had niet goed opgelet. Aan het begin van de avond, tussen acht uur en half negen, vond er altijd een splitsing plaats. Sommigen gingen schaatsen en anderen gingen zitten. Wie ging schaatsen, bleef schaatsen en wie in de dug-out ging zitten, bleef daar zitten. Na verloop van tijd kwamen er vanzelf wat wijven opdagen. De wijven werden dan keurig verdeeld.

Die avond waren Jos en ik weer eens onafscheidelijk, dacht ik. We zouden samen een hoop lol hebben. Samen waren we het ijs opgegaan - het nieuwe gladde ijs waarop niemand hard durfde te remmen, behalve wij - en samen waren we ruig. Ik dacht aan geen dug-out en aan geen melden, ik was met Jos.

Jos ging naar de wc en het duurde lang, te lang voordat hij terugkwam. Ik ging kijken waar hij bleef, ik kwam langs de dug-out en daar zat Jos en verder iedereen die een beetje de moeite waard was. Er zaten ook al een paar wijven maar die

[pagina 60]
[p. 60]

hoorden nog nergens bij. Omdat er minder wijven dan jongens zaten, was de toegang gesloten, ook voor mij. Dat was nu eenmaal zo. Dat was de wet: je moet niet lullen.

Ik bleef nog even staan, probeerde nog een babbeltje te maken maar het lukte niet. Natuurlijk lukte dat niet, al zat je eigen moeder in de dug-out, als je er niet bijkoorde dan hoorde je er gewoon niet bij, dan moest je oprotten en niet gaan ouwehoeren. Een harde maar eerlijke wet die gold zolang de avond duurde. Ik hoorde er niet bij en dus zat er niets anders op dan te kijken wat er verder overbleef.

Gerard en ik draaiden onze rondjes en hadden weinig lol. Waar wij gingen, ging de rest van de groep, die we alsmaar probeerden kwijt te raken. Dat lukte niet. Het was onze eigen schuld.

Dat je van tijd tot tijd eens ging kijken hoe het ermee stond, dat was normaal, dat mocht. Maar beslist niet vaker dan één of twee keer in een half uur en je moest ook niet te veel lullen. Gerard en ik schaatsten telkens zo dicht mogelijk langs de dug-out om te kijken wie daar zat en wie bij wie zat en hoe men zat. Toen gingen we erop af. Dezelfde mensen als altijd en de verdeling was ook niet spectaculair. Maar er was één nieuwe en ze zat bij Jos, één nieuwe...

‘Ken je dat wijf?’ vroeg Gerard.

‘Ja’, zei ik, ‘Marie-José van der Kamp. Ze heeft bij mij in de klas gezeten op de Sint-Joseph.’

‘En?’

‘Een trut.’

Gerard ging even dag zeggen en ik moest mee. Jos zag ons komen, sloeg zijn arm om haar heen en lachte triomfantelijk. ‘Dag’ zei Gerard en Marie-José zei ‘dag’. Toen keek ze mij aan en glimlachte. ‘Dag’ zei ik en zij zei ‘dag’. ‘Ken je haar nog?’ vroeg Jos. ‘Ja’, zei ik en lachte. Zij lachte ook. We bleven nog eventjes staan, stilletjes, onwennig, en daarna schaatsten we weg. ‘Lekker wijf’, zei Gerard en ik zei ‘ja’.

Het was ook een ‘lekker wijf’, Marie-José. Mooie ogen had ze, mooie donkere ogen en mooi zwart haar. De rest van de avond bleef ik uit haar buurt. Ik draaide mijn rondjes, met Gerard en met wat anderen, ik draaide mijn rondjes en gluurde, naar Jos en naar Marie-José.

[pagina 61]
[p. 61]

Om half elf sloot de schaatsbaan en om kwart voor elf stond je buiten. Tenminste, als je had geschaatst. Had je niet geschaatst dan stond je om kwart over tien al buiten, dan stond je te tongen en een beetje tegen elkaar op te rijden. ‘Kutjeschuren’ heette dat, jouw been tussen haar benen en dan schuren. Om kwart voor elf liep ik naar buiten, liep ik langs het fietsenrek waar het kutjeschuren in volle gang was. Jos stond er ook, Jos en Marie-José, ze stonden er gewoon, zonder te kussen, ze hadden elkaar niet eens vast, ze stonden te praten en af en toe lachten ze. Ik wachtte.

Ik wachtte, het was bijna elf uur, ik wachtte, het werd tijd dat hij kwam, samen uit samen thuis, al had je een wijf te pakken, je ging naar huis met je vrienden en niet met haar, dat hoorde zo. Ik wachtte op Jos maar Jos kwam niet. Anderen gingen naar huis en riepen mij. ‘Nee, ik wacht op Jos’, riep ik, riep ik hard, zodat Jos het goed kon horen.

Toen stonden we daar nog met z'n drieën, Jos en Marie-José, hand in hand nu, en ik, alleen, vijfentwintig meter van hen vandaan. Ik was eenzaam. Ik was verliefd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken