Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Critisch proza (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Critisch proza
Afbeelding van Critisch prozaToon afbeelding van titelpagina van Critisch proza

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

Scans (10.63 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
kritiek(en)
verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Critisch proza

(1979)–H. Marsman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 622]
[p. 622]

De dood van het Vitalisme

De Februari-aflevering van ‘Boekenschouw’ 1933 opent met een artikel van J.v.H. [Pater van Heugten], dat hij ‘De Dood van het Vitalisme?’ heeft genoemd. Ik heb even geaarzeld voor ik besloot op dit stuk met een ander stuk te reageren, maar het onderwerp fascineert mij te zeer om den drang tot schrijven te weerstaan.

Van Heugten stelt mij de vraag: waar mijn zweepslag blijft, mijn ‘klaroenstoot, mijn paardengehinnik’. Het vitalisme is dood, constateert hij. Ik zal deze kwestie, voor zover zij niet al beantwoord is, door mijzelf, in een stuk als ‘De Tweesprong’ van acht jaar geleden, hier nógmaals bespreken.

Ik heb in de eerste periode dat ik mede ‘De Vrije Bladen’ redigeerde niet enkel verlangd naar een sterk en bezielend groepsleven, naar het samenspannend verzet en élan van een jeugd, ik heb zelfs bij vlagen dat leven en die bezieling gevoeld, in gesprekken met vrienden, in briefwisseling, een ogenblik misschien zelfs in de litteratuur - en ik heb, maar volkomen vergeefs, gehoopt en verwacht, maar vooral toch: gehoopt, dat de brand die in mij en in enkele anderen brandde óver zou slaan op een groep, op een jeugd, en een vuur worden zou dat ons leven, ons werk doorgloeien zou met een bij vele schakering eendere vlam. Deze droom heeft heel kort geduurd; ik heb links en rechts vrienden en vijanden, ook van mijn generatie, zien worden tot sterke belangrijke individuen, maar van een gemeenschap heb ik weinig of niets gezien of gevoeld. Ik heb hoop ik ook later nog, maar niet meer zó overtuigd en veel meer wanhopig, dingen gezegd en accenten gevonden die electriserend hebben gewerkt, maar ik voor mij heb noch van die opruiersstukken, noch van mijn vitalistische critieken ook maar een schim van de uitwerking gezien waarom het mij was te doen. De collectiviteit, ook van de jeugd, is de collectiviteit gebleven, lauw en voorzichtig beschouwelijk. Alleen enkele individuen zijn toegenomen in kracht - en misschien is dat goed, en noodzakelijk, en beter, maar dié mensen zouden waarachtig ook zonder mijn zweepslag wel zijn geworden wat zij nu zijn en nog zullen worden. Maar de mensen waarvoor ik schreef, de onzekeren, de driekwart overtuigden, de aarzelenden, die, dacht ik, slechts éen stoot nodig hadden om los te komen, om vol te lopen van gloed, zijn precies gebleven als vóor mijn ‘zweepslag’. Ik heb hier, dit verdoemde neerslachtige land, onder de jeugd vrijwel niets

[pagina 623]
[p. 623]

uitgericht - en het heeft mij niet enkel verdroten, het heeft mij vermoeid, het heeft mij meer vermoeid dan ik zelf heb geweten. Ik ben op dat punt ontgoocheld, teleurgesteld en ik ben ermee klaar. Ik heb de illusie niet overwonnen, dat er eenmaal ook in Holland een jeugd zal zijn, hoewel ik omziend, niets zie, niets hoor, niets meer hoop - tenzij tegen alles in, maar ik denk er niet aan nog eenmaal mijn kracht te verspillen in een richting, die proefondervindelijk niets dan ellende oplevert: uitputting en teleurstelling bij mij zelf - en de onverschilligheid heeft zij niet weggevaagd, nauwelijks verminderd, nauwelijks aangetast. De honden, eerwaarde pater, hebben hier zulke afschuwelijk-gevoelloze huiden, dat mijn zweepslag ze hoogstens gekitteld heeft, maar nimmer gestriemd - en ik verzeker u dat de karwats goed was en dat ik met hartstocht sla.

Ik begrijp wel, dat het voor velen een aardig gezicht is geweest: dien razenden ‘kroonprins’ te zien ranselen als een gek, een Quichote, maar misschien begrijpt u dat niets mij zo pijnlijk was als te ranselen onder het geamuseerd toe-zicht van het publiek en dat niets mij zo heeft teleurgesteld als de onveranderlijkheid, in lauwheid en traagheid en onbezieldheid, van mijn generatie en bloc, van mijn jeugd, die honderden jonge mensen had moeten omvatten en die er nu nog hoogstens éen tiental telt. Ik heb gedaan wat ik kon. Ik heb het recht, in die richting, te zwijgen - en ik zwijg, ik zwijg als een mof.

Ik begrijp volkomen, dat uw vraag deze uitwerking, op mij-zelf ten minste, niet bedoeld of voorzien heeft, maar zij heeft mij gegriefd; zij heeft iets in mij wakker gemaakt van mijn ontgoocheling van voor enkele jaren, die ik vrijwel te boven was - en dit had u kunnen en dus moeten voorzien.

Is het vitalisme dus dood? Het vitalisme, als theorie van de vitaliteit, als ideaal van een krachtige jeugd, ontstaan in mij, omdat in de werkelijkheid die vitaliteit er niet was, ja dát vitalisme is dood. Het is een phase van mijn leven geweest, een wanhoopskreet, een leus van bezieling, een machtspreuk, een toverwoord - maar het is geheel zonder werking gebleven dan dat het mij van mij-zelf heeft vervreemd. Heb ik dus het recht om het vitalisme, uit vitalisme, uit lijfsbehoud, te laten sterven en dood te verklaren, of niet? En u zegt hoop ik niet: u spreekt te zeer van en over en uit u-zelf, ‘Prince Charming’, want dan antwoordt de ‘prins’, aan wiens charme u nu misschien twijfelt: ‘inderdaad, le vitalisme c'était moi.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken