Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den schat der christelicker leeringhe tot verklaringhe van den catechismus (1610)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den schat der christelicker leeringhe tot verklaringhe van den catechismus
Afbeelding van Den schat der christelicker leeringhe tot verklaringhe van den catechismusToon afbeelding van titelpagina van Den schat der christelicker leeringhe tot verklaringhe van den catechismus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

Scans (343.57 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den schat der christelicker leeringhe tot verklaringhe van den catechismus

(1610)–Lodewijk Makeblijde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 65]
[p. 65]

De X V. lesse.
Van Godt den heylighen Gheest, ende de vijf laetste artijckelen.

Wat is Godt den heylighen Gheest?

Den derden persoon in de heylige Drijvuldicheyt, eenen ende den seluen waerachtigen Godt met Godt den Vader ende Godt den Sone; die van beyde voordtkomt, ende is de Godlicke liefde van beyde: dus bewijst men hem oock de selue eere, die men Gode den Vader ende Gode den Sone schuldich is, als eenen Godt met hen.

Gheeft ons hier af eenighe ghelijckenisse?

Dese Godlicke mysterien en konnen geenssins volkomelick door eenighe lichamelicke ghelijckenissen verklaert worden: nochtans sullen wy eenich licht gheuen aen ons duyster verstandt, om dat wat bequamer te maken tot kennisse deser hoogher verholentheden. Gelijck dan eene fonteyne voordtbrenght eenen waterloop, ende beyde eenen vijuer, ende en is nochtans maer een ghedurich water: alsoo Godt den Vader, als eene fonteyne, brenght voordt sijnen Sone, als eenen waterloop; ende den Vader met den Sone, als eene fonteyne ende waterloop, brengen voordt den heyligen Gheest, als eenen vijuer; ende en zijn nochtans gheene dry Goden, maer alleen eenen Godt.

[pagina 66]
[p. 66]
Waerom verstaen wy door den heylighen Gheest den derden persoon, nae dat de andere twee oock heylighe gheesten zijn?

Om dat de twee eerste andere namen hebben, die hen eyghen zijn; te weten, Vader, ende Sone: maer den derden persoon en heeft gheenen eyghenderen naem, die hem ende sijnen wercken bequamer is, dan desen, die ghemeyn is: want hy eenen suyueren gheest is, sonder lichaem, autheur van alle onse heylicheydt; want die uyt Godts liefde komt, de welcke liefde Godts, is den heylighen Gheest.

Wat leert ons den neghensten artijckel onses gheloofs?

1. Dat wy ontwyfelick moeten gheloouen, dat daer eene Christelicke Kercke is, buyten de welcke niemandt en kan salich worden.

2. Dat de teeckenen van dese Kercke zijn, eenicheydt, heylicheydt, alghemeynheydt, ende andere, die wy in de seste Lesse verklaert hebben.

Welck is het eerste werck van den H. Gheest?

Alle de leden van de waerachtighe Kercke Christi door het uytdeylen sijner gratie in het ghebruyck der seuen Sacramenten heylich te maken.

Hoe veel deelen heeft Christi Kercke, als men haer neemt in hare gemeyne volheydt?

Ga naar margenoot+ Den heylighen Augustinus leert, dat daer een deel is in den hemel, met Godt triomferende; een ander deel hier in dese wereldt, voor

[pagina 67]
[p. 67]

sijne salicheydt strijdende. Daer is noch een derde deel. te weten, in't vaeghvier, voor sijne schuldt lijdende, tot dat het gantsch ghesuyuert sal worden, ende soo weerdich zijn het eeuwich leuen te ontfanghen.

Wat is, Gemeynschap der heylighen?

Dit bediedt een uytnemende besonder priuilegie van de heylighe Kercke: te weten, dat ghelijck in een lichaem alle de leden mededeylen, Ga naar margenoot+ ende ghevoelen de welghesteltheydt van malckanderen, ende van het geheel lichaem; soo oock in de heylige Kercke, alle de Christenen, die in de gratie Godts zijn, deylen mede van de verdiensten Christi, van de liefde der heylighen die in den hemel zijn, ende van alle de sacrificien, ghebeden, Sacramenten, Ga naar margenoot+ aelmoessen, penitentien, ende andere goede wercken, die de wereldt ouer van alle leuende Ga naar margenoot+ lidtmaten geschieden, voor soo veel nochtans als sy die van noode hebben, als wesende al te samen leden van een gheestelick lichaem, ende Ga naar margenoot+ hebbende al eenen Gheest.

Welck is het tweede werck des H. Gheests?

Dat ons verklaert wordt in den tiensten artijckel: te weten, dat den H. Gheest in het ghebruyck der H. Sacramenten, namelick van het Doopsel, de Biechte, ende het heylich Oliessel, door het mededeylen sijner gratie, de siele suyuert van hare sonden.

In hoe veel manieren worden in Christi wet den sondaren hunne sonden vergheuen?

In twee. Ten eersten, door een waerachtich berou, dat spruyt uyt de suyuere liefde

[pagina 68]
[p. 68]

Godts, gevoeght met eene oprechte begheerte om die te biechten, als men met der daedt daer toe gheene middelen en heeft. Ten tweeden, door de Biechte, ende het ghebruyck der anderer Sacramenten. De eerste quijtscheldinge der sonden geschiedt door de opperste authoriteyt Godts alleen: de tweede door commissie, die Christus gegeuen heeft aen de Priesters van sijne Kercke; soo wy klaerlick vinden beschreuen Ga naar margenoot+ Matthei in't sestienste capitel, ende Joannis in't twintichste. Waer te bemercken is, dat Christus doet gelijck eenen Prince, die met Ga naar margenoot+ sijne schuldenaers handelt nu door sijnen Rentmeester, dien hy ghestelt heeft, niet en soude konnen spreken noch handelen.

Wat leert ons dese vergheuenisse der sonden?

1. Niemermeer wanhopich zijn van Godts Ga naar margenoot+ ghenade: want daer en zijn gheene sonden soo groot, soo veroudert, soo vermenichvuldight, men kan-se in de heylighe Kercke vergheuen.

2. Ons weerdich maken, door een goedt leuen, der gratie onser verkiesinghe tot de heylighe Kercke: want buyten haer gheene sonden vergeuen en worden.

3. Den Priesterlicken staet eeren, die Christus in sijne plaetse Rechters der menschen, ende Regeerders der heyligher Kercke gestelt heeft, ende de sleutels des hemels Ga naar margenoota belooft ende Ga naar margenootb ghegheuen heeft.

Welck is het derde werck van den H. Gheest, ons beschreuen in den Credo?

Dat verklaert ons den elfsten artijckel: te weten, dat den heyligen Gheest, door sijne in-

[pagina 69]
[p. 69]

wooninghe in ons, bequaem maeckt onse lichamen, om eens glorieuselick te verrijsen.

Wat gelooft ghy van de verrijsenisse des vleeschs?

Dat alle menschen, die oyt gheweest zijn, ende noch komen sullen, ten ioncksten daghe wederom sullen verrijsen, ende in hunne eyghene lichamen voor Christum den Rechter komen, om loon nae hunne voorgaende wercken te ontfanghen.

Wat lichamen sullen de menschen dan hebben?

De lichamen der goeder menschen sullen nae de weerde van hunne glorieuse siele licht, klaer, subtijl, ende onlijdelick zijn.

De lichamen van de quade menschen sullen nae den eysch van hunne vermaledijdde siele swaer, duyster, dick, ende vol onverdraghelicks lijdens zijn.

Hoe sal dese verrijsenisse konnen gheschieden, nae dat de lichamen soo verscheydelick geworpen, ende gantsch vergaen sullen wesen?

Door Godts almogenheyt, die, ghelijck hy uyt niet alle creaturen voortgebrocht heeft, oock eenen-iegelicken sijn eyghen lichaem beschicken sal.

Welck is het vierde werck des H. Gheests?

Dat verklaert ons den twelfsten artijckel: te weten, dat hy ons het eeuwich leuen, door goede ende verdienstighe wercken, doet verdienen.

Wat leert ons desen artijckel?

Dat nae dit verganckelick leuen volgen sal

[pagina 70]
[p. 70]

een ander leuen, dat niemermeer eynde nemen en sal, vol troosts ende salicheydts voor siele ende lichaem, nae de mate van eens-iegelicks verdiensten.

Hoe groot is de glorie van het toekomende leuen?

Ga naar margenoot+S. Paulus seght: Gheene ooghe en heeft gesien, noch oore gehoort, noch 't en is in 't herte des menschs niet opghekomen, het ghene dat den Heere bereydt heeft den ghenen die hem lief hebben.

Wat kan ons tot dese glorie helpen?

Een leuende ende oprecht gelooue, dat door Godts liefde ons oeffent in wercken van het versteruen onses-selfs, ende verfoeyen der wereldt, van verduldich verdraghen aller miserien, van bermherticheyt tot onsen naesten, ende van gestadige deuotie tot Godt, ende daer in doet volstandichlick blijuen tot den eynde toe. Om dat te volbrenghen, het bemercken des loons gheeft moedt, ende versoet den arbeydt.

Wat is Amen?

Dat is, De waerheyt is sulcks: te weten, dat al wat daer gheseyt is, waerachtich is, ende dat ick dat ontwijfelick ghelooue.

margenoot+
Lib. 12. de ciuit cap. 9.
margenoot+
1. Cor. 6. 17.
margenoot+
Psalm. 118. 63.
margenoot+
1. Ioan. 1. 3.
margenoot+
1. Cor. 12. 12.
margenoot+
Matth. 16. 18. 19.
margenoot+
Ioan. 20. 23.
margenoot+
Ioan. 20. 23.
margenoota
Matth. 16. 19.
margenootb
Ioan. 20. 23.
margenoot+
1. Cor. 2. 9.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken