Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Blauwe damp (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Blauwe damp
Afbeelding van Blauwe dampToon afbeelding van titelpagina van Blauwe damp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (8.68 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Blauwe damp

(1994)–Marcel Maassen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

Marie-José en Marcel: vuur en as

Echt vurig is onze liefde eigenlijk nooit geweest, ook niet in het begin. We waren redelijk tevreden met elkaar, wij tweeen. Niet eens zozeer vanwege het feit dat zij Marie-José was en ik Marcel en dat uitgerekend wij tweeën samen waren, nee, gewoon, omdat we met iemand waren en niet langer alleen, zij niet en ik niet. Het was goed om met iemand te zijn, met iemand thuis te zijn en je met iemand thuis te voelen, en niet elke avond opnieuw op pad te moeten, eruit, naar de kroeg, op zoek. Ik was tevreden met haar en zij met mij. Eigenlijk woonden we al vanaf de eerste nacht samen. Elk moment van de dag waren we bij elkaar, bij mij of bij haar, en na een paar weken besloten we te gaan samenwonen. ‘Scheelt toch een hoop geld’, zeiden we. Toen woonden we samen. Haar kamer werd ons huis en als er op de benedenverdieping een kamer vrij zou komen, zouden wij die overnemen. Zo ging het.

Nu ik eindelijk had gevonden wat ik al die tijd had gezocht, een stem uit een vrouwenlichaam, kon ik mij ook eens gaan wijden aan de studie. Meteen werd duidelijk hoe gering de motivatie altijd was geweest: het interesseerde me werkelijk niet. Ik kon me er eenvoudigweg niet toe zetten. Ik probeerde nog een keer of twee aan een tentamen mee te doen, heb nog een pagina of drie van een werkstuk geschreven, rotzooide nog een tijd wat aan en besloot er uiteindelijk mee op te houden. Om mezelf te verantwoorden, haalde ik dat schrijversverhaal maar weer eens van stal: ‘Ik wil een schrijver zijn en daar wil ik voor lijden. Als ik er m'n studie voor moet opgeven dan moet dat maar.’

 

‘Wij klampten ons aan elkaar vast, Marie-José en ik. Snap je?’

‘Ja, ik herken dat. Ik herken dat heel sterk.’

Bertram herkent dat heel sterk. Waarom vertel ik hem dit?

‘Het is niet zozeer dat je niet zonder elkaar kunt, dat niet, maar het ligt zo voor de hand. Wat je ook wilt, altijd is er iemand met wie je het kunt doen. Noem maar op: vrijen, ruzie maken, je vervelen, je afreageren, iemand de schuld geven van je eigen mislukking, alles. Het is zo makkelijk.’

[pagina 127]
[p. 127]

‘Precies.’

‘Je beperkt jezelf enorm. Je doet geen enkele moeite om andere mensen te leren kennen, je hebt genoeg aan jezelf en aan haar, denk je. En als je met een vrouw in een kroeg staat te praten, vraag je je niet eens af hoe het zou zijn om met haar je leven te delen. Hooguit vraag je je af hoe ze in bed is. En daar ga je dan voor, voor de seks. Dat is het enige waar je op aast, de rest interesseert je niet. Je stompt jezelf zo af in je tevredenheid.’

‘Ben je vaak vreemdgegaan?’ vraagt hij.

‘Redelijk. Ik ben niet zo trouw.’

‘Schijt aan de trouw; schijt aan de vrouw. Lang leve de vrije liefde!’

‘Proost.’

En je lult maar door en je lult maar door.

 

Liefde in ons eerste voorjaar. Samen fietsen we over de dijk door de polder. Het water van zilver en het riet van goud, mooi is het leven en haar haar is zwart met een blauwe schijn - even stoppen op een bruggetje - haar ogen zijn donkerbruin maar nu het zonlicht er zo zijdelings in schijnt, kleuren ze lichter. Twee gouden knikkers: honderdduizendmiljoentellers.

‘Pinkie’, zeg ik.

Ze begrijpt het niet. Natuurlijk begrijpt ze het niet. Ik heb geen zin het uit te leggen. Ze is gewoon verschrikkelijk mooi en ik ben gewoon verschrikkelijk verliefd, geil. Dadelijk gaan we ergens op een terrasje zitten en drinken we iets en straks gaan we vrijen, tussen Studio Spert en Koot en Bie.

 

Ik zag wat liefde was. Het heette Danerolles, croissantjes uit blik. Je rolt ze uit en je rolt ze weer op, stopt ze in de oven en bakt ze, voor je vriendin, op zondagochtend, terwijl zij nog in bed ligt en slaapt.

Ik was eens op een ochtend bij Hugo. Hij stond aan het aanrecht en rolde deeg. Ik vroeg wat hij maakte en hij vertelde dat hij Danerolles maakte, croissantjes, voor Nicole, zijn vriendin. ‘Ze slaapt nog’, zei hij, ‘lief hè.’ Ja, ik vond dat lief; ik vond dat liefde.

[pagina 128]
[p. 128]

De volgende zaterdag kocht ik een blik Danerolles. Natuurlijk had ik het niet moeten verklappen. Ik kon het niet laten. ‘Morgen heb ik een verrassing voor je’, zei ik. Zij vroeg ‘wat dan?’ en ik zei ‘zeg ik niet’ en zij bedelde ‘zeg toch’ en ik zei ‘Danerolles’. Dat vond ze lief.

Die avond in bed hadden we weer eens ruzie. Zij werd kwaad en ik werd kwader en we sliepen in zonder nachtzoen. 's Ochtends werd ik wakker en dacht ‘stik maar’. Zij werd ook wakker en wist van geen ruzie: ‘Ik dacht dat jij nog een verrassing had?’ Toen was ik al minder kwaad, maar ik had weinig zin om croissantjes te gaan bakken. ‘Doe jij het even’, zei ik. Dat vertikte ze. Ik vertikte het ook. ‘Stik toch in je croissantjes’, zei ze. Ze stapte uit bed en vertrok zonder te ontbijten, had een of andere afspraak. Zelf bleef ik liggen. Twee uur later werd ik wakker. In de keuken rolde ik het deeg. Ik at een half croissantje en de rest gooide ik weg. Ik vond het niet lekker of had geen trek.

 

‘Je moet je relatie spannend houden’, zeggen de blote meisjes in Playboy, ‘anders bloedt het dood.’ De domme blote meisjes hebben gelijk. Je moet samen iets doen, nieuwe dingen ontdekken, spannende dingen, in bed maar ook daarbuiten. Je moet eraan blijven werken, anders bloedt het dood.

Ik zou eraan werken en zij ook. Er kwam niets van terecht. Als ze klaagde over hoe het tussen ons ging, beloofde ik haar dat we samen ons best zouden gaan doen. Dan was het weer goed. Maar we deden niets.

Ik vond het wel best. Jij houdt van mij en ik houd van jou en alles is goed zoals het is en samen worden we zestig, traag maar gestaag, twee gouden vissen in een kom. Ik wilde niets willen, wilde nergens aan werken.

 

‘We hebben al vier maanden verkering en je bent nog niet zwanger. Dat gaat dan toch al wat beter dan met Jos.’ Dat zei ik zomaar, gewoon, luchtig. Zij kon er niet tegen, werd kwaad, begon te schelden. Nou ja...

Over vroeger spraken wij niet. Dat lag aan haar.

‘Wat is dat toch voor gelul? Koetjes en kalfjes, daar ben ik goed genoeg voor, maar over de dingen die werkelijk van

[pagina 129]
[p. 129]

belang zijn, wil je niet praten? Vertrouw je me eigenlijk wel? Het lijkt er in elk geval niet op.’

‘Jij begrijpt ook niets, hè.’

‘Hoe kan ik iets begrijpen wanneer jij je bek houdt? Zeg me dat eens.’

‘Dat bedoel ik niet. Jij begrijpt gewoon niet dat ik er niet over wil praten. Waarom snap je dat niet? Snap je dan verdomme niet dat ik het niet kan, dat het pijn doet, dat ik het niet wil? Snap je dat dan niet?’

‘Ik snap alles.’

‘Je snapt niets.’

Ieder had gewoon z'n eigen schoenendoos vol pijnen en pijntjes. Pijn die je niet elke dag wil voelen maar ook niet zomaar weg wil gooien, pijn die je koestert. En we vulden onze dozen. Dan ging ik een keer vreemd en vertelde ik dat netjes, en dan stopte zij een meisjesnaam in haar doos, en nog een, en nog een, en ook naderhand, toen ik niets meer netjes vertelde en zij alleen nog maar kon gissen en op goed geluk beschuldigen, ook toen vulde zij haar doos met namen, plaatsen, geurtjes, met allerlei zaken die in een vermeend of werkelijk verband met mijn ontrouw stonden.

En mijn doos? In mijn doos geen ontrouw, niet van haar. Zij was trouw als een hond - ik twijfel er niet aan - want ze leefde ook als een hond: van het mandje naar het bakje en weer terug, en af en toe een beetje blaffen, af en toe een beetje janken. Totdat de Messias in haar leven kwam: Walter. Tot die tijd van mij geen klachten. Overdag schrijven, 's avonds de kroeg in of met haar iets leuks of iets vervelends doen, af en toe denken aan vroeger, aan Jos, en verder van de dichterprins geen kwaad. Trouwens: ook van Doornroosje niet. Lief was ze, begripvol, vergevingsgezind en nog veel meer. En ze sliep zoet...

 

Je komt nergens toe op deze manier. Je zit maar te wachten tot je eindelijk bericht krijgt. Van schrijven komt niks, van andere dingen komt ook niks. Natuurlijk is het een smoes. Zoiets zou je niet mogen beletten.

Het is moeilijk om een nieuw thema te vinden. Daar verkijk je je op.

[pagina 130]
[p. 130]

In Cel draait alles om de ik-persoon, Cel (van Marcel en van nor, lik, bak, van gevangen zijn in je eigen ik, van literaire symboliek) en om zijn onmogelijkheid zich te geven in de liefde. Alle belang is eigenbelang, weet hij en weet ik, en zelfs moederliefde is eigenliefde en de liefde van God is de liefde van God voor God. Een slecht jeugdvriendje heeft hem gedreven in de wijdopen armen van het radicale egoïsme: nooit meer liefde en nooit meer pijn. Cel is geen prettig mens, in de omgang. Z'n vrouw behandelt hij niet best. Als hij oud is, sterft zij. Cel is eenzaam. Dan komt de spijt: hij heeft altijd van haar gehouden, stiekem. (‘Zou ik Cel autobiografisch mogen noemen?’ ‘Waarom niet, als u dat fijn vindt.’ Ik ben geen makkelijke jongen om te interviewen.)

Als schrijver is het niet moeilijk profeet te zijn. Je schrijft je verhaal en vervolgens leef je je verhaal. Je wordt minder prettig in de omgang, maakt ruzie met je vrienden, je onthoudt je vrouw je liefde en vervolgens ga je zitten wachten op haar dood. Of je verkracht haar, dat kan natuurlijk ook. De spijt komt vanzelf. En daarna meteen het volgende boek, waarin de ik-persoon heel gelukkig wordt.

Een man van mijn woorden, dat ben ik: ik leef wat ik schrijf, wat ik zeg. Als schrijvende man van woorden moet je telkens nieuwe thema's verzinnen. Uit je leven kun je niet putten, je leven is je vorige boek en stilstand is achteruitgang. ‘Ga d'r maar aan staan’, zegt moeder over Jaspers, een zieke man van achtenzeventig die nog steeds z'n eigen tuintje omspit. ‘Het is wat’, zeg ik. ‘Maar anderzijds: is dit dan zo gemakkelijk? Probeer d'r maar 'ns een punt aan te zuigen. Hij was verdomme jaren verliefd op die meid en toen hij haar eindelijk had, hoefde hij haar niet meer. Nou ja, “hoeven” is een zwaar woord: hij hoefde haar wel maar hij wilde er geen moeite voor doen, kon zich niet echt geven. Hij zat gevangen, weet je, in z'n eigen ik. Vanwege die Jos, snap je, het heeft allemaal een beetje met Jos te maken. Ga d'r maar aan staan, verzin daar maar 'ns een ander thema bij. Kom je vanzelf weer bij Cel terecht. Hoewel, weet je wat ik net bedenk, weet je wat helemaal zo gek nog niet zou zijn? Stel nou dat Cel niet wordt uitgegeven... stel je voor... dan kan ik toch gewoon hetzelfde thema gebruiken. Niet dan? Dat van “alle belang is

[pagina 131]
[p. 131]

eigenbelang” en zo, dat weet dan niemand. En ik kan zelfs die titel gebruiken, Cel, een hele goede titel. Ik heb toch nog geen nieuwe titel. Nou, dan kan ik dat toch doen. En weet je wat er dan gebeurt? Dan wordt mijn verhaal over Marie-José wèl uitgegeven en dan willen ze daarna Cel alsnog uitgeven, als een soort jeugdroman die, “hoewel niet volmaakt, toch alle aspecten van zijn latere schrijverschap reeds in zich draagt”. Dan zit ik gebakken. Niet?’

‘Ja jongen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken