Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bezoeker uit de West (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bezoeker uit de West
Afbeelding van De bezoeker uit de WestToon afbeelding van titelpagina van De bezoeker uit de West

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (155.22 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
roman
thriller


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bezoeker uit de West

(1964)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Hoofdstuk 1

Een gierende stormvlaag deed de ramen rammelen, ergens in huis sloeg, met een klap, een deur dicht. Direct na de wind kwam de regen, kletterend tegen de ramen.

‘Er staat een man op de stoep,’ zei Annelies, terwijl ze onopvallend het gordijn liet terugvallen.

George, bezig met het uitkrabben van zijn pijp, trachtte het schraapsel in de kolenkit te doen belanden, iets, waarin hij slechts gedeeltelijk slaagde.

‘Zou je dan niet...’ stelde hij vaag voor, met zijn zakmes in de ene en de pijp in de andere hand, terwijl hij met zijn voet probeerde de gemorste as weg te schuiven, waardoor er een grijze plek op de vloerbedekking ontstond.

‘Ik ken hem niet,’ zei Annelies weifelend en bleef achter het gordijn staan. ‘Maak jij de deur even open, George, ik heb er zo'n hekel aan, die mensen af te schepen. Vooral met zulk weer.’

‘Welke mensen?’ vroeg George. Hij maakte geen aanstalten om op te staan.

‘Nou, zo maar,’ zei Annelies. ‘Mensen, die wat te verkopen hebben, stofzuigers of verzekering of zo.’

‘Ik ook,’ zei George en ging door met het mes in de pijpekop rond te draaien, wat een snerpend en niet bepaald aangenaam geluid veroorzaakte.

[pagina 6]
[p. 6]

‘Wat jij ook?’ vroeg Annelies verbaasd.

‘Ik heb er ook een hekel aan,’ zei George. ‘Je komt van zulke mensen gewoon niet af, vooral als het een verzekering betreft. Maar gelukkig heb ik daar van Sanders een goede raad voor gekregen.’

‘Wie is Sanders?’

‘Vent op de zaak.’

‘O. Wat voor raad?’

‘Je zegt gewoon, dat je al eens voor een levensverzekering gekeurd bent en afgekeurd. Dan zie je ze nooit meer terug.’

‘Nee...’ zei Annelies langzaam. ‘Je hebt as gemorst...’

George blies op de grijze vlek, waarop deze zich verspreidde.

De bel rinkelde weer.

‘Hij geeft het niet op,’ zei George met een zucht. Hij legde zijn pijp behoedzaam op de tafel en stond op. Bij de kamerdeur keek hij even om. ‘Ik ga het in praktijk brengen.’ Met zijn hand op de deurknop weifelde hij even. ‘Maar als het nu toch stofzuigers zijn?’

‘Die hebben we toch al?’ zei Annelies.

George knikte. ‘Ja, misschien gelooft hij dat,’ zei hij en ging de kamer uit.

Annelies, die toch wel een beetje nieuwsgierig geworden was, liep hem achterna en bleef voor de gesloten deur staan luisteren. Ze hoorde hoe George de voordeur opende en toen opeens zijn stem op een heel andere toon, dan ze verwachtte. Ze opende de deur op een kier om te kunnen horen, wat er gezegd werd.

‘Kom binnen, kerel, blijf niet in dat beestenweer buiten staan. Neem me niet kwalijk, dat ik je even moest laten wachten, maar ik was juist Annelies aan het helpen en daarom kon ik niet direct komen. Wat een verrassing.’

Annelies trok verbaasd om die vlotte leugen haar wenkbrauwen omhoog. Ze herkende de stem niet, toen de man George antwoordde. Maar de woorden verstond ze duidelijk.

‘Wie stond er achter het gordijn?’ en ze kon zich George's beteuterde gezicht voorstellen, toen hij niet direct antwoordde.

[pagina 7]
[p. 7]

Ze hoorde hem lachen. ‘Ha, ha,’ maar het klonk niet overtuigend. ‘Dat was Annelies.’

Meer hoorde ze niet, omdat ze geruisloos de kamerdeur sloot. Ze hoefde verder niets te horen. Natuurlijk kwam er weer bezoek, nu ze de kamer niet opgeruimd had. Ze keek snel rond, raapte een krant van de grond en vouwde die haastig weer in zijn oorspronkelijke vorm. Ze greep George's pijp en zakmes en stopte die vlug in een la van zijn bureau, maar meer tijd had ze niet. De deur van de huiskamer ging open en een voor haar totaal onbekende man kwam binnen, met daarachter George.

Ze trok haar gelegenheidsgezicht, je kon immers nooit weten en dan nam je het zekere maar voor het onzekere.

‘Dag mevrouw Berger,’ zei de vreemde en Annelies wist niets beters te doen, dan op haar beurt ‘dag meneer’ te zeggen, wat ze nogal onbenullig vond klinken. Inwendig kookte ze en flitsten gedachten door haar hoofd - waarom zei George nou niks - wie was die man - wat moest ze hem te drinken aanbieden - ze hadden niets in huis - Maar George schoot te hulp.

‘Dit is Bob Heuveling,’ zei hij en toen hij de hulpeloze blik in haar ogen zag voegde hij er met een zekere nadruk aan toe: ‘Je weet wel, waar ik vroeger, voordat ik jou kende, bevriend mee was. We hebben toch samen gestudeerd.’

Annelies, die zich totaal niet herinnerde, dat George ooit over een vriend, genaamd Bob, gesproken zou hebben, zei toch maar: ‘O, ja natuurlijk, neem me niet kwalijk, ik kon het een met het ander niet zo gauw combineren. Hoe maakt u het, meneer Heuveling?’ en ze stak een hand uit, terwijl ze een vlugge blik op George wierp en de bewondering in zijn ogen zag.

Even later zaten ze met hun drieën voor de haard. De wind loeide in de schoorsteen. Heuveling staarde een ogenblik naar de oplaaiende vlammen en zei: ‘Wat gaat het te keer, he? Het is eigenlijk geen weer om er op uit te trekken.’

‘Maar je hebt het toch gedaan,’ stelde George vast.

‘Ja,’ zei Bob. ‘Ik had er een speciale reden voor.’ Hij zweeg even en vervolgde toen: ‘Hoe lang is het geleden, George, dat wij elkaar

[pagina 8]
[p. 8]

het laatst ontmoetten? Een jaar of tien, geloof ik. Tien jaar, het is niet zo lang voor jou misschien, maar voor mij lijkt het haast een onafzienbare tijd. Dat een mens in zoveel jaren zo weinig veranderen kan. Het verbaast me, dat je mij direct herkende George.’

‘Maar dat deed jij mij toch ook?’

‘Maar jij bent ook haast niet veranderd. Alleen, dat je nu getrouwd bent, maar ook dat is niet aan je te zien. Wat u als een compliment op zoudt kunnen vatten, mevrouw Berger.’

Hij keek glimlachend naar Annelies. ‘Wie dacht u, dat er op de stoep stond?’

‘O, een man met stofzuigers of zo,’ zei Annelies.

‘Wat vreemd, dat het jou zo lang geleden lijkt,’ zei George. ‘Ik herinner me nog als de dag van gisteren, dat ik je aan boord bracht. Hoe heette het schip ook weer? Caribbean of zo iets.’

‘Caribia,’ zei Bob. ‘In de oorlog in de grond geboord.’

‘En daarna heb ik nog een keer een brief van je gehad, maar mijn volgende brieven bleven onbeantwoord. Je had zeker wel wat beters te doen,’ zei George lachend om de toon van verwijt wat te verzachten. Maar Bob begreep de bedoeling.

‘Ik herinner het me,’ zei hij. ‘Ik herinner me, dat ik dikwijls dacht, nou moet ik George toch weer eens schrijven, maar ik kwam er niet toe. Toch keek ik wel naar je brieven uit George, maar van een paar dagen uitstel werd het een paar weken en dan blijft het daar bij. Ik kan me voorstellen, dat je het schrijven opgaf. Maar het betekent niet, dat ik je vergeten was George. Daar zijn we te lang vrienden voor geweest.’

‘Ik kan het me wel voorstellen,’ zei Annelies. ‘Een nieuwe omgeving, een heleboel mensen waarmee je kennis maakt. Waar bent u geweest?’

‘De laatste jaren in Venezuela.’

‘Maar ik dacht, dat je naar Curaçao ging?’ zei George.

‘Dat was oorspronkelijk ook het plan,’ zei Bob. Het leek, alsof hij moeilijkheden had met het vinden van de juiste woorden. Ten slotte zei hij: ‘Het is allemaal anders gelopen, dan ik het had ver-

[pagina 9]
[p. 9]

wacht. Ik ben inderdaad een tijd lang op Curaçao geweest, maar na een paar jaar werd ik overgeplaatst naar Venezuela.’

‘Ben je dan nu met verlof?’

‘Nee, ik ben niet met verlof. Ik blijf waarschijnlijk voorgoed in Holland.’

‘Waarom? Kon u daar niet wennen?’

‘Wennen? Ja, wat dat betreft waren er geen moeilijkheden. Nee, dat was de kwestie niet. Zelfs de warmte is wel te verdragen als je over de eerste moeilijkheden heen bent. Ik heb me daar tenminste nooit erg druk over gemaakt.’

‘Je bent niet getrouwd, he?’ vroeg George, die ongemerkt naar Bobs handen gekeken had, maar daar geen trouwring aan had ontdekt.

Het leek, alsof deze eenvoudige vraag Bob in verwarring bracht. Toen zei hij langzaam: ‘Herinner je je Suzy Benting nog?’

Verrast keek George hem aan. ‘Natuurlijk herinner ik me Suzy. Waarom vraag je dat?’

‘Suzy en ik zijn twee maanden, nadat ik op Curaçao aangekomen was getrouwd.’

‘Wat? Hoe kan dat? Ik dacht, dat jij niets om Suzy gaf?’

‘Dan vergis je je daarin,’ zei Bob op zachte toon. ‘Ik heb altijd van haar gehouden, maar...’ Hij zweeg en keek Annelies aan.

‘Je kunt gerust verder vertellen, Bob. Ik zal maar Bob zeggen, he? Ik weet alles van Suzy Benting af,’ zei Annelies.

‘Goed. Toen ik indertijd dacht, dat Suzy alleen oog voor jou had, heb ik me teruggetrokken.’

George begon te lachen. ‘En naar het blijkt voor niets dus. Ik heb dat nooit geweten, of zelfs maar vermoed Bob. Je hebt dat wel bijzonder goed voor me verborgen kunnen houden. Wat lijkt dat allemaal alweer lang geleden. Ja, er is toch wel heel wat gebeurd in die tussentijd. Kort voordat jij naar Curaçao ging is het tussen Suzy en mij uitgegaan. We pasten toch niet erg goed bij elkaar. Gek, dat ik je dat nooit verteld heb.’

‘Dat heb je wel. Maar ik wist het al allemaal van Suzy, voordat ik jouw brief kreeg.’

[pagina 10]
[p. 10]

‘Was ze dan al op Curaçao toen jij daar aankwam?’

‘Nee, ze was gelijk met mij aan boord.’

George begon te lachen. ‘Een uitstekende plaats voor romantiek, heb ik me altijd laten vertellen en dat schijnt in dit geval dan ook wel uitgekomen te zijn.’

‘Wil iemand nog koffie?’ vroeg Annelies. Ze vroeg zich af, wat er achter de kennelijke terughoudendheid van Bob schuil ging. Op de een of andere manier scheen hij zijn hart te willen luchten, maar aan de andere kant gaf hij duidelijk blijk van aarzeling.

‘Nee, dank je,’ zei Bob en stak een sigaret op, die George hem voorhield.

‘En dus,’ zei George, die Annelies zijn lege kop toeschoof, ‘dus neem ik aan, dat je onder de gegeven omstandigheden meer succes had.’

Het duurde een ogenblik, voordat Bob antwoordde. Hij haalde de rook van de sigaret diep in zijn longen. Toen zei hij: ‘Je zoudt het zo kunnen noemen.’

‘En waar is Suzy nu?’ vroeg Annelies. ‘Waarom is ze niet met je meegekomen? Of heb je haar in Venezuela gelaten?’

‘Ja,’ zei Bob. ‘Ik heb haar daar gelaten. Want zie je, Suzy is een jaar geleden gestorven.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken