Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kerck der deucht (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kerck der deucht
Afbeelding van De kerck der deuchtToon afbeelding van titelpagina van De kerck der deucht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

Scans (1.77 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Editeurs

Hessel Miedema

Marijke Spies



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kerck der deucht

(1977)–Karel van Mander–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Bibliografische aantekeningGa naar voetnoot1.

De druk van De kerck der DeuchtGa naar voetnoot2. waarvan zich een exemplaar bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te BrusselGa naar voetnoot3. beslaat één, met A gesigneerd katern in kwarto. De vraag doet zich voor of op grond van het gebruikte typografisch materiaal vastgesteld kan worden wie de drukker is geweest en wanneer deze druk tot stand gekomen kan zijn.

 

Vervliet stelt in zijn Sixteenth-century printing types of the Low Countries dat, hoewel voor de 16de (en 17de) eeuw niet meer kan worden aangenomen dat elke drukker de exclusieve eigenaar was van een bepaald lettertypeGa naar voetnoot4., de methode om drukken op grond van hun

[pagina 34]
[p. 34]

typografisch materiaal te identificeren voor die periode allerminst afgeschreven hoeft te worden, wanneer men als identificatie-criterium maar het voorkomen van een bepaalde combinatie van verschillende lettertypen hanteertGa naar voetnoot5.. Hoe gevarieerder het typografisch materiaal, met hoe meer zekerheid een identificatie mogelijk is: ‘If... there are more than one typeface, the number of possible printers is narrowed; and should there be as many as four different types, there is, as a rule, only one printer to be associated with them, or at any rate, the number of possible printers is so small that other criteria (language, content, illustration, paper, minutiae) will generally lead to a conclusion.’Ga naar voetnoot6.

 

Het typografisch materiaal van de hier onderzochte druk vertoont de volgende variatieGa naar voetnoot7.:

 

R 80, in onderkast, kapitaal en klein kapitaal;
R 94, in onderkast en kapitaal;
Rkap4;
Rkap8;
C 83, in onderkast en kapitaal;
Initiaal D, 25/25 mm, romein, contoertekening, Spaanse arabesken;
[pagina 35]
[p. 35]
Sluitstuk, 46/39 mm, masker met slangen, horens, voluten, lauriertakken en afhangende linten met pomponsGa naar voetnoot8..


illustratie

[pagina 36]
[p. 36]


illustratie

We beschikken niet over samenvattende overzichten van het typografisch materiaal dat voorkomt in Nederlandse 16de- en 17de-eeuwse drukken. Het werk van Vervliet inventariseert alleen lettertypen van Noord- en Zuidnederlandse herkomst. Daar er veel materiaal uit het buitenland, met name van Franse origine, gebruikt werd, is het boek voor de identificatie van drukken, in ieder geval in eerste instantie, niet geschiktGa naar voetnoot9.. De enige mogelijkheid is derhalve onderzoek van het materiaal van afzonderlijke drukkers.

Het ligt voor de hand te beginnen bij die drukkers bij wie het overige werk van Van Mander van de pers gekomen is. Dit zijnGa naar voetnoot10.:

-Gillis Rooman te Haarlem, van 1588 (‘Een nieu Liedeken’, in: Tgetuygenisse ende nae-ghelaeten schriften van... Christiaen Rijcen) tot 1603 (Het herderpijpken); in 1609 verscheen bij Gillis Rooman nog de derde druk van De Harpe, waarvan de eerste twee edities, respectievelijk in 1597 en 1599, ook bij hem van de pers gekomen waren. Behalve eigen uitgaven drukte Gillis Rooman ook werk van Van Mander voor andere uitgevers, t.w. de vertaling van Vergilius' Bucolica en Georgica (1597) voor Zacharias Heyns te AmsterdamGa naar voetnoot11. en de tweede druk van het Hooghe liedt Salomo (1598) voor Cornelis Claesz te Amsterdam, respectievelijk voor François Soete te HaarlemGa naar voetnoot12..
[pagina 37]
[p. 37]
-Jacob de Meester te Alkmaar, van 1603 (Schilder-boeck) tot 1610 (Nederduytschen Helicon), alle uitgaven voor Paschier van Westbusch te Haarlem.
-Jasper Tournay te Enkhuizen, in 1609 (Olijf-bergh), eveneens voor Paschier van Westbusch.
-Adriaen Rooman te Haarlem, in 1610 (Het beeldt van Haerlem) en 1611 (De eerste 12. boecken Ilyadas), beide voor Daniel de Keyzer te Haarlem.

 

Van dezen heeft Gillis Rooman al het hierboven beschreven typografisch materiaal in zijn bezitGa naar voetnoot13., evenals zijn zoon Adriaen, maar deze laatste met één uitzondering waar ik zo dadelijk op terug zal komen.

Nu lopen we met deze wijze van werken wellicht enig gevaar, omdat voor zover ik heb kunnen nagaan we hier te maken hebben met lettermateriaal dat, ieder type op zichzelf beschouwd, door veel drukkers gebruikt werd. Van de Rkap8, waarschijnlijk gesneden door Peter Schoeffer de jongere en voor het eerst gebruikt door de drukker-uitgever Froben te Bazel, schrijft Vervliet: ‘The capitals are to be found in books printed in all parts of western Europe, until, from about 1540-50, they were superseded by Garamont's and Granjon's display letters’Ga naar voetnoot14.. De R94 en R80, beide van Garamond, en de C83, van Granjon - voorbeelden van de hiervoor bedoelde ‘display letters’! - werden, onder anderen, ook door Plantijn gebruiktGa naar voetnoot15..

Maar zelfs als al dit materiaal zo algemeen gebruikt werd dat Vervliets norm van vier verschillende typen er door ondergraven zou worden, dan nog zullen wij het er mee moeten doen. Immers, als het zo zou zijn dat meerdere drukkers dit zelfde materiaal gebruiken, dan zouden wij - om Vervliets woorden aan te halen - op grond van andere criteria tot een conclusie moeten komen. En welk criterium ligt dan meer voor de hand dan dat van de drukker-uitgever bij wie Van Mander in de periode waaruit het gedicht blijkens zijn inhoud

[pagina 38]
[p. 38]

dateertGa naar voetnoot16., al zijn werk liet drukken?

 

Dankzij het werk van Laceulle is vast te stellen gedurende welke periode Gillis Rooman dit materiaal gebruikteGa naar voetnoot17.. Daarbij moeten we dan uiteraard ook de drukken van zijn zoon Adriaen, die hem na zijn dood in 1610 opvolgdeGa naar voetnoot18., betrekken. Ten aanzien van deze laatste beperkte ik mij tot drukken aanwezig op de Universiteits Bibliotheek te Amsterdam en verschenen tot 1630Ga naar voetnoot19.. Wat betreft de datering van het materiaal kunnen we het volgende vaststellen:

De R94, Rkap8 en C83 vormden reeds vanaf het begin het drukmateriaal van Antonis Ketel, die zich in 1581 als drukker in Haarlem had gevestigdGa naar voetnoot20. en wiens bedrijf na zijn dood door Gillis Rooman in 1584 overgenomen werdGa naar voetnoot21.. Alle drie de typen komen ook nog bij Adriaen Rooman (in ieder geval tot 1630) regelmatig voor.

De R80 verschijnt voor het eerst in 1594 bij Gillis RoomanGa naar voetnoot22. en blijft in gebruik (weer in ieder geval tot 1630).

De Rkap4 verschijnt bij Gillis voor het eerst in de Bybel van 1595-98 en dateert misschien van 1598. Deze letter komt eveneens verder steeds voor.

Het sluitstuk 4 verschijnt ook voor het eerst in de Bybel van

[pagina 39]
[p. 39]

1595-98 en dateert waarschijnlijk van 1595Ga naar voetnoot23., maar komt na 1612 niet meer voor in de door mij bekeken drukken van Adriaen Rooman.

De initiaal D tenslotte komt voor vanaf 1594Ga naar voetnoot24., maar ontbreekt in ieder geval vanaf 1611.

Dit laatste geval behoeft enige argumentatie. Andere letters van de initiaal-21-serie komen namelijk in de door mij bekeken, door Adriaen Rooman tot 1630 gedrukte boeken voortdurend voor. Zo ook in Van Manders Ilias-vertaling van 1611Ga naar voetnoot25.. Elk van de twaalf

[pagina 40]
[p. 40]

boeken begint met een initiaal van deze serie, maar daar waar de D nodig isGa naar voetnoot26. gebruikt de zetter steeds het D-initiaal van een kleinere serieGa naar voetnoot27.. De veronderstelling ligt voor de hand dat het D-initiaal uit de initiaal-21-serie zoek of stuk geraakt is. Dit vermoeden wordt bevestigd door het feit dat in de volgende drukken van Adriaen Rooman, daar waar het D-initiaal van de grote serie nodig is, er steeds een ander exemplaar wordt gebruikt, ook wanneer in het zelfde boek verder steeds letters van de initiaal-21-serie voorkomen. Dit andere exemplaar, hiernaast afgebeeld, is in afmetingen en stijl gelijk aan de oorspronkelijke D, maar verschilt er toch duidelijk van en is grover van afwerkingGa naar voetnoot28.. De verklaring moet wel zijn dat voor de zoek of stuk geraakte oorspronkelijke D een vervanger is gemaaktGa naar voetnoot29..



illustratie
Uit: Nieuwe Ordonnantie, p. 3.


Op grond van deze gegevens kan geconcludeerd worden dat de druk van De kerck der Deucht uit de Koninklijke Bibliotheek te Brussel bij Gillis of Adriaen Rooman tussen 1595-98 (misschien 1598) en 1611 van de pers gekomen moet zijn.

Schokkend is dit gegeven niet. Met name is niet uitgemaakt of wij hier met een druk te maken hebben die van voor of van na de verschijning van het gedicht in Den Nederduytschen Helicon dateert.

[pagina 41]
[p. 41]

Wel is het waarschijnlijk dat we hier met een vroegere druk te maken hebben. Hiervoor hebben we immers al gezien dat Van Mander na 1603 zijn werk niet meer bij Gillis Rooman laat uitgeven, maar vóór 1603 steeds wel. Daar het gedicht geschreven is voor het nieuwe jaar 1600, lijkt de veronderstelling dat het - als nieuwjaarsgift voor zijn vriendenkring? - in of kort voor 1600 bij Gillis Rooman verschenen is, niet al te gewaagd.

Blijft over de vraag of dit met A gesigneerde katern afkomstig is uit een groter geheel. Uit een van de bekende drukken van Gillis Rooman kan het, blijkens de beschrijvingen van Laceulle, niet afkomstig zijn en evenmin hoort het thuis in de door mij bekeken drukken van Adriaen Rooman. De mogelijkheid blijft uiteraard open dat het afkomstig is uit een onbekende Rooman-druk, maar aannemelijker lijkt het mij vooralsnog dat wij hier te maken hebben met een apart, uit één 40-katern bestaand uitgaafje, wat een ondersteuning betekent van de gedachte dat we hier te maken hebben met een gulden nieuwjaarsgift voor de vriendenkringGa naar voetnoot30..

Marijke Spies

voetnoot1.
Omdat deze uitgave ook voor een wat algemener publiek - ik denk met name aan studenten - bedoeld is, ga ik op de methode van onderzoek en ook op een enkel punt dat het onderwerp slechts zijdelings raakt, uitvoeriger in dan in een publicatie voor vakspecialisten verwacht zou mogen worden.
voetnoot2.
Het in kapitaal gedrukte opschrift geeft DEVCHT. In onze transscriptie geven wij kapitaal V weer als onderkast u. In de in onderkast gezette tekst van het gedicht komt alleen ‘deucht’ (‘deuchtsaem’, resp. ‘deughtsaem’) voor. Het is tot in de 17de eeuw heel gewoon dat de zetter niet over het teken U in kapitaal beschikt en daarvoor de V gebruikt. Bij transskriptie in onderkast zou het onjuist zijn om in die gevallen waar het in onderkast gezette tekstgedeelte steeds een u-teken geeft, zo'n kapitaal V weer te geven met onderkast v. Er zou de indruk gegeven worden dat deze tekens naar willekeur door elkaar gebruikt kunnen worden ook waar dat niet het geval is. Zie: Ronald B. McKerrow, An introduction to bibliography for literary students, Oxford 71960 (ongewijzigde herdruk van de 2de druk van 1928), 154 en 310-311. Zie voor het begrip ‘teken’: W.Gs Hellinga, Principes linguistiques d'édition de textes, Lingua 3 (1952-'53) 295-308, spec. 303.
voetnoot3.
Sign. II 60436 L.P.
voetnoot4.
Bij de identificatie van incunabelen - d.i. drukken verschenen tot 1501 - wordt in principe uitgegaan van het door K. Haebler geformuleerde postulaat van het individuele eigendom van een bepaald lettertype (Konrad Haebler, Handbuch der Inkunabelkunde, Leipzig 1925, 85-87). Ook voor de incunabelen is dit principe wel aangevochten. Hierover schrijft echter Kruitwagen: ‘iedere incunabelvorscher [...] weet, dat er op het bovengenoemde methodisch uitgangspunt een vrij groot aantal uitzonderingen bestaan. Maar tegelijkertijd weet hij óók, dat die uitzonderingen in verreweg de meeste gevallen aanstonds als uitzonderingen te herkennen en te controleren zijn.’ (B. Kruitwagen O.F.M., Een warme koudwaterstraal over de incunabelvorsching, Het boek, 2de reeks van het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen, 19 (1930) 113-132, spec. 122.
voetnoot5.
H.D.L. Vervliet, Sixteenth-century printing types of the Low Countries, with a foreword bij Harry Carter, Amsterdam 1968, p. 13: ‘...but if we can no longer assume Haebler's axiom of the peculiar ownership of a typeface, it is possible to put forward a hypothesis of the ownership of combinations of type faces.’
voetnoot6.
Vervliet, p. 13; zie ook: Philip Gaskell, A new introduction to bibliography, Oxford 1972, p. 39 en 318.
voetnoot7.
De beschrijving van de lettertypen omvat: de beginletter van het type - R:romein; C:cursief - en de hoogte van twintig regels, gemeten vanaf de linie van de eenentwintigste regel tot aan de linie van de eerste regel. Waar de tekst geen eenentwintig regels van een type geeft, heb ik de hoogte van het beschikbare aantal regels vermenigvuldigd tot die van twintig regels. Van typen waarvan de tekst alleen kapitaal geeft omvat de beschrijving: de beginletter van het type, de aanduiding ‘kap’ en de hoogte van één letter. Zie voor een beschrijving van de ‘20-regelmethode’: Vervliet, p. 5 en p. 17-18.
voetnoot8.
De beschrijvingen van de initiaal en het sluitstuk zijn onleend aan H.J. Laceulle-Van de Kerk, De Haarlemse drukkers en boekverkopers van 1540 tot 1600, 's-Gravenhage 1951 (Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel, uitgegeven door de vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels), p. 163 en 164. Evenals Laceulle heb ik de leestekens verwaarloosd.
voetnoot9.
Vervliet, p. 13-14: ‘For the 16th and the following century, it is necessary, at least in the first phase of the investigation, to set to work synthetically. To find a clue in the innumerable pieces of printing one must first look to see what common, well-known, typefaces a printer had...’
voetnoot10.
Hessel Miedema, Karel van Mander (1548-1606); het bio-bibliografisch materiaal, Amsterdam 1972, p. 19 en p. 31-35.
voetnoot11.
Bibliotheca Belgica; bibliographie générale des Pays-Bas. Fondée par Ferdinand van der Haeghen. Réédité sous la direction de Marie-Thérese Lenger, IV, Bruxelles 1964, p. 42.
voetnoot12.
Laceulle, p. 265 en p. 294.
voetnoot13.
Laceulle, p. 160 en p. 163-164. De beschreven initiaal is Laceulle initiaal-21. Het beschreven sluitstuk is Laceulle sluitstuk-4. Zie voor de afbeeldingen: R80, afb. 61, p. 397; R94, afb. 62, p. 397; Rkap8, afb. 33, p. 392; C83, afb. 34, p. 392; initiaal-21, afb. 110, p. 401; sluitstuk-4, afb. 123, p. 403. Van Rkap4 wordt geen afbeelding gegeven.
voetnoot14.
Vervliet, p. 238. Afbeelding op p. 239.
voetnoot15.
Zie: H. Carter, The types of Christopher Plantin, The library, 5th series, vol. 11, p. 170-179, spec. de, ongepagineerde, reproductie van een proefblad van Plantijn. De R94 is de aldaar afgedrukte ‘Vraye Augustine Romaine’: ‘By Garamond. Before 1563.’ De R80 is de ‘Vraye Mediane Romaine’: ‘By Garamond. Before 1563.’ De C83 is de ‘Mediane Cursiue droite’: ‘By Granjon. Before 1566.’
voetnoot16.
Zie: Kerck, r. 273: ‘Int guld'Iaer sesthien hondert’.
voetnoot17.
Een aantal door Gillis Rooman gedrukte werken, aanwezig op de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, heb ik bekeken, t.w. de in Laceulle, hoofdst. 8, p. 203-293, beschreven nrs. 68, 75, 76, 79, 81, 84, 85, 88, 95, 100, 109, 110, 111, 112, 117, 118, 121, 122, 124, 125, 126, 127, 129, 130, 133, 138 en 140. Verder bekeek ik de door Laceulle beschreven exemplaren van de nrs. 128, 150 en 162. Slechts in één geval wijkt mijn waarneming van die van Laceulle af, t.w. in Veelderhande liedekens, ghemaeckt uyt den Ouden ende Nieuwen Testamente, 1593 (Laceulle nr. 85), exemplaar Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, sign. 976 E 491, trof ik wel Rkap8 aan. Zie bijv. fol. 218 (p. Ee 2 recto). Significatief voor de datering is dit niet.
voetnoot18.
Laceulle, p. 135.
voetnoot19.
Ter Universiteitsbibliotheek te Amsterdam wordt door mej. drs. D.W.M.J. Wolfensberger een index aangelegd op de drukkers en uitgevers van de in het bezit van de bibliotheek zijnde 16de- en 17de-eeuwse drukken. Ik heb mij beperkt tot de via dit apparaat bereikbare drukken van Adriaen Rooman. Daarnaast bekeek ik alleen op het voorkomen van de D-initiaal de collectie gedrukte stadspublicaties in plano op het gemeente-archief te Haarlem.
voetnoot20.
Laceulle, p. 72.
voetnoot21.
Laceulle, p. 88.
voetnoot22.
in: Jean Taffin, Traicte de l'amendenment de vie, comprins en quatre livres, Haarlem, Gillis Rooman, 1594. Laceulle nr. 86.
voetnoot23.
In: Den Bybel, dat is de boecken der heyligher schriftuer, Haarlem, Gillis Rooman, 1595/98. Laceulle nr. 88. Het door Laceulle beschreven exemplaar, oorspronkelijk aanwezig op de Doopsgezinde Bibliotheek te Amsterdam, bevindt zich nu op de Universiteitsbibliotheek aldaar, maar is daar nog niet opgenomen in de alfabetische catalogus. Ik dank dr. S.L. Verheus voor de moeite die hij zich gegeven heeft om mij in de gelegenheid te stellen het boek in te zien. Het werk bestaat uit drie delen, naar de beschrijving van Laceulle: 1) *8, **6, ***6, A8-Z8, aa8, bb4: Oude Testament tot en met Hooglied; 2) Aa8-Ss8, Tt10: Oude Testament van Jesaja tot Maleachi; Apocriefen; 3) Aaa8-Nnn8: Nieuwe Testament. Het eerste deel is op de, waarschijnlijk door Karel van Mander gegraveerde, titelpagina, die de titel van de hele uitgave draagt, gedateerd 1598; het tweede deel is gedateerd 1595; het derde deel is gedateerd 1598. Rkap4 komt voor in deel 1, alleen in het register op p. *r recto - ***6 recto, en in deel 3. Sluitstuk 4 komt alleen voor in deel 1, op fol. 196 verso (p. bb4 verso). Op het eerste gezicht zou men dus zeggen dat beide pas in 1598 voor het eerst verschijnen. Het is naar mijn waarneming echter uiterst onzeker of de titelpagina van deel 1 - die de titel van de hele uitgave draagt en die de enige plaats is waarop in deel 1 het jaartal 1598 voorkomt - wel tot het eerste, met * gesigneerde, katern behoort. Het blad is (losgeraakt en?) bijgeplakt. Anderzijds is het onwaarschijnlijk dat het hele deel 1 nà het, 1595 gedateerde, deel 2 gedrukt zou zijn. Er zijn nu twee mogelijkheden: Òf de met *-*** gesigneerde katernen zijn met de titelpagina van het hele werk achteraf in 1598 gedrukt. Hiertegen pleit het feit dat op p. ***6 verso wel ‘De Orden der Boecken des Ouden Testaments, met het ghetal der Capittelen, ende het Folio, daer elck Boeck op begint’ is afgedrukt, maar niet een dergelijke ‘Orde’ met folio-verwijzing voor het, in 1598 als deel 3 gedrukte, Nieuwe Testament. Òf ook de met *-*** gesigneerde katernen zijn al in 1595 gedrukt en alleen de titelpagina is van 1598. Het op deze bladzijden afgedrukte Register op zowel het Oude als het Nieuwe Testament geeft geen pagina-verwijzing, dus pleit daar niet tegen. Gesteld kan worden dat sluitstuk 4 zeer waarschijnlijk al in 1595 in bezit van Gillis Rooman was, en dat Rkap4 mogelijk pas in 1598 in zijn bezit kwam.
voetnoot24.
In: Laceulle nr. 86.
voetnoot25.
De eerste 12. boecken vande Ilyadas... Wt Griecks in Franschen dicht vertaeld door Mr. Huges Salel... Ende nu uyt Francoyschen in Nederduydschen dicht vertaeld. Door Karel van Mander... Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, voor Daniel de Keyzer. 1611. Exemplaar UB-Amsterdam, sign. 1365 F 23.
voetnoot26.
Aan het begin van het 2de, 6de, 7de, 9de, 10de en 11de boek.
voetnoot27.
Laceulle, p. 162: initiaal-10. Zie ook afb. 98, p. 401.
voetnoot28.
Voor het eerst komt deze D-initiaal voor in: Nieuwe Ordonnantie vande Wees-kamere binnen der Stadt Haerlem. Ghedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman (1612). Exemplaar UB-Amsterdam, sign. 529 G 51, p. 3 (A2 recto). Verder, naast andere letters van de initiaal-21-serie, in: Willem Baudaert, Apophtegmata Christiana ofte Ghedenck-weerdighe, Leersaeme, ende aerdighe Spreucken, enz. Gedruckt te Haerlem, by Adriaen Roman, 1616. Exemplaar UB-Amsterdam, sign. 2413 G 23 (het D-initiaal komt hier zeven maal voor); Hendricus Bullingerus, Wederlegghinghe ofte Getrouwe onderwijsinge, teghen alle dwalinghen der Wederdooperen, van onsen tijden enz. T'Amstelredam By Jan Evertsz, 1617. Colophon: Ghedruckt t'Haerlem By Adriaen Rooman, 1617. Exemplaar UB-Amsterdam, sign. 2340 C 1 (het D-initiaal komt hier driemaal voor).
voetnoot29.
Het oorspronkelijke D-initiaal-21 heb ik voor het laatst in 1598 (Laceulle nr. 112) aangetroffen. In de bekende drukken van Gillis Rooman van na die tijd komen helemaal geen D-initialen voor, dus ook geen kleinere of nagemaakte.
voetnoot30.
Dat de katern met A gesigneerd is hoeft bepaald niet te betekenen dat het een onderdeel van een groter geheel was. Om slechts een voorbeeld te geven: Laceulle nr. 162 - Ordonnantie - bestaat eveneens uit één katern in-4o, gesigneerd (A1), A2, A3, A4.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken