Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bezoeker uit de West (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bezoeker uit de West
Afbeelding van De bezoeker uit de WestToon afbeelding van titelpagina van De bezoeker uit de West

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (155.22 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)
roman
thriller


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bezoeker uit de West

(1964)–W. van Mancius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[p. 107]

Hoofdstuk 14

George vertelde Annelies alleen wat hij gehoord had over Bob, over zijn ontslag repte hij niet, daar was nog tijd genoeg voor. Hij moest nadenken, want hij wist precies wat het gevolg van die mededeling zou zijn. Ze konden voorlopig vooruit, hij had twee maanden salaris in zijn zak. Geen kapitaal, maar het betekende toch dat hij even de tijd had om iets anders te zoeken, zonder zich op de hulp van zijn familie te beroepen. Of liever Annelies' familie. Notaris Kolkman, in kleinburgerlijke bekrompenheid had slechts één doel in het leven, zoveel mogelijk geld te verzamelen. Hij had een grondige hekel aan George's vrijgevochten geest, wenste zich niet te verdiepen in een gedachtengang die anders was dan de zijne, bestempelde George's levensopvatting als nozemmanieren en mevrouw Kolkman, heilig overtuigd van de voortreffelijke hoedanigheden van haar muffe echtgenoot, was het roerend met hem eens, Annelies stortte zich door dit huwelijk in het ongeluk.

Hij had zich dikwijls afgevraagd of ze niet zagen dat hun dochter anders was, of ze blind waren in hun stomme zelfingenomenheid om de hunkering naar het leven niet te zien, toen Annelies met twee handen de mogelijkheid aangreep de stoffige folianten te ontvluchten.

Verdomd, dacht hij, terwijl hij nog een kop koffie bestelde, het zou precies in hun kraampje te pas komen als ze wisten dat hij zijn

[p. 108]

baantje, waar ze toch al zo hun neus voor opgetrokken hadden, kwijt was. Natuurlijk zouden ze hen als het er op aan kwam financieel helpen, elke cent twee maal omdraaien en dan met een hatelijke opmerking afstaan.

Het moest voorkomen worden, dacht George, maar hoe, dat wist hij op dat ogenblik niet. Was het maar niet beter, het met Annelies te gaan bespreken?

Hij betaalde, plotseling tot een besluit gekomen. Annelies moest het toch weten, dan maar beter ineens, samen zouden ze misschien tot een oplossing van het vraagstuk kunnen komen.

Nu hij de beslissing genomen had duurde de tramrit naar huis hem veel te lang, het leek alsof er geen tijd te verliezen was. Stel je voor dat Annelies uitgegaan was, ze zou toch die kleren voor Bob op gaan halen? Ze verwachtte hem toch niet voor half zes? Maar Annelies was thuis.

‘George! Wat doe jij thuis op dit uur van de dag?’ Ze had hem de voordeur horen openmaken en was de kamer uitgekomen.

‘Ga maar naar binnen,’ zei George, terwijl hij zijn jas begon uit te trekken, ‘ik heb je wat te vertellen.’ Je kon toch niet zo met de deur in huis vallen, dacht hij, terwijl hij de druipnatte regenjas aan de kapstok hing.

Natuurlijk ging Annelies niet naar binnen.

‘Laat me raden,’ zei ze lachend.

Goeie genade, dacht George, ze maakt er een lolletje van en hij probeerde heel ernstig te kijken, zich zelf voorhoudend, dat het toch wel erg was, dat hij zo iets toch niet als een grap kon opvatten.

‘Nee kind.’ zei hij en sloeg zijn arm om haar heen en trok haar de kamer binnen. ‘Het is geen grapje. Zie je, ik heb zojuist mijn ontslag gekregen.’ Hij zag Annelies' gezicht betrekken.

‘Ontslag?’

‘Ja, ik ben eruit getrapt. Vriend Aberson heeft zich van mij ontdaan.’

‘O, maar George, dat is verschrikkelijk.’

‘Dat vond hij niet.’

‘Nee, wacht nou, je praat zelf net alsof het niet iets vreselijks is.’

[p. 109]

‘Eigenlijk is het dat ook niet, ik kots van Aberson.’

‘Maar we moeten toch leven? En je was daar toch betrekkelijk je eigen baas?’

‘Dat dacht je maar, dat was dan ook de reden, dat ik eruit vloog. Niet punctueel genoeg.’

‘Je was wel laat vanmorgen.’

‘Begin jij nu ook al? Natuurlijk was ik laat. Als ik niet laat ben dan komt er de hele dag niemand. En nu op zo'n rotdag waarop je verwacht, dat iedereen achter de kachel kruipt, komt er een of andere gek en koopt een wagen op een uur waarop een fatsoenlijk mens nog in zijn bed ligt.’

‘En Aberson verkocht in jouw plaats?’

‘Ja, en hij was zo met zich zelf ingenomen, dat hij opeens vond dat hij mij niet meer nodig had. En dus fladderde ik eruit.’

‘Maar dat kan hij toch niet zo maar...’

‘Kijk.’ George haalde zijn portefeuille uit zijn zak. ‘Twee maanden salaris, min twee koppen koffie.’

Hij stak haar de portefeuille toe, die ze aannam en openmaakte.

‘Hadden we dat elke maand maar,’ zei ze en begon te lachen. Van de weeromstuit begon George ook te lachen, het was zo maar om niets. Opeens zei Annelies. ‘Maar George, wat doen we nu?’

Hij was opeens ernstig. ‘Dat is iets om rustig onder ogen te zien.’

‘Hoe laat is het?’

‘Wat heeft dat er nou mee te maken? Half een.’

‘Tijd om wat te eten. Toch wel leuk om je nu eens thuis te hebben met koffiedrinken.’

‘Wat je leuk noemt.’

‘Ben je niet blij thuis te zijn? Of zat je liever bij Aberson?’

‘Nonsens Annelies, je moet ernstig zijn.’

‘Weet ik wel.’

‘Nou dan.’

‘Nou dan wat? Wil je koffie?’

‘Wacht even dan haal ik het. Je zou de tafel kunnen dekken.’

‘Nee, nu jij werkloos bent mag jij dat doen.’

‘Annelies ik waarschuw je.’

[p. 110]

‘En koffie zet ik wel, dat kun je toch niet. Ik ben zo terug.’

Ze liep de kamer uit en tot zijn verbazing hoorde hij haar in de keuken zingen. Hij stond er een ogenblik verbijsterd naar te luisteren, toen begon hij de tafel af te ruimen en te dekken voor het koffiemaal. Hij glimlachte. Dat was het juist geweest, wat hem zo in Annelies aangetrokken had. Ze wist altijd haar goede humeur te bewaren. Juist toen hij met de tafel klaar was kwam Annelies binnen met twee koppen korffie.

‘Ik heb eens nagedacht,’ zei ze, terwijl ze de koppen neerzette. ‘We moeten ervoor zorgen, dat vader en moeder dit voorlopig niet te weten komen.’

‘Heb ik ook gedacht. Ik ben niet wild op die opmerkingen van je vader. “Zie je wel Annelies, ik heb het je altijd wel gezegd, er deugt geen haar van die man, nou je hebt het aan je zelf te danken.” Nee, dank je, ik hoop, dat we het nooit hoeven te zeggen. Ik vind wel iets voor het zo ver komt.’

‘Natuurlijk vind je iets. Kom nou maar aan tafel.’

‘Annelies?’

‘Ja?’

‘Denk je dat ik iets vind? Ik bedoel voordat...’

‘Ik weet het niet George.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken