Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blauwe damp (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blauwe damp
Afbeelding van Blauwe dampToon afbeelding van titelpagina van Blauwe damp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.68 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blauwe damp

(1994)–Marcel Maassen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Schrijver zijn

Iets zijn. Iets worden. Ik wilde marine-officier worden, had ik bedacht. Misschien omdat ik zo van zwemmen hield, van water. Omdat ik verliefd was op de zee. Pas één keer had ik de echte zee gezien en ik was verliefd op de zee. Op de brug over de Maas bij Elsloo, af en toe op een zondag met vader op de fiets, moest ik altijd stoppen om een paar minuten te kijken. Dan staarde ik in de diepte, in het water van de Maas, en ik kneep m'n ogen halfdicht zodat ik geen oevers meer zag maar alleen nog water, twaalf vierkante meter Maas, mijn zee. Ik was Der Junge von St. Pauli en Fredd? Quinn was mijn vriend.

Marine-officier zou ik worden. We kregen een beroepskeuzetest op school, in de derde klas. Een lijst met twaalfduizend meerkeuzevragen die je zorgvuldig moest beantwoorden. Je antwoorden werden geanalyseerd om te weten te komen wat je wilde worden. Deed je graag boodschappen voor je moeder? Indien met ‘ja’ beantwoord, wilde je arts worden.

Ik wist wat ik wilde worden. Bij elke vraag vroeg ik mij af wat ik moest aankruisen om marine-officier te willen worden, a of liever b, misschien toch c of eerder d? Uiteindelijk bleek dat ik drie dingen wilde worden, ik weet niet meer wat, maar in elk geval geen marine-officier. Ik werd ook geen marineofficier. Ik werd iets anders, ik weet nog niet wat.

 

Ik moest iets, zei vader. Werken was zonde van mijn vwo en niet werken was een schande, in dienst hoefde ik niet en dus bleef er eigenlijk maar één ding over. Ik besloot te gaan studeren. Dat vond vader een prima plan, precies wat hij zelf al had bedacht (‘Het gaat in het leven toch nog steeds om je papiertjes’). Welke studie het werd, interesseerde hem niet. Het werd Nederlands, bij toeval.

We moesten lezen voor de lijst en ik hield niet van lezen en dus zocht ik naar dunne boekjes. ‘Moet je Nescio lezen’, zei iemand. Een paar dagen later, in de bibliotheek, probeerde ik me de naam die ik had gehoord, te herinneren. Ik kwam thuis met boeken van Ionesco. Pas later, nadat ik tijdens de literatuurles Nederlands had gesproken over het mooie boek van

[pagina 72]
[p. 72]

Ionescio dat ik aan het lezen was (dat ik dus niet aan het lezen was), werd mij duidelijk dat ik de zaken een beetje door elkaar had gehaald. De Uitvreter, moet je lezen, van Nescio', zei Limpens, onze leraar. Toen las ik Nescio en huilde, dikke echte tranen. Opeens was ik weer acht en helemaal alleen op de wereld. Zo mooi. Toen wist ik: ik zou Nederlands gaan studeren. En ik wist ook: ik word schrijver.

Onmiddellijk was ik een schrijver.

 

Jos was dood en vrienden had ik niet meer. Geen vriendin ook. Voetballen deed ik niet meer en uitgaan evenmin. Alles weg.

Ik moest toch ergens in geloven. Mijn leven ging toch door. Ik moest opnieuw beginnen. Plannen maken. Bouwen. Aan de toekomst denken.

Ik dacht aan de toekomst: alles zou beter worden. Beter althans dan in het heden, want in het heden was ik een klein wit poedeltje, tussen duizenden benen op het marktplein wanhopig op zoek naar de schoenen van het baasje. Een zielig wit poedeltje, verdwaald.

Leraren vroegen wat we zouden gaan doen na het examen. De een ging economie studeren om econoom te worden. De ander ging medicijnen studeren om dokter te worden. Weer een ander ging werken om geld te verdienen. Ik ging Nederlands studeren om schrijver te worden. Dat vond men interessant.

In de pauzes, wanneer ik onder het afdak een sigaret stond te roken, werd ik door allerlei mensen aangesproken: ‘Dus jij wil schrijver worden, wat interessant.’ Ik voelde me goed. Zie je wel, dacht ik, zie je wel dat alles beter wordt. In augustus zou in Nijmegen een nieuw leven beginnen, het studentenleven, het schrijversleven: vrouwen en vrienden en bier. De toekomst en ik gaven elkaar een veelbetekenende knipoog.

Artistiek was ik. Dat kon je zien: een versleten suède jasje, een gat onder de rechteroksel, en een lange sjaal tot bijna op de grond - eerst wit, al gauw smoezelig, al gauw goor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken