Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Critisch proza (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Critisch proza
Afbeelding van Critisch prozaToon afbeelding van titelpagina van Critisch proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

Scans (10.63 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Critisch proza

(1979)–H. Marsman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 476]
[p. 476]

H. de Montherlant

‘Aux fontaines du Desir’ en ‘Pages de Tendresse’. - Er ligt een ontstellend verschil en een plotselinge overgang tussen het zwarte boek ‘Aux fontaines du Désir’ en de bloemlezing ‘Pages de Tendresse’, die voor zijn toekomst zulk een sterke verwachting inhield; en ik weiger mij neer te leggen bij hen, die met of zonder leedvermaak en begrip, constateren, dat het nu uit is met hem; dat hij zich in dat voorlaatste boek ontmaskerd heeft als een poseur.

Natuurlijk, hij is een poseur; hij is ondanks zijn strakke romeinse hooghartigheid, éen der ijdelste en ingebeeldste gekken van dezen tijd; hij vertelt met belachelijke ophef en breedsprakigheid de meest onverschillige futiliteiten, die ons moeten aangaan en schokken, omdat zij hem overkwamen, Henry de Montherlant: het verlies van een manuscript en het weervinden ervan; een onverkwikkelijk gedonderjaag met een éditeur; hij schimpt op de litteratuur en het schrijversgilde, op Barrès, Flaubert en Balzac, omdat zij, onanistes de la poésie, al hun kracht gaven aan het creëren van hun droom en volgens hem te laf waren om te leven en hun werk opnieuw te transformeren in werkelijkheid. Maar in godsnaam, als dat u verwijfd en verachtelijk lijkt, waarom schrijft gij dan nog; waarom bedrijft gij dan mede dat onanistenbedrijf; waarom, wanneer gij volkomen onkwetsbaar, onraakbaar zelfs zijt, beschimpt of weerlegt gij uw critici; waarom hoont gij een reus als Balzac? Dacht gij werkelijk, dat hij niet had geleefd: vóor zijn werk en erin en terwille ervan; dat hij niet dikwijls wanhopig van twijfel was en er zichzelf van beschuldigde, dat zijn leven in tegenspraak kwam met zijn werk? gelooft gij werkelijk, dat hij zijn ‘Comédie humaine’ niet honderdmaal heeft vervloekt, omdat hij er zich mateloos op verhovaardigd had en dat later ervoer als zwarte vlek in zichzelf? En waarom smaalt gij nog over Barrès, als gij zelf, wanneer gij een vrouw omhelst in een kathedraal, u haast daarvan te gewagen en erbij voegt, dat het verboden is en dat Barrès dat niet heeft gedaan, met de rhetorische ijdelheid van een 16-jarigen knaap? Pan overtreedt niet alleen de Code Pénal, hij kent haar zelfs niet en hij zou er zich waarachtig voor wachten, die overtreding te ciseleren in een bronzen stijl en tegelijk allen stijl en alle litteratuur te smalen als een romantische ijdelheid. Montherlant is een ijdel, egocentrisch, narcistisch poseur; een verlitteratuurd litterator.

[pagina 477]
[p. 477]

Ik vrees ook, dat hij het slachtoffer werd van zijn stijl; van een verkeerde opvatting van het postulaat stijl in het algemeen. Hij gaat uit, misschien niet bewust, maar zeker in de practijk van zijn werk van een aprioristisch desideratum: stijl. D.i. voor hem: houding, mannelijke onverschilligheid, spartaanse trots en hardnekkigheid, kracht, beheerste souplesse, bronzen hooghartigheid, vórm, en ongetwijfeld bezit hij die kwaliteiten, door aanleg en oefening, door een zich hardende, streng-ascetische training, doordat hij karakter heeft en geduld. Ik geloof, dat een dergelijk stijlbegrip en een dergelijke stijlpractijk, al is zij ver te verkiezen boven elke stijl-loosheid, dodende en steriliserende gevaren heeft: zij dwingt ons in een harnas van naaktheid, in een aprioristische kramp om een zinsval, in een idolatrie, slaafs en ontmannend, voor een geciseleerd rhythmisch verloop: zij is slank en krijgshaftig, hard en veerkrachtig, maar zij versmalt de organische groeikans, zij trekt alle krachten onmiddellijk recht overeind: lopen, schrijden, dansen! maar het horizontale, de breedte, de vertakte volheid verschraalt en de horizon wordt verengd tot een koker, tot een voetstuk zelfs.

Grote werken hebben een anderen stijl: die doorklinkt traag desnoods en tijdens het lezen soms haast onnaspeurlijk het totaal van een boek; het is zijn draagkracht, nooit ook zijn harnas; zijn stempel, zijn ademtocht en zijn stem; maar men ervaart die soms pas aan het slot, bij het vollopen van alle stromen van uit éen meer; bij het vallen of stijgen van een laatste eb of vloed; zij is geen apriorisme, geen geciseleerd postulaat, geen dwangbuis, geen wapen vooral.

De stijl van Montherlant is polemisch, omdat hij ergens misschien in wezen, een houding is, een manier. Hij beschermt zichzelf in de snelle, harde strijdvaardigheid van zijn zin; hij verdedigt bij voorbaat zijn talloze zwakke plekken door een voorbarig, fel-overschroefd offensief, in de leegte, tegen denkbeeldige aanvallers soms; en ik kan mij niet aan den indruk onttrekken, dat hij dreigt omdat hij zich voortdurend bedreigd voelt, belaagd en bezien.

Ik geloof, dat haast alle vrijheden, die hij zich toekent en alle losbandigheid, meer wens dan werkelijkheid zijn: als hij werkelijk los was van talloze burgerlijk-moralistische normen en préjugés, zou hij niet de geringste behoefte gevoelen zich er pathetisch en smalend vrij van te heten en te pleiten veelal. Als hij los was van zijn verleden, van zijn ouderlijk huis, zijn herinnering en zijn jeugd, zou hij niet van dit alles gewagen met een doffe

[pagina 478]
[p. 478]

pijn en hij zou geen fotografieën verbranden en brieven en lokken haar [‘Appareillage’]: hij zou ze vergeten, ze misschien opruimen en weggaan, zonder romantisch misbaar en verweer en zonder litteratuur. - Toch ligt hier zijn zuiverheid, zijn verlangen naar strengheid en soberheid, zijn hang naar een ongeschonden geluk: naar het onbeproefd, ongegroefd absolute.

Dit is een der al te kuise dromen van knapen en alle romantici: het onbesmette geluk; zij willen het onaangeraakt houden en ongetoetst; zij meten het niet aan zijn werkelijke weerstand en draagkracht, zij beproeven het niet. Zij schuwen de werkelijkheid, omdat die de zuiverheid bezoedelen zou, het onbesmette besmeuren en het stralende goor en glansloos maken in modder en stof. Teer en hooghartig, schuw en onvoldragen koesteren zij het geluk in eenzaamheid en zij gaan onder zonder te hebben bemind: zij blijven knapen, onvolwassen, onbeproefd door het duister, ongegroefd door de ellende, die zij hebben geschuwd en onmachtig gehoond. Daarom ontkennen en ontvluchten zij de realiteit; zij blijven gehalveerd-hemels, onbevlekt virginaal en voorzover zij het bederf van het leven hebben ontmoet en gekend, is hun geluk verminderd, vermorzeld inderdaad, doordat zij het niet in weerstand hebben gehard en gezuiverd en niet hebben volgehouden tot in het eind. Daarom trachten zij achteraf de plekken en littekens, die de strijd in hen naliet, te balsemen en te verbloemen; maar schoongebrand zijn zij niet. De herinnering aan het duister verschrikt hen, nog jaren later, omdat zij inderdaad weerloos waren daarin en den strijd verloren en weerloos zullen zijn in een volgend gevecht. Daarin idealiseren of verbranden zij hun verleden en zien de toekomst, al of niet hemels, als het zuivere goed; daarom dwepen zij met onherroeplijke tijden en een onbereikbaar ontmenselijkt heil; daarom verbrandt Montherlant brieven en lokken haar, daarom zuivert hij zich achteraf van de herinnering aan zijn besmeurd en onteerd verleden, afwerend als het te laat is, weerbaar vóor het gevaar en weerloos, huilend en weerloos in dat gevaar.

Montherlant heeft dit romantisme geleefd en geschreven met een ontzaggelijke hevigheid, ijdelheid en openhartigheid: absoluut anti-romeins, jankend-romantisch, opstandig en weerloos, radeloos en volstrekt. Die volstrektheid heeft hem gered: er valt aan zijn vehemente waarachtigheid niet meer te twijfelen - evenmin aan zijn modieuse pose, aan zijn verminkte ideologie, aan zijn belachelijke ijdelheid en phraseologie - en hij moet, in

[pagina 479]
[p. 479]

de hevigheid van zijn ziekte, deze kwalen tot in hun laatste bacillen hebben uitgekoortst.

Teder, als een zacht genezen, een langzaam wegvloeien van een ontbonden vermoeienis, glanzen de woorden ‘Pages de tendresse’, waarin hij een keus uit zijn werk heeft samengevat, en niets van wat ik ooit van hem las, heeft mij zo ontroerd en verheugd als deze erkentenis: tederheid dreef mij, een reiken naar tederheid. Omvat hij niet in dat woord alle genegenheid, waartoe wij in staat zijn en onthult hij niet met een bijna schuchtere klaarheid zijn diepste drift? Niemand heeft zo precies, in éen woord, zijn wezen gevat als Montherlant in de term: tendresse en voor niemand behoorde daartoe zoveel schroomvallige moed: ik vermoed, dat het doorbreken van dit geheim, dit onbevreesd, maar sidderend, uitleveren van een parool wijst op de zuivering door zwarte koortsen, waarop ik hier wees. Schuw en glimlachend geeft hij zich bloot, met een zweem van zelf-ironie en speelse terging, want hij weet, dat velen het woord zullen lezen zonder het in al zijn trillingen te verstaan.

Denk niet, dat zijn tederheid gangbaar is; al zijn trekken zijn wellicht gangbaar, maar deze niet; zij heeft niets van de slijmerige weekheid en de door tranen gezwollen vertedering, die een vernedering is. Zij is fier en krachtig, fel en oprecht en alléén zo is zij te harden en te vereren, want zij zuivert en scherpt de gevoelens en driften; zij veredelt de zintuigen en het hart; zij siddert als een floret, wuift als een veder, streelt als een bries; zij is koel en koesterend als een zeewind over het duin.

 

Voor mij staat een portret van Montherlant: een ruim hellend voorhoofd, dat nog stijgt in den haargroei, die kort is gehouden en strak. Bij de slapen en om de kassen, waarin de ogen zuiver en sterk zijn geplaatst en onder de jukbeenderen, schaduw. De mond is gesloten en vast, de kin en de kaken zijn sterk. De blik, recht en ver, wordt getemperd door een koele laatdunkendheid, een dédaigneuze superioriteit. Vale vermoeidheid versombert dit masker: een late romein.

Dezen romein heb ik lief. Niet allereerst omdat ik zijn werk boven veel hedendaags proza stel, maar om de structuur van zijn geest, die de structuur van zijn lichaam is: éen van de krachten, die de wereld herstellen kan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken