Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IV (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IV
Afbeelding van Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IVToon afbeelding van titelpagina van Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IV

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.49 MB)

Scans (28.91 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Editeurs

Eelco Verwijs

Matthias de Vries



Genre

poëzie

Subgenre

kroniek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spieghel historiael. Deel 3. Partie III en IV

(1863)–Jacob van Maerlant, Philip Utenbroecke, Lodewijk van Velthem–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 455]
[p. 455]

Bijlage.
Verbetering en aanvulling van den Spiegel Historiael van Lodewijc van Velthem, uit de onlangs te Gent gevondene fragmenten.

De Spiegel Historiael van Lodewijc van Velthem ‘wacht nog altijd op eene uitgave, naar de behoeften van onzen tijd berekend. Alleen het Derde Boek werd door Dr. Jonckbloet t.j. 1840 opzettelijk bewerkt: voor de zeven overige boeken moeten wij ons nog met den slordigen afdruk behelpen, dien Le Long van het even slordige Hs. gaf. Intusschen beginnen allengs bouwstoffen bekend te worden, die den aanstaanden uitgever bij de kritische behandeling van den tekst te stade zullen komen. Nu eens komt een fragment te voorschijn, dat althans voor een gedeelte gelegenheid tot collatie verschaft; dan eens wordt eenig hoofdstuk der kronijk ook elders afzonderlijk gevonden, of wel de Latijnsche bron aangewezen, die de schrijver hier of daar gebruikte. Elke dezer bijdragen moet ons welkom zijn. Hoe meer zij aangroeijen, des te ruimer hulpmiddelen winnen wij voor de kritiek van een werk, dat meer dan eenig ander aan die kritiek behoefte heeft.’

Zoo schreven wij in 1856, bij de mededeeling van een paar nieuwgevondene fragmenten uit het Eerste Boek van Velthem's Spiegel Historiael, in de Nieuwe Reeks van Werken van de Maatsch. der Ned. Lett. te Leiden, D. VII, bl 198. Wij mogen thans die woorden herhalen, nu wij ons in staat gesteld zien, op nieuw eene belangrijke bijdrage tot de kritiek van het zoo deerlijk verknoeide dichtwerk te leveren. Wij ontkenen die aan de fragmenten, onlangs door den Heer F. Van Der Haeghen te Gent gevonden. Behalve de vijf bladen, deel uitmakende van de Eerste Partie van Maerlant's werk, van welke hierboven (bl. 440-445) de collatie is medegedeeld, en de drie bladen uit Velthem's onmiddellijk vervolg op Maerlant, in onze uitgave (bl. 406-434 van dit Deel) afgedrukt, bevatten die fragmenten nog eenige bladen, die een gedeelte behelzen der Vijfde Partie, en dus van die rijmkronijk, die bepaaldelijk als de Spiegel Historiael van Lodewijc van Velthem bekend staat. Bij de naauwe betrekking van die kronijk tot het geschiedwerk van Maerlant, waarvan zij het vervolg uitmaakt, mogen wij niet verzuimen, aan het slot onzer uitgave datgene mede te deelen, wat deze fragmenten bijzonder belangrijks aanbieden; en wij doen dit te liever, omdat zij eene wezenlijke aanwinst mogen heeten, als niet alleen op vele plaatsen strekkende ter verbetering van den tekst, maar ook gedeeltelijk ter aanvulling eener hinderlijke lacune van ongeveer 300 verzen, die het Leidsche handschrift door het ontbreken van een blad ontsiert.

De Gentsche fragmenten van Velthem's rijmkronijk behooren alle, evenzeer als de stukken uit de Eerste en Vierde Partie van den Spiegel Historiael, tot een deel van hetzelfde kolossale handschrift, dat eenmaal de gezamenlijke vijf Partieën moet hebben bevat, en dat op elke bladzijde met vier kolommen, elke van 75 of 76 regels, beschreven was, zoodat elk blad niet min-

[pagina 456]
[p. 456]

der dan 600 verzen telde. Zij bestaan uit de volgende gedeelten:

10.Een geheel blad, bevattende een deel van het Vijfde Boek, t.w. van Cap. 26. vs. 43 tot Cap. 35. vs. 35.
20De onderste helft van het daarop volgende blad, bevattende acht halve kolommen, en loopende van B.V. Cap. 36. vs. 2 tot Cap. 43. vs. 35, zóó echter dat telkens na iedere halve kolom de volgende halve ontbreekt.
30.De bovenste helft van het daarop volgende blad, gemerkt XXXV, bevattende acht halve kolommen. Het sluit met het vorige aaneen en loopt van Cap. 43. vs. 36 tot Cap. 52. vs. 13, natuurlijk weder zóó dat telkens eene halve kolom ontbreekt.
40Een geheel blad, in tweeën doorgesneden, doch zóó dat de deelen aaneensluiten. Het volgt op het blad, waartoe no. 3 behoort, is gemerkt XXXVI, en loopt van B.V. Cap. 52. vs. 49 tot B. VI. Cap. 8. vs. 8.
50Het bovenste derde gedeelte van het blad, dat op het laatstgenoemde volgde. Het sluit met no. 4 aaneen, en bevat acht losse stukken uit B. VI. Cap. 8-15.

Wij laten thans de naauwkeurige collatie van al deze fragmenten volgenGa naar voetnoot1). Wij bepalen ons echter tot de mededeeling van datgene, dat werkelijk van belang mag geacht worden, en vermelden derhalve alleen die lezingen, die iets wezenlijks bijdragen tot de kritiek van den tekst, d.i. die òf regtstreeks den zin herstellen, òf de uitdrukking verbeteren, òf de grammatica zuiveren, òf wel door eenig opmerkelijk verschil aanleiding geven tot kritische vergelijking en overweging. Stellige fouten en slordigheden, waarvan al de ons bekende bladen van het Gentsche handschrift overvloeijen, behoefden hier niet aangeteekend te worden.

V boek.

C. 26. vs. 43. Of hadde ghewonnen ende oec om dat. 44. ter stat. 58. ic u. 59. In den sesten boec. 62. voren of liet.

C. 27. vs. 8. oec elc. 9. ontplokenre. 10. fiere. 14. Weren. 15. ewelijc. 17. der ghere soude. 18. waren. 23. Den k. nadien dat. 24. hi niet q. 32. Si hadden daer omme hier voren. 38. mense. 39. lande. 41. ic u. 42. Hoet v. 43. Als d.t. daer toe. 45. tot ontbr. 46. Die daer G. ghenoemt was. 49. w. hem d. 50. W.e.d.b. 53. reet daer over. 60. hadden.

C. 28. vs. 4. sine te P. 6. hem daer sl. 8. Es hi st. 9. Entie. 10. die. 14. wederstaen. 22. mit hare c. 23. onbeiden. 32. alle in onsen. 36. Hadden si gedurren, segic u. 38. A ontbr. 40. Doe. 46. te node. 50. ghetaent. 52. ende si dan. 56. Als ic u hier nu bediede. 65. sijt seker das. 67. Romen. 68. quame - gomen. 69. hi dit al 1. daer. 72. Tot sinte Jans te Latrane. 76. W. het was. 78. Ghemannet waren wel v.

C. 29. vs. 4. der ghere. 6. hem w. 7. vorsienicheden. 13. toe. 21. haers. 22. Doe. 28. A.w. si ghereet. 31. Die cardenalen voor hem van der stat. 32. som q. 33. quamen si. 35. Om dat men te. 40. wet dat ontbr. 43. Ten ware tSinte. 48. Ende ontbr. 57. orlofs. 58. D. si en cr. 62. Hi lach oec in. 63. D. om beide hi.

C. 30. vs. 3. nam ane. 5. In enen die stercste diere was na. 6. casteel ontbr. 7. gh. daer jeghen a. 8. Recht daer die. 10. In enen. 11. Colliseum. 18. N. anstreten d. 24. dus legghen mochte. 27. Als d.k.H. dede. 28. En hadde God geweset niet mede. 34. lichte ontbr. 36. Also deden dese oec sc. 37. castele. 39. Ghinghen si. 43. Het tweede daer ontbr. 44. arens. 45. proeye. 47. des. 52. Sinen broeder leggen m. 53. oec ontbr. 56. helt oec d. 61. Ter Minderbroeder. Na vs. 62 volgen nog deze twee verzen:

 
Opt Capitoneum van der stat,
 
Dat si ghemaect hadden vor dat.

C. 31. Opschrift. Hoe d.k. tCapitoel wan mit stridender hant, enz. Vs. 1. hadde. 2. hem ontbr. 5. te Capitoneum waert. 6. deder oec. 7. maken. 8. tribucke d. hi mede te tiden. 9. mede. 11. Een stuc, dat si in allen uren. 12. Enghene. 15. d. in p. 17. hadde verboden. 20. Ende ontbr. 25. Van den l. 27 en 28. Deze beide verzen ontbr. 29. dede hi ere. 30. Inden volke van m. kere. 34. Wel te r. mach men cl. 42. Hier of en diet. 47. hi dit sel. 48. Hi ghinc nu d. 52. En sach nie man volc so g. 59. tCapitoel. 62. hadde. 64. een also groten. 65. goeder lude. 67. tCapitolium. 68. menighen.

C. 32. vs. 1. Doe tCapitoel. 3. C. ende tribucken. 4. gemeenlijc te str. 5. Maer eer si v. wilden r. 8. te hem. 9. vraghede. 12. Struweren wil, want na. 13. dinct. 14. cardinale. 16. mi ontbr. 17. Om dat d.p. georlooft mi. 18. tr. die ic. 20.

[pagina 457]
[p. 457]

maex. 23. hier nu berecken. 24. engiene d. trecken. 28. Sedemeer dat hier. 29. Ic sal struweren. 31. Dit vers ontbr. 32. sure. 34. consenteert. 35. weren. 36. Die ghene d. hier c.s. 40. voort wille. 43. Tp. dats te segghen d. 47. Dat die k. 52. voor hem. 53. dat hijs heeft. 54. wil wi oec al. 55. ghijt. 59. en ghere ghene. 60. Van negheenrehande s. 61. ware. 65. R. daer om: dat die k.v. 66. Dats altemale om. 71. Dat men dies hem w. nu. 72. dat ontbr.

C. 33. Opschrift, totten p. Vs. 2. Om spopes (sic) wille e. sende. 3. Tot Lyons ten. 4. o. nu d. 7. tsinte Jans. 8. En ontbr. 11. Tsinte Peters. 15. e. comen w. 16. spere. 18. q. tpopel. 20. in allen kere. 21. r. mach c. 24. Onboot. 28. Tsinte J. so bleve in baten. 29. vreden. 30. weet oec, bi. 31. werde ic daer. 34. En sal te sinte P.e. 35. Of ic bliver voren doot. 42. dus ontbr. 47. Maer die paus en. 48. Dat dus daer. 49. k. ne ghene. 51. seit hem die b. 58. geweert. 60. En. - niet ontbr.

C. 34. vs. 2. Sone ontbeide. 3. saen ontbr. 5. diere was drie. 6. seit. 9. M. dander w. allegader. 10. alse ontbr. 13. cronen. 14. en ware. 16. hats. 17. Moechdijt d. spr. noch d.h. 18. So d. nu, des bidde ic u s. 19. oec niet. 20. niet en pliet. 21. Ende. 23. haddens niewer ghene. 24. dan tsinte Peters a. 26. al ontbr. 27. quamen te millicie. 29. Li faus cardenaus atoys. 30. so ontbr. 36. Si riepen: ter d.w.b. 39. die senature. 42. echt. 43. ale mort. 44. die dat h. 46. h. oec nu. 47. die senature. 49. ware. 50. Dat die cardenale nu j. 51. Die k. 52. mit hare b. 53. Voren gaen. 54. te L. 55. cronen. 57. te sinte Jans. 58. keysere. 62. Daer omme willen wi. 64. Wine willen. 66. si u c. 67. d. of w.s.

C. 35. vs. 1. Aldus. 2. L.f.c. amort. 3. E. sloeghen die porte op doe. 4. Daert. 10. en w. 12. En wil gheen dinc j.u. 13-20. Deze acht verzen ontbreken. 22. g. al hier. 23. an u. 24. cronen sijt g. 25. mire. 26. manieren. 28. dat ontbr. - segge. 29. valsch. 30). ontghelden. 31. k. dus niet h. 35. Valsch.

 

C. 36. vs. 3. D.k. cronen q. hem m. 6. waer. 7. wilde. 8. dinc. 9. daer. 11. duchten. 12. Tghemene volc v.d. st. 14. k. van d. 15. hi soude s. 16. Op h. tp. oec d. sl. 17. Om - weet dat. 18. die tale. 19. coren. 20. E. op den vijften dach vorwaer. 21. onboden si. 23. Quamen si des vijften d.v. 24. so een a. 25. croenden. 26. Dien - ontseiden. 28. ten crone. 29. sinte. 30. sinte. 32. mit welker daet. 34. d. hier v. van das.

 

C. 36. vs. 78. Daer doe keyser.

C. 37. vs. 2. nachte d. na, als ic las. 4. na ontbr. 5. D. hem s.l.r.d. 6. l. uter stat. 7. lucht. 8. ducht. 10. Om dit trac also die here. 11. mit luttel l. 14. E. liet zijn l. 17. Ware hem enighe. 20. ware. 23. dicwijl. 24. Al hoopt hi. 29. si selver w.

C. 37. vs. 73. so destruweren 75. Te orloghen hier op u. 77. uut R. also g. 78. A. ic u h. nu sal v.

C. 38. vs. 1. Als dus d.k. hevet g. 3. winnen. 10. Sl. weder omme in. 12. dat si vl. 13. dat. 14. om ontbr. - dat. 16. leste. 19. waert ende w.d. 20. hi ontbr. 21. Beieren. 22. werd ontbr. 23. w.m.h. niet mere str. 24. e. tien. 25. nochtan om sake en g. 27. die dinc.

 

C. 39. vs. 13. Dien. 15. hare b. ende an. 16. Die si. 19. En. 20. en ruste. 21. En sal hare borgen v. al. 25. ghesaghet. 26. ghewaget. 27. niet strijts en h.g. 30. segghen u wel s.m. 31. wi d. mit u n. 32. m. uwer sc. 33. l. ende a. 34. toghen. 36. sinnen. 37. Rome. 39. men hem h.l. 40. si ons dan volchden. 41. q. oec van, 42. mochten wijs. 43. sc. ende groten t. 44. Als ons dene quame van v. 45. mochten. 46. b. alle d. bi.

 

C. 40. vs. 18. erre. 22. ic v'pleghe. 23. seiden si. 24. helpen doen. 27. seiden si dat sijt moesten. 28. nochtan wildi ane gaen. 29. niet gheloven. 31. hine moeste c. 32. moest hijt. 34. mitter vaert. 35. te ontbr. 36. senden si. 38. hem ontbr. 40. Dese broedren. 42. den. 44. uut sende. 45. Ghelf - saken. 46. Lieten si - spraken. 49. ghewaernt.

 

C. 41. vs. 10. te R. laghen in die st. 11. Dier Ghelf. 12. voeren voren. 14. voren. 16. tot Romen weet v. 18. doene. 25. W. altoos als si hadden teen g. 26. si emmer voort g. 27. dit en condise. 30. dat. 34. hem j.q. aldaer. 36. Ende ontbr. 38. daers. 39. deet a. woeste. 40. Dit zijn - die. 41. dede riden. 42. van Parose vorwaer. 43. mede.

 

C. 42. Hier strekken de fragmenten tot gedeeltelijke aanvulling der leemte in het Leidsche Hs., waar een blad, bevattende van C. 42. vs. 13 tot het midden van C. 46, is weggevallen. Tusschen het laatste vers bij Le Long en het eerste dat wij hier volgen laten, moeten 7 verzen ontbreken, zoodat ons fragment aanvangt met vs. 20 van C. 42. Daar echter onze fragmenten slechts de onderste helft van een blad en de bovenste van het volgende bevatten, ontbreekt telkens eene halve kolom, behalve alleen aan het einde van het eene blad, dat met het begin van het volgende aaneensluit. In het geheel worden hier van de bestaande leemte vijf halve kolommen aangevuld, terwijl nog drie halve kolommen en 7 verzen (te zamen ongeveer 120 regels) blijven ontbreken. Het teruggevondene luidt aldus:

20[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Op die stat herde sciere,
 
Ende vacht also op die gone
 
Vromelike ende herde scone,
 
So dat hem tbloet ran daer neder
 
In sinen arme, voort ende weder,
25[regelnummer]
Van dien die hi daer doot sloech.
 
Dese bejagede der eren genoech.
[pagina 458]
[p. 458]
 
Daer wart hi vermoeyt also,
 
Dat hi nemmeer mochte do,
 
Ende liet zijn zwaert steken daer
30[regelnummer]
Int plankit, ende clam of daer naer
 
Van der leder daer ter stont;
 
Maer hine was niet sere ghewont
 
Anders dan hi moede was.
 
Doe clam een jonghelinc op na das
35[regelnummer]
Van XVIII jaren dapperlike naer,
 
Ende trac uut dat zwaert aldaer,
 
Hare alre ondancs diere waren,
 
Ende vacht coenlike daer mede twaren
 
Ene langhe stont op die van binnen:
40[regelnummer]
Dese hiet Dideric, als wijt kinnen,
 
Ende.. tsier was sijn toename.
 
In..... ware groter scame
 
Moesten si hem op gheven daer,
 
Ende dit was oec eer, vorwaer,
45[regelnummer]
Eer die keyser conde comen scone
 
Uten palen van Parone,
 
So hadden si dit ghewonnen.
 
Nu sijn si voort trecken begonnen,
 
Eer die keyser daer conde comen,
50[regelnummer]
Ende hebben een stedekijn anghenomen,
 
Dat op een scone velt lach.
 
Die marscalc, die hem niet ontsach,
 
Heeft ghent stedekijn bestreden;
 
Hi hat sonder striden leden.
 
(Ontbreekt eene halve kolom).
 
Ga naar margenoot+ Die keyser Heynric legge....
 
Doet ende heeft oec begonnen.
 
Also grote dinc onder der zonnen
 
Nie prince hier voren dede,
5[regelnummer]
Ende oec op so corten stede;
 
Want haddi moghen leven lange,
 
Hi hadde gehat in sijn bedwange
 
Al die werelt oec sekerleken;
 
Hi hadde sine pale ghesteken
10[regelnummer]
Vorder dan Hercules dede,
 
Of oec dan Alexander mede;
 
Maer sijn leven was tonlanghe.
 
Doe hi hadde in bedwanghe
 
Die stede, is hi vort gevaren
15[regelnummer]
Tenen castele mit sire scaren,
 
Dat hiet die casteel te sinte Jan.
 
Daer lach hi voren ende menich man
 
Mit groten assautGa naar voetnoot1), hoe dat gaet;
 
Want dien van binnen, verstaet,
20[regelnummer]
Was ghelooft ontset te doene.
 
Om dat waren si herde coene
 
Ende verwerden hem vele te mere;
 
Maer dats om niet, in ghenen kere
 
En comen sijs niet gherne naer,
25[regelnummer]
Daer hise bestriden mach, vorwaer.
 
Om dit ghinc men vaste an
 
Enen dach al dore dan
 
Ende enen nacht mit groter cracht.
 
Die van binnen, doe si dese macht
30[regelnummer]
Saghen des keysers liede doen,
 
Ende sise niet lieten gheroen,
 
Ende haer hulpe oec niet en quam,
 
Worden si binnen trage ende lam,
 
Ende versaechden hem te meer.
35[regelnummer]
Om dit so wart ghewonnen teer
 
Ga naar margenoot+ Die casteel van sinte Johan;
 
Want sander daghes daerGa naar voetnoot2) began
 
Die sonne opgaen van den dage,
 
Was hi gewonnen, sonder saghe.
40[regelnummer]
Daer vonden si goeder spise vele,
 
Dier nam daer sulc te sinen dele;
 
Ende goeden wine vonden si daer,
 
Dies dranc die wilde, weet vorwaer.

Van enen passe, daer skeysers viande laghen, die hi liden moeste, soude hi te Florensen comen. XLIIII.

 
Nu es die keyser voort gevaren
 
Ende wilde trecken sonder sparen
 
Te Florense waert ghereet;
 
Maer onder weghen nu daer steet
5[regelnummer]
Een pas, daer hi moeste liden,
 
Soude hi te Florense waert tiden;
 
Ende op den pas een tor stont,
 
Groot ende sterc, gescepen ront,
 
Ende een stede stont daer ane,
10[regelnummer]
Dat Lancsisen hiet, ic wane;
 
Ende hier laghen die viande gescaert,
 
Hem te weren die over vaert.
 
Doe toech des keysers marscalc daer
 
Al omme tenen berghe waert naer,
15[regelnummer]
Entie viande en wisten niet,
 
Dat die dinc aldus ghesciet,
 
Ende waenden dat die keyser soude
 
Op hem comen also houde,
 
Ende wachten sijns daer ter stat,
20[regelnummer]
Ende en penseden niet om dat
[pagina 459]
[p. 459]
 
Dat die marscalc ghetoghen was
 
Op den berch, sijt seker das.
 
Doe wordenGa naar voetnoot1) die viande daer geware,
 
Entie keyser trac daer nare;
25[regelnummer]
Doene wisten si ten welken vaen,
 
So si den keyser wilden bestaen,
 
So den marscalc; nu tesen doene
 
Laghen daer die Florensoene
 
Ende oec die Ghelfe mede daer.
 
(Ontbreekt eene halve kolom.)
 
Ga naar margenoot+ So trac die keyser oec daer naren,
 
Ende volchden hem op die voet
 
Tot Florense der stede goet;
 
Ende in enen clooster bi der stat
5[regelnummer]
So nam hi sijn herberge na dat.
 
Daer lach hi in wel te ghemake,
 
Ende visierde in welker sake
 
Dat hi die stede mochte winnen.
 
Te hem en conste niement van binnen
10[regelnummer]
Ghecomen, noch niement uter stat
 
En conden ontfaren na dat.
 
Doe sach hi ende vernam mede,
 
Dat men niet en mochte die stede
 
Al omme beleggen; om dit dede hi
15[regelnummer]
Hordijse maken starc ende vri,
 
Daer men nacht ende dach aldaer
 
In die wapine was, vorwaer,
 
Tot dat die hordijse gemaect was
 
Ende opgerecht oec na das
20[regelnummer]
Voer tvoerbruggeGa naar voetnoot2) van der stat.
 
Men scoot sere uutwaert om dat,
 
Ende waerp mit blidenGa naar voetnoot3) grote stene.
 
Daer wart een assaut ghemene,
 
Maer en halp niet, weet dat wel.
25[regelnummer]
Het was nochtan herde fel
 
In beiden siden op die urc,
 
Maer die vesten ende die mure
 
Waren so starc ende so vast,
 
Dat niet en besloot een bast
30[regelnummer]
Wat si daer aen daden:
 
Si moestent andersins begaden,
 
Sullen sijt winnen, dat weet wel.
 
Dus laghen si daer altenen rebel,
 
Tot al verteert was mede,
35[regelnummer]
Dat ghelegen was om die stede,
 
Dat men vant niet te verterne
 
Ne gherehande dinc van lijfnerne.
 
Doe dat die keyser heeft vernomen,
 
Es op tander side der stat comen,
40[regelnummer]
Ende heeft daer zijn legghen aengaen.
 
(Ontbreekt eene halve kolom).
 
Ga naar margenoot+ Ridders waren hier te voren,
 
Als ic u seide, daer toe vercoren,
 
Dat si den keyser souden bestriden
 
Vro ende spade in allen tiden,
5[regelnummer]
Entie passe so beleggen,
 
Dat sise hem souden wederseggen;
 
Ende daer om was hem te lone
 
Van edelen vrouwen ende scone
 
Juwele ende ghiften gegeven,
10[regelnummer]
Om dat si te vroliker souden leven,
 
Ende hare minne was hem beheten
 
Ende alle die vrienscap, wildijt weten,
 
Die vrouwen mit lieven mogen doen;
 
Ende daer jeghen gheen occusoen
15[regelnummer]
Wesen soude, in dien dat si
 
Wederstaen mogen den keyser vri,
 
Dat hi te Rome en come niet.
 
Dit was haer gelof, nu siet
 
Hoe wel si dit hebben gedaen,
20[regelnummer]
Ende hier op hadden si ontfaen
 
Der vrouwen scoenhede ende op minne.
 
Maer dese minne docht mi dinne,
 
Dat si noch nie in ghenen pas
 
En bestreden den keyser vor das,
25[regelnummer]
Ende waer dat si laghen voren
 
Ende si vanden keyser horen,
 
Ghingen si vlien eer hem quam noot:
 
Dese minne dinct mi niet groot,
 
Ofte si waren alte bloede.
30[regelnummer]
Nu siet men dat in groten node
 
Die minne menighen heeft bracht,
 
Daer hi wonder hevet gewracht.
 
Oec seit men dat si maket coene
 
Den man ende in goeden saeysoene,
35[regelnummer]
Ende blide wesen ende jolijs,

Met dit laatste vers treft het fragment weder met het Leidsche Hs. te zamen. Hier derhalve hervatten wij onze collatie:

 

C. 46. vs. 37. Maer ontbr. - werde ic. 38. en ghene. 39. gheweset. 40. gherechter.

 

C. 47. vs. 4. Ende. 5. Ende al. 6. si toe h. 10. die naemt op. 12. mede. 13. dede - gelof. 14. ghi u moghet sc. 16. dort. 18. uwe blode vule d. 23. D. ghine sout wederstaen met striden. 24. Maer ghine dorst sijns niet onbiden. 25. is hi al

[pagina 460]
[p. 460]

gheleden. 26. u oec onbestreden. 27. daer ontbr. - ghingdi. 28. quaemdi mittien. 29. vermaet - wreken. 30. doe u die k. quam n. 32. Ende ontbr. 36. des ontbr. 37. ne ontbr. 38. t. om dat.

 

C. 48. vs. 11. noch bet. 12. scoenheit souden berechten bet. 13. W. hi es c. nu op tvelt. 14. onser. 15. wil. 17. Hier es n. 19. Waen dat si zijn gesperret. 20. gemerret. 22. is hi es hi u. 23. best. 25. alle ontbr. 26. So ontbr. - niet en s.s. 30. crancker. 31. yet. 32. wel ontbr. 33. D. of gheven. 34. int. 35. Entrouwen. 36. W. onbeiden sijns weet dan. 42. ghere. 43. Raden. 44. en. 46. ghi u wacht. 47. aen hem niet en coemt. 48. Comdi hem bi, ghi wert verdoemt.

 

C. 49. vs. 23. Wasser. 25. sire om v.w. vorwaer. 28. spraken si. 29. H. om wert daer so. 30. dat. 31. Doch droegen si o.e. met tr. 32. Dat. 34. so ontbr. 35. ende scone joncf'. 36. rechter. 39. E. vele d. alre. 40. Willen. 42. Ghi ontbr. - v. hier u. 43. hier nu. 44. Wi sellen u. 48. willen. 49. en sta. 50. Hoe so die. 52. willen. 54. willen. 56. uwe. 57. Doe dese lettere ane bescouwen. 58. stat - edel.

 

C. 50. vs. 16. niene. 17. here. 18. an den c. 21. Bl. een groot conroot. 22. Dese voeren mit hem daer ter noot. 23. Ende voeren op ene side. 24. gewillech ontbr. - ten. 25. Entie. 27. Banderside d. berchs m. 28. Entie. 30. sloeghen o. wel g. 31. wildense. 32. Dander - vernamen. 34. Ghinghen vl. also h. 40. E. bernde e. slechte. 42. allen, 44. hi do. 47. deetse heten. 48. sijts.

C. 51. vs. 1. desen dinghen, h. 3. also. 4. Wie so th.

 

C. 51. vs. 41. Te half Oest. 42. vaste ontbr. 46. sprac: here, w. minen r. 47. daer b. 49. ic sal daer. 50. Vr. hebben, weet vorwaer. 51. orloveden. 55. grote. 56. En w. watter of es g. 61. hadden die predicaren. 63. op ene. 64. andren d. helt hi f.m.

C. 52. vs. 1. In den Oost. 4. minste. 5. Wat dat wille openbaer. 6. Datten hove come aldaer. 9. Dede d.k.m. anevaen. 10. wilde. 11. seide die misse. 12. die verradenisse.

 

C. 52. vs. 50. hoopte. 51. twe vlesschen. 52. maecte hem henen. 55. doe ontbr. 59. Entie l. 61. u h. of s. mere. 62. die here. 66. XII orssen uutvercoren. 67. wapine e. daer op m. 69. in dier m. 70. Te o. Vr. daer na sc. 71. Wart hi b. 73. miswende. 74. Dits - tende.

VI boek.

Aan het hoofd staat: Hier beghint die seste boec in der vijfter paertye van den Spieghel Hystoriale.

C. 1. vs. 1. enige ontbr. 2. a. wesene, sijts g. 6. l. oec m. 8. zijn leven. 9. dat sijn vresen. 10, desen. 12. gene ontbr. 13. Ende ontbr. - voersienicheden. 15. bl. fijn. 18. Dus dede die. 19. hebbe. 20. Hi dede also sijn. 21. sire. 28. mi c.m.j. 32. spr. hier v. 35. Beyeren. 36. Mit Vr. oec, die g. 39. wijt horen. 40. Van deenre pertye c. gecoren. 42. heren ontbr. 45. Des coninx cr. 47. daer ontbr. 48. van Bemerlant. 51. Van Lucenboreh. 55. te Bonne. 57. naerre. 59. Te Bonne Vrederic. 60 (welk vers in het Leidsche Hs. ontbreekt). Mit sinen lieden, mit sinen mannen. 61. Ende aldus so wart een twest. 62. T. hem tw. 63. Die. 64. ict h. na verclaren sal.

C. 2. Opschrift. Hoe si van. Vs. 6. Nochtan seiden daer v. h. 12. Dus toghen si beide th. r. 15. Van ure ture in a.t. 17. voren. 19. worden. 24. E. mit banieren oec g. 25. Maer als dander w. geware. 26. E.h. scaerden d. nare. 28. se ontbr. 31. Hadden si. 32. dander. 36. leggen. 38. deen. 39. Alsmen bestaet op der stat. 42. dat hi v. 47. Ende al pronkende. 48. n. e̅n [l. en] d. 49. Beemlant. 51. dander. 52. te bescermen. 53. laghen si d.l.m.h. 54. a. daer t. 55. ghenen. 56. Als ic can vernemen mi. 57. yet aen te. 59. Sone. 60. hets. 63. Ende ontbr. - m. si h. 67. w. nu so. 68. te niete bl. 69. machtich. 70. alte crachtich. 71. daer bi bl. s. 72. ghevet Lodewike. 73. E. seghet hi salt. 74. E. ic laets mi wel gewouden. 76. dinket. 77. laetse. 78. sal v. hier s. 79. den ontbr.

C. 3. vs. 6. Een brief - gront. 7. Overmits shertogen w. 8. D. souden in st. 9. vonnessen, alle die curen. 10. feyte, van alle misburen. 11. Datten. 14. d. ende in elke stede. 15. Ende daer na. 18. r. overware. 20. wille. 23. dinghen. 24. men houden soude. 28. insgelijks men, doch men leze mer. 29. so traken sine v. 30. men hort. 31. Sone wilden si. 32. volchen den si. 34. enen. 36. besiene. 38. van der n. 42. dingen. 43. Heefti meestren. 44. gheloveden over waer. 45. diere. 46. meestren. 48. Si w. also. 52. mochte. 53. Totter Vure wart hi bracht. 54. besacht, 55. seide hem die m. 58. mochten niet g. 59. g. wel so. 64. Ende si sullen br. ten gr. 65. Dit. 66. pusoen. 69. Bruesel. 70. Te sinte Godilen, alsment h. 74. d. sonder waen. 75. Ver - Vrankerike. 78. Dits tverste.

C. 4. Opschrift. dat te Velsen (!) g. ende daer vertoghen was. Vs. 2. dit geviel al. 4. thans. 5. Tsinte Louwerens (zoo wordt de naam ook verder telkens gespeld). 10. selve here h.b. 11. singdi hier dan over waer. 14. So l. 16. mi ontbr. 17. ic segt u nu ter st. 18. Ic biddu. 19. In uwer kerken. 20. gesciede. 22. Ic sals jeghen u v. 26. man begonde te seggen. 27. dats. 28. bene. 29. Hevet. 31. segt. 33. H. en m. 34. Nie v. gaen. 35. enen. 38. en weghe. 41. der. 42. daer ontbr. 44. bequam, begant te spr. 46. ene. 47. so ontbr. 50. Entie ghene tast [l. taste]. 53. ene st. 54. k. daer mi al. 55. Sulc man dochte st. daer b. 56. E. dien dedi mi b. 58. E. leide mi weder op tbedde thant. 59. goedertiere. 60. dinct mi sciere. 61. ende heet mi saen. 62. Sijn cleder gheven, het sal weder gaen. 63. Sprac - op die. 65. vragede ic hem, oft hem b. 66. Waert -

[pagina 461]
[p. 461]

belende. 69. hadde. 70. begonde ic daer omme te g. 71. en wege. 73. dus. 74. zijn g. gewan. 76. dat ic herwaert. 77. Bekenden dit. 78. w. dan vel. 79. So seit: vader, ghi sijt ontweget. 80. leget. 85. W. hi s. 86. littekene. 88. bemaende ic. 92. Bi mijnre trouwen. 93. Ende oec b. ic mi [of nu] herde wel. 95. Daer ic.

C. 5. vs. 1. enen. 2. herfst. 3. Molenaers waren. 5. Hare perden op den kerchove deden. 6. sat ontbr. - weyden. 7. Entie - hier om na das. 8. W. deen. 9. moelnaer. 10. die ontbr. 11. hare perden dus. 13. Tkerehof l.m.h. toerden. 14. dat. 15. dat. 17. perde w. uter m. 18. ic of dus. 19. ics. 20. perde w. tien stonde. 21. seide ic. 26. bidde ic. 27. openbare worde. 30. b. en weet. 31. bidt. 33. deser. 34. dunct. 37. perden. 40. dinghen. 41. Onlane - so quam. 42. molenaers. 43. perden. 46. En c. si noch hare no dare. 47. Hare p.g.v. 48. Al hadsise mit slane vermoort. 49. En. 53. Hare perde souden. 55. E. II wassine perde oec m. 56. G. si tofferen daer t. st. 57. al na d. 58. Dat die molenaers hadde g. 60. hadt. 61. hise hadde gecastijt. 62. Doe si dit hadden. 63. Der moelners perde worden gaende daer. 64. Allene s. sl. v. [Vs. 62-64 aldus te lezen:

 
Doen dit hadden geloeft na tgone
 
Die molres, worden die perde daer
 
Gaende sonder slach, vorwaer.]

C. 6. Opschrift. te Linnebeke. Vs. 1. t. als dit. 2. Bruesel. 3. In I dorpe dat Linneke heet. 4. rust. 6. oec ontbr. 7. Ende dese plach a.n. 11. doer onser Vr. 12. sise hueden m. 13. op ene wile a. 16. daer ontbr. 19. in een vangenisse. 22. enen stijl. 23. ene. 26. daer ane. 28. Ay Maria! die ic mit tr. 30. Den Saterdach in dr. br. 31. u ontbr. - hebbe. 33. dat. 34. help mi das. 35. deser vangenesse. 36. Maria, Vrouwe, edel blome. 38. Worden ghinder die ketene. 43. Lenneke. 48. daer si doer dede g. 50. mede ontbr. 51. Enen v.e. mere. 52. met enigen k. 53. Ter doren in m. 54. hadde. 56. Diet h.c. dragen dan. 57. veter. 59. Ontsloot m. doe daer. 64. hare d. ist w. of m.

C. 7. vs. 4. onweder e. grote. 5. hagele. 6. ende ontbr. 8. die groot was. 9. Ende so st. datter bi. 10. Al m. daer mede bl. v. 12. O.L. min no me. 13. Der. 15. q. doe oec. 17. goet. 18. dat den h. onstoet. 23. daer tcoren. 24. int dal. 28. dat over vloot. 29. E. tc. mede scuerde a. 30. A.a. twater henen vlo. 32. S. daer af oec sc. n. 33. hier af. 34. oec ontbr. - hare. 36. Dat. 38. zere. 39. Omtrint sinte. 40. Als hi - pleecht. 42. Entie bloysen ave stac. 43. Dat het sc. 47. E. sijn spennen daer was comen. 48. h. hem daer. 54. tween coninghen. 58. j. ghenen vr. 60. ende daden tachter. 61. steden. 62. In Br. wildmen m. 64. wilde. 65. e. haer raet. 66. tlaten. 67. in haren handen. 69. Meyeren ende scoutetten mede. 70. Alle souden setten gherede. 71. rechten. 72. haren halven. 73. Hier omme w.l. tw. 74. ende hem ontbr. 76. Sone - gheens. 77. scout anevaen. 81. h. daer a. 82. Entie st. hebbent. 83. vergouden. 84. dit souden si b. 85. renten. 86. n. weet vorwaer. 87. Daer of souden si g.d. 90. steden.

C. 8. vs. 2. wart een selsiene mare. 3. dore entore. 4. mede te voren. 7. Also ict van den l.v. 8. D. die waerheit wel. 10. Dat dit g. 15 en 16 aldus: Op een bedde al openbare Bider coninghinne van Navare. 18. Bi haer Careles sijns broeder wijf. Tusschen 18 en 19 nog deze twee verzen:

 
Die beide waren sekerlike
 
Sconinx zonen van Vrancrike.

19. So was. 20. Recht. 21. Entie. 23. diet eerste uut br. 24. Insgelijks Want, doch men leze Wat. - arme. 25. Entie ridders die deden. 27. seggen si - here. 28. Dit eerste bewachte. 29. brochte. 30. h.b.g. die sake. 31. Mijn ontbr.

 

C. 9. vs. 14. heymelike. 21. En. 24. deelde dier g. 25. g. was m. 26. ter. 27. Dat die. 29. lide. 30. E. van den andren feyte naer. 31. entie. 32. Dit vers ontbr. 33. hi niet g. 35. na ontbr. 37. naer ontbr. 38. E. daden wech voeren al daer naer. 39. sekerlike.

 

C. 10. vs. 29. op den oegst. 30. Als d.l.w. sniden gaen. 31. ghinct reghen w. 32. D. hem some ghinc u.k. 35. Op dat die oost verlingde d. 36. nachte reghendet vorwaer. 37. dat het gras. 38. beemte. 40. Het eerste so ontbr. 41. Eer men geoosten mochte doe. 42. Dats die menige wart onvroe. 44. doe hadde. 45. doene oms w.w. 46. legghende. 50. tere. 51. van Triere, d. ic reet. 52. d. godweet.

 

C. 11. vs. 47. hertoghe. 49. enen. 50. E. enen casteel. 52. bernde - roofde. 54. sloeghen an. 55. hare. 57. voeren si. 60. Op die marche r. nort. 63. vloeghen henen e. 65. conden si. 66. worden - of. 69. groten.

 

C. 12. vs. 50 en 51 aldus: Dat hi uten lande vare Ende doe op hem niet en twint. 53. trac d.h.a. saen. 56. Hem was L.o. 57. Beyeren. 60. cont g. in g.d. 61. bl. legghen. 62. Of. 63. mochte. 64. Nu seit men echt. 66. Om te becorten der cronen recht.

C. 13. vs. 2. so ontbr.

 

C. 13. vs. 57. werdi. 58. h. hem over r. 60. menich groot h. 62. sijnre. 64. enten cost dr. 65. Dat en - doene. 66. Tusschen Florens en sprac staat nog een woord, doch geheel onleesbaar. 68. Die here van Valkenborch dat hort. 69. Nenic, spr. 70. Moeten wi g. zijn te d. 72. wil begroeten. 74. En wert over een jaer. 75. ghi so sere nu na vr. 76. en helpt. 80. bl. mit ons hier g.

 

C. 14. vs. 47. Cec l. 48. Of hi wil zijn sconinx man. 49. d.

[pagina 462]
[p. 462]

tesen str. 50. mens an d.s. 51. yet des. 52. den conine scoene. 53. arme entie tijt is diere. 55. Ghelpen nu tesen m. 57. Sijn te l. te bescriven. 58. bedriven. 59. Of d.h. soude, segic u. 60. Soudenieren l.l. nu. 65. tien st. 68. oec ontbr. 70. an hem yet.

C. 15. vs. 43. steden. 44. Offer in ware enich misval (het laatste woord bijna onleesbaar). 45. of hi yet. 46. doene. 47. dedi. 49-52. Onleesbaar. 55. E. ic Vlaendren hebbe vercregen. 58. En. 59. Male als hi v. daer. 60. Des hi Vl. come n. 61. In een helpe v.g.w. 62. om. 64. oec ontbr. 65. E. Henegouwen.

Aan het slot dezer collatie, die ter verbetering van den zoozeer bedorven en verminkten tekst in Le Long's uitgave eene hoogstbelangrijke bijdrage bevat, gelooven wij den beoefenaar der Mnl. letteren geen ondienst te doen, door hier een kort overzigt te geven van datgene, wat voor de kritiek van Velthem's Spiegel Historiael tot dusverre opgespoord werd. Het zal den lezer in staat stellen, bij het gebruik van dat dichtwerk zich terstond te overtuigen, of er bij de plaats, die men behandelt, al dan niet gelegenheid bestaat tot kritische vergelijking, en zoo ja, waar die gelegenheid te vinden is. Wij herhalen derhalve, met de noodige aanvulling en wijziging, de reeds bij eene vroegere gelegenheid medegedeelde opgave (zie Nieuwe Reeks van Werken van de Maatsch. der Nederl. Letterk. D. VII, bl. 199 vlg.).

a.De fragmenten, afgedrukt in het zoo even aangehaalde Deel van de Werken der Leidsche Maatschappij, bl. 201-207, bevattende B. I .c. 19. vs. 40 tot c. 24. vs. 51.
b.B. I. c. 27 komt afzonderlijk voor in het Hs. van Van Hulthem, fol. 66 v0 kol. 1 tot 67 r0 kol. 1. Zie Mone, No 130, en Serrure, Vaderl. Museum, D. III, bl. 150, No. 73.
c.B. I. c. 28, 29 en 30 zijn, onder den titel van De Leuvensche Kampvechter, ten jare 1236, naar een ander Hs. afgedrukt in het Belg. Museum, D. I. bl. 26-32. Verg. aldaar, D. III, bl. 105 vlg.
d.De fragmenten, te Bonn gevonden, waarvan Dr. Jonckbloet berigt gaf en de collatie mededeelde in Verslagen en Beriglen, enz., 1846, bl. 72-76; loopendc van B. II. c. 51. vs. 67 tot c. 54. vs. 45, en van B. V. c. 25. vs. 12 tot c. 27. vs. 36.
e.De Gentsche fragmenten, waarvan hierboven de collatie is medegedeeld, bevattende (ofschoon niet volledig) van B. V. c. 26. vs. 43 tot B. VI. c. 15. vs. 66.
f.B. I. c. 4. vs. 7 tot c. 19. vs. 66 is vertaald uit het Spec. Hist. van Vincentius, B. XXXII. c. 54-67. Zie Taalk. Mag. D. IV, bl. 13 vlg.
g.B. VII. c. 2, 4, 6 en 9 zijn vertaald uit den Propheet Daniël, naar den tekst der Vulgata, en wel:

c. 2 uit Daniël VII. 1-12.
c. 4 uit Daniël VII. 13-27.
c. 6 uit Daniël VIII. 1-14.
c. 9 uit Daniël XI. 2-27.

h.B. VII. c. 3, 5 en 7 zijn wel niet regtstreeks vertaald, maar toch grootendeels ontleend uit - althans evenzoo te vinden in - de Explanatio in Danielem prophetam van Hieronymus (Operum T.V. ed. Venet. 1768), waar men de met Velthem overeenkomende plaatsen aantreft op p. 663-675. Doch van den inhoud van c. 8 (de toepassing van Dan. VIII. 1-14 op den Antichrist) wordt daar slechts in 't voorbijgaan melding gemaakt.
i.B. VII. c. 14. vs. 1 tot aan het einde van c. 33 is grootendeels vertaald (ofschoon met eenige bekorting en enkele invoegsels van den vertaler) uit het Speculum futurorum temporum, sive Pentachronon, sanctae virginis Hildegardis, een nog ongedrukt werk, door Gebeno, prior van het Benedictijnen-klooster te Eberbach, zamengesteld uit drie werken van de H. Hildegarde, t.w. 10 De Scivias, sive visionum ac revelationum libri III; 20 het Liber Divinorum operum; 30 het Liber Epistolarum. Ook de onechte Prophetia Hildegardis contra Monachos Mendicantes, afgedrukt bij Fabricius, Bibl. Med: et Inf. Lat., T. III, p. 774-776, schijnt in het werk van Gebeno opgenomen te zijn; daarvan althans behelzen bij Velthem c. 19 en 20 de vertaling. - Van 't overige kan hier geene naauwkeurige aanwijzing gegeven worden, daar het Speculum van Gebeno nog onuitgegeven is, en het ons tot dusverre niet heeft mogen gelukken, de meermalen gedrukte Scivias of de Opera omnia van Hildegarde, die te Parijs
[pagina 463]
[p. 463]
in het licht moeten verschenen zijn, ter inzage te bekomen. Doch uit de citaten in de Acta Sanctorum d. 17 Sept. blijkt duidelijk, uit welke bron Velthem putte. Zoo komt zijn c. 14 letterlijk overeen met den aanhef van het Speculum van Gebeno, aangehaald in de Acta l. 1. p. 675, no. 195 en 196. Evenzoo beantwoordt het geheele c. 16 en het begin van c. 17 aan citaten uit de Scivias, in de Acta l. 1. p. 631-633 te vinden.
Het gedeelte dat aan het Liber Epistolarum ontleend is, bij Velthem c. 31, 32 en 33, vindt men in de uitgave van Blanckwalt (Colon. 1566), p. 165 lin. 4 tot p. 168 lin. 1, en in de Maxima Bibl. Patrum (Lugd. 1677), T. XXIII, p. 574 D. tot 575 B.

De plaatsen, waarvan wij dus het Latijn met zekerheid kunnen aanwijzen in zoodanige geschriften, die men gemakkelijk kan naslaan, zijn de volgende:

c. 14 Acta Sanct. l. 1. p. 675, no. 195, 196.
c. 16. vs. 1-48. Acta Sanct. l. 1. p. 632, no. 13, en p. 633, no. 14.
c. 16 vs. 49-58. Acta Sanct. l. 1. p.631, no. 9
c. 16 vs. 59-70. Acta Sanct. l. 1. p. 632, no. 9
c. 16 vs. 71-88. Acta Sanct. l. 1. p. 632, no. 11, 13.
c. 16 vs. 89-94 } Acta Sanct. l. 1. p. 633, no. 17.
c. 17 vs. 1-8. } Acta Sanct. l. 1. p. 633, no. 17.
c. 19 en 20 Fabricius l. 1.
c. 31, 32 en 33 S. Hildegardis Epistolae l. 1.

j.B. VII. c. 34. vs. 4-45 moet vertaald zijn uit de Interpretatio in Jeremian prophetam van Joachim, abt van Flora († 1201), gedrukt te Keulen in 1577. Wij hebben echter deze Interpretatio niet kunnen magtig worden, om de overeenkomst tot zekerheid te brengen.
Zie breeder, over de bronnen van het Zevende Boek, onze Inleiding.
k.B. VIII. c. 2. vs. 11 tot c. 32. vs. 55 is vertaald uit het Spec. Hist. van Vincentius, B. XXXII. c. 105m-128, welk gedeelte (de Epilogus, continens tractatum de ultimis temporibus) in de uitgave van 1494, die met c. 105m eindigt, eerst voorkomt na het aldaar aan Vincentius toegevoegde Vervolg (verg. boven, bl. 425, aant. 7), en wel in de drie laatste (ongenommerde) bladen. Zie de nadere aanwijzing van de overeenstemming met Velthem, in Taalk Mag. D. IV, bl. 14.
l.De gedeelten die uit Heelu zijn overgenomen, zijnde hoofdzakelijk B. I. c. 40-46, B. II. c. 40-54 en B. III. c. 2-21. Zie Willems, Introd. op Heelu, bl. xxxii, en vooral Van Wijn op Heelu, bl. 83.
m.De gedeelten die in sommige geïnterpoleerde Hss. der Brab. Yeesten zijn ingelascht. Zie Willems, Introd. op de Br. Y. I. bl. xxvi-xxix.

Door dit een en ander bezitten wij dan de gelegenheid tot collatie of kritiek voor de volgende gedeelten der uitgave:

B. I. c. 4. vs. 7 tot c. 19. vs. 39 f.
B. I. c. 19. vs. 40-66 a. f.
B. I. c. 19. vs. 67, 68.} a.
B. I. c. 20. vs. 29 tot c. 21. vs. 17.} a.
B. I. c. 21. vs. 45 tot c. 22. vs. 4.} a.
B. I. c. 22. vs. 33-69.} a.
B. I. c. 23. vs. 12-44.} a.
B. I. c. 24. vs. 19-51.} a.
B. I. c. 27 b.
I. c. 28, 29 en 30 c.
B. I. c. 40 tot en met c. 46 l.
B. II. c. 40. vs. 1 tot c. 51. vs. 66 l.
B. II. c. 51. vs. 67 tot c. 54. vs. 45 d.l.
B. II. c. 54. vs. 46 tot het einde van dit cap l.
B. III. c. 2 tot en met c. 21 l.
B. V. c. 25. vs. 12 tot c. 26. vs. 42 d.
B. V. c. 26. vs. 43 tot c. 27. vs. 36 d.e.
B. V. c. 27. vs. 37 tot c. 35. vs. 35.} e.
B. V. c. 36. vs. 2-36.} e.
B. V. c. 36. vs. 78 tot c. 37. vs. 31.} e.
B. V. c. 37. vs. 73 tot c. 38. vs. 27.} e.
B. V. c. 39. vs. 13-46.} e.
B. V. c. 40. vs. 18-51.} e.
B. V. c. 41. vs. 10-43.} e.
B. V. Gedeeltelijke aanvulling der leemte tusschen c. 42 en 46. e.
B. V. c. 46, de zes eerste verzen van hetgeen van dit cap. in de uitgave van Le Long te vinden is.} e.
B. V. c. 47. vs. 1-38.} e.
B. V. c. 48. vs. 9-48.} e.
B. V. c. 49. vs. 23-62.} e.

[pagina 464]
[p. 464]

B. V. c. 50. vs. 16 tot c. 51. vs. 4.} e.
B. V. c. 51. vs. 41 tot c. 52. vs. 13.} e.
B. V. c. 52. vs. 49-74.} e.
B. VI. c. 1. vs. 1 tot c. 8. vs. 31.} e.
B. VI. c. 9. vs. 14-39.} e.
B. VI. c. 10. vs. 29-52.} e.
B. VI. c. 11. vs. 47-70.} e.
B. VI. c. 12. vs. 50 tot c. 13. vs. 4.} e.
B. VI. c. 13. vs. 57-80.} e.
B. VI. c. 14. vs. 47-70.} e.
B. VI. c. 15. vs. 42-66.} e.
B. VII. c. 2, 4, 6 en 9 g.
B. VII. c. 3, 5 en 7 h.
B. VII. c. 14 vs. 1 tot het einde van c. 33 i.
B. VII. c. 34. vs. 4-45 j.
B. VIII. c. 2. vs. 11 tot c. 32. vs. 55 k.

behalve nog het sub m genoemde, waarvan geene bepaalde aanwijzing bekend is.

Ten jare 1855 heeft Prof. Serrure in zijn belangrijk Vaderl. Museum, D. I. bl. 273, de opmerking gemaakt, dat nog ten jare 1631 een tweede handschrift van Velthem's Spiegel Historiael bestond, dat, blijkens de aanhaling van negen daaruit ontleende verzen, kennelijk van het Leidsche Hs. verschilde. Het berustte destijds onder Michiel Ophovius, bisschop van 's Hertogenbosch. Van harte hopen wij, dat de mededeeling van den Gentschen hoogleeraar tot het terugvinden van dat Hs. moge leiden. Het is waar, de ijverige nasporingen door den Eerw. Heer J. Cuyten, President van het Seminarie te Haaren bij 's Hertogenbosch, op verzoek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde met de meeste heuschheid in het werk gesteld, zijn tot dusverre niet met de gewenschte uitkomst bekroond. Doch de kans blijft bestaan, dat het nu verlorene Hs. nog eenmaal te regt kome. Mogt dit gebeuren, het zou voor de kritiek der rijmkronijk eene onwaardeerbare aanwinst zijn en eigenlijk eerst regt eene behoorlijke uitgave mogelijk maken; want hoezeer de negen verzen, die wij er van kennen, geen hoog denkbeeld van het Hs. geven, zou toch zeker de vergelijking uitstekend nuttig zijn tot herstel van den jammerlijk bedorven tekst, waarmede wij ons nu moeten behelpen. De zaak zij derhalve aan de opmerkzaamheid der Noord-Brabantsche geleerden bij vernieuwing aanbevolen.

 

EINDE.

voetnoot1)
Onze collatie is natuurlijk gemaakt op de uitgave van Le Long, die ieder kan nazien, en niet op het Leidsche Handschrift. Het behoeft naauwelijks gezegd te worden, dat meermalen de lezing van dat handschrift met die onzer fragmenten overeenstemt, en de afwijking alleen aan de slordigheid der uitgave te wijten is.

margenoot+
g.
margenoot+
h.
voetnoot1)
Hs. aussaut.
margenoot+
a.
voetnoot2)
Lees: doe.

voetnoot1)
Hs. warden.
margenoot+
h.
voetnoot2)
Verg. D. I, bl. 340, aant.Ga naar voetnoot2).
voetnoot2)
Verg. D. I, bl. 340, aant.
voetnoot3)
Hs. blide.
margenoot+
c.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken