Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bezoeker uit de West (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bezoeker uit de West
Afbeelding van De bezoeker uit de WestToon afbeelding van titelpagina van De bezoeker uit de West

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (155.22 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
roman
thriller


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bezoeker uit de West

(1964)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 58]

Hoofdstuk 7

Ik stond een ogenblik als met stomheid geslagen, want ik kon in de verste verte niet vermoeden wat de man van mij verwachtte. Ik sloot de deur achter mij en ik merkte op: ‘U houdt er eigenaardige gewoontes op na.’

Hij glimlachte. ‘Vindt u?’ vroeg hij op een toon dermate beledigend, dat ik mij moest beheersen.

‘Als u mij spreken wilde had u toch al eerder daar iets van kunnen zeggen. Daar hoeft u toch niet deze plaats en tijd voor te bepalen?’

‘Ik achtte deze plaats en tijd de beste, vriend Heuveling.’ Ik gaf hem geen antwoord. Uit de kooi klonk luid het gesnurk van de beschonkene. Als Rutgers de bedoeling gehad had ongestoord met mij te spreken, dan had hij geen betere plek kunnen uitzoeken, maar daar mij de manier waarop hij tot dit gesprek wenste te komen allerminst beviel liet ik hem dat ook duidelijk merken, toen ik antwoordde: ‘Ik geloof niet dat ik op deze toon prijs kan stellen. Ik heb niets met u te bespreken.’

‘Maar ik wel,’ zei Rutgers en in zijn stem klonk een dodelijke bedreiging. Ik geloof dat ik toen voor het eerst een gevoel van angst kreeg, niet voor fysiek gevaar, maar voor iets anders, iets onbestemds, dat van de man uiting. Hij wees op de andere stoel, die de hut rijk was en zei: ‘Ga zitten.’

[p. 59]

Er bleef mij weinig anders over te doen. Ik was woedend maar ik moest er rekening mee houden, dat ik nog enkele dagen met deze man de hut zou moeten delen. Ik ging dan ook op de aangewezen stoel zitten en hij merkte op: ‘Zo, dat is beter.’

Ik zei niets, maar wachtte af.

‘Vertel me eens hoe u zo tot die plotselinge liefdesverklaring aan dek kwam?’ zei Rutgers mij strak aanziende.

‘Ik geloof niet, dat het iets is waar u zich mee hebt te bemoeien.’

‘Denkt u dat? En als ik nu zelf plannen had ten aanzien van de persoon tegenover wie u zo opdringerig moest doen?’

Ik kon niet nalaten te glimlachen. ‘Maar dat is toch te belachelijk.’

‘Dat is heel betrekkelijk. Misschien denkt u daar nog wel eens anders over.’

‘Overmorgen verlaat u dit schip. Ik hoop u nooit weer te zien.’

‘Dat kan ik me voorstellen. Maar het is nogal naïef. U bent geoloog. Op Curaçao valt er niet veel geologie te bedrijven, althans niet in verband met de olie. Het zou met niet verwonderen als we elkaar nog eens ontmoeten. Ja, ik ben er haast zeker van.’

‘Ik betwijfel het.’

‘Ja, maar het brengt ons van het onderwerp af. U hebt getracht mij het gras voor de voeten weg te maaien.’

‘Ik heb zelfs geen seconde aan u gedacht. Hoe weet u overigens wat mijn beroep is?’

‘Dat herinnert u zich niet? U hebt het me zelf verteld.’

Ik begon de overtuiging te krijgen met een gek te doen te hebben. Ik was er namelijk zeker van dat ik het hem niet verteld had.

‘U hebt me geen antwoord gegeven.’ De ogen waren strak op mij gericht, ik kon niet nalaten hem aan te kijken, ik kon mijn ogen niet afwenden.

‘U bent ziek,’ zei Rutgers. ‘waarom hebt u me niet gezegd dat u ziek was?’

Inderdaad voelde ik me ellendig, ik wilde me aan die blik uit zijn ogen onttrekken, maar ik was machteloos. Hoe langer ik hem aankeek hoe zieker ik mij voelde. Ik was doodmoe, ik kon niet

[p. 60]

goed meer denken. Ik fluisterde: ‘Ja, ik ben ziek.’ Het begon om mij heen te draaien, cirkels, steeds grotere cirkels.

‘Nonsens,’ zei opeens een zware stem achter me. Het drong flauw tot me door, dat ik die stem kende, dat die stem hulp betekende, hulp, die ik zo dringend nodig had. Ik wist niet wat er om mij heen gebeurde, ik hoorde het geluid, zware bonzen, brekend glas en woedende mannenstemmen. Het was alsof ik uit een nachtmerrie ontwaakte, maar een nachtmerrie, die zich voortzette terwijl ik wakker was.

Ik lag opeens op de grond en iets lag er boven op mij, ik trachtte me vrij te worstelen, tot ik opeens besefte, dat wat er op mij lag een mens was. Een mens, die niet bewoog. Het was heel stil in de hut, het licht was uitgegaan of iemand had het uitgedraaid. Een ontzettende angst greep mij aan voor wat er gebeurd was. Ik probeerde onder het lichaam, dat loodzwaar was, vandaan te kruipen maar het duurde een ontzettend lange tijd voordat ik daar in slaagde. Althans het leek mij verschrikkelijk lang. Er moest licht zijn, ik moest kunnen zien wat er gebeurd was. Ik probeerde op te staan, maar mijn knieën begaven het en ik vroeg me af of ik gewond was.

Opeens flitste het licht aan. Een ogenblik was ik verblind, maar dat duurde niet lang. In de deuropening van de hut stond een man in uniform, achter hem zag ik het bleke gezicht van de hutsteward en daarachter, met een triomfantelijke grijns om zijn mond, Rutgers.

‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg de man in uniform. Ik zag nu, dat het de kapitein was, maar ik kon niet antwoorden. Zijn blik volgend zag ik op de grond het lichaam van Donkers. Ik kreeg het vreselijk vermoeden, dat de man dood was.

De kapitein knielde naast hem en keek een ogenblik later op. ‘Hoe is dit gekomen?’ vroeg hij. ‘Hebt u gevochten?’

‘Ik weet niet wat er gebeurd is,’ zei ik. ‘Gevochten? Nee, waarom zou ik met hem vechten? Er was niet de minste reden toe. Is hij dood?’

‘Nee, hij is niet dood,’ zei de kapitein. ‘Er is een dokter aan boord, dokter Benting geloof ik, ga hem halen, steward.’

[p. 61]

Ik had op het ogenblik, dat ik de vraag stelde niet naar kapitein Fuchs maar naar Rutgers gekeken en verbeeldde ik het mij of verstrakte de grijns, die nog steeds op zijn gezicht lag toen hij hoorde, dat Donkers nog leefde? Langzaam begon er iets bij mij te dagen. Mijn onverklaarbaar gevoel van ziek zijn, de moeheid, alles wees er op, dat Rutgers getracht had mij te hypnotiseren. Was hij daarin geslaagd, had hij mij gedwongen met Donkers te vechten en had ik toen getracht deze te doden? Ik wist niet veel van hypnose, maar ik herinnerde mij, dat men de gehypnotiseerde geen daden kon laten doen tegen zijn wil. Of vergiste ik mij daarin? Ik wist het niet, ik wist helemaal niet wat er gebeurd was, ik herinnerde mij niets, maar ik besefte wel degelijk in wat voor een onmogelijke positie ik verkeerde, ik doorzag de bedoeling die Rutgers had, mij op de een of andere manier uit de weg te werken, zodat hij vrij spel zou hebben. En als Donkers zou sterven zonder iets te kunnen vertellen, hoe zou ik dan ooit aan kunnen tonen, dat ik het niet geweest was, die hem gedood had? Als ik het tenminste niet had gedaan?

In de paar minuten, die wij moesten wachten tot dokter Benting k wam, trachtte ik een oplossing te vinden, een verklaring die voor de anderen aannemelijk zou zijn, maar het leek, alsof ik mijn gedachten niet kon concentreren.’

 

Bob zweeg en staarde in het vuur.

‘Als Rutgers met Donkers gevochten had,’ zei Annelies, ‘was er dan aan hem niets te zien, daar daarop wees?’

‘Nee.’

‘Wou je beweren, dat hij een vechtpartij op leven en dood gevoerd had zonder zelf maar één kreukje te krijgen?’ vroeg George ongelovig.

‘Er was niets aan hem te zien.’

‘Wat een ellendige situatie,’ zei Annelies huiverend. ‘Ik zou niet weten wat ik doen moest.’

‘Precies, dat wist ik ook niet,’ vervolgde Bob. ‘Toen dokter Benting eindelijk kwam was ik nog net even ver. Hij keek mij

[p. 62]

even verbaasd aan, maar bepaalde toen zijn aandacht op Donkers. Hij zei een hele tijd niets, maar toen hij zich eindelijk oprichtte stond zijn gezicht weinig hoopvol.

‘Hij moet direct naar het hospitaaltje gebracht worden,’ zei hij. ‘Ik zal operatief moeten ingrijpen.’

‘Is er kans, dat hij dood gaat?’ vroeg ik. Dokter Benting keek mij even aan en toen naar de kapitein. Die knikte.

‘Hij heeft een kleine kans,’ zei Benting en haalde zijn schouders op. ‘Wat is er in godsnaam gebeurd Bob?’

Het was voor het eerst, dat hij mij bij mijn voornaam noemde.

‘Ik weet het niet,’ herhaalde ik voor de zoveelste keer. En al die tijd zei Rutgers niets. Hij stond daar als een regisseur die de spelers volgens de script laat optreden. Ik was ervan overtuigd dat de mededeling dat Donkers leefde hem van zijn oorspronkelijk plan had afgebracht, maar nu had hij een nieuw idee, daar was ik van overtuigd. En dat wij het spel speelden, zoals hij dat wilde, daar was ik ook zeker van.

De gewonde werd op een matras gelegd en weggedragen. We bleven slechts met ons drieën in de hut achter, de kapitein, Rutgers en ik. En om Rutgers spel geheel volgens de regels te spelen zei kapitein Fuchs: ‘U gaat met mij mee naar mijn hut, meneer Heuveling, we moeten deze kwestie eens nader bespreken. U meneer Rutgers, pakt u uw bagage en zet die klaar, u krijgt een andere hut.’

‘Uitstekend, kapitein,’ zei Rutgers. Zijn gezicht stond nu zo ernstig, dat het leek alsof hij medelijden met mij had, maar ik bedacht dat het nog twee dagen zou duren voordat we in La Guaira zouden zijn, twee dagen waarin Rutgers vrij spel zou hebben tenzij ik erin slaagde mij zelf vrij te pleiten, of Donkers bij tijds zou bijkomen om opheldering te geven. Maar van het laatste was ik wel overtuigd, dat dat niet zou gebeuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken