Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzamelde gedichten (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzamelde gedichten
Afbeelding van Verzamelde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Verzamelde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (3.84 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzamelde gedichten

(1941)–H. Marsman–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Tempel en kruis

[pagina 153]
[p. 153]

De dierenriem

[pagina 154]
[p. 154]

I

 
De man van wien ik dit verhaal vertel
 
keerde voor kort naar zijn geboorteland;
 
't wordt nu een jaar, dat hij zijn intrek nam
 
boven het vredig makelaarskantoor
 
dat op den hoek tusschen twee grachten ligt
 
aan 't plein dat als een zeester in het zand
 
zijn schachten uitzendt in de mijn der stad.
 
rechts ziet zijn raam het krimpende gelid
 
der smalle bruggen de verbinding slaan
 
naar feodale deuren - een huizenrij
 
die met zijn kelders in het water staat -,
 
links raakt het scherend zoeklicht van zijn blik
 
den top der boomen die geworteld staan
 
in de verzakte werven van de gracht;
 
en als een leege krater ligt het plein
 
in het zieltogend duister uitgespreid
 
van 't helsche neonlicht der doode stad.
 
 
 
De kamer waar hij werkt is als een cel.
 
geen schilderij, geen bloemen, geen portret.
 
niets dat verteedring of herinnering wekt
 
aan dood of liefde; de wanden naakt en licht,
 
de ruimte leeg, en in de ramen stijgt
 
het jong en blauw profiel der dageraad
 
waarin de sporen van den nacht vergaan.
 
een ijl vertrek, een absoluut wit nu,
 
door niets gevlekt dan door 't verweerd papier,
 
het palimpsest van het gemeene leven,
 
dat hij ontraadslen moet en lezen als gedicht;
 
een stilte, vol van de insectenplaag
 
van zijn gedachten -
[pagina 155]
[p. 155]
 
op het bureau een lamp,
 
het eenig wezen dat hem gadeslaat
 
en dat hem bijlicht als de zee rondom
 
zoo hol en donker naar den hemel gaat
 
dat hij den oever niet bereiken kan;
 
de lamp - drie stangen draaiend om hun as
 
en iedre as doorwentelt een heelal -
 
de lamp, die knielen kan als een kameel
 
en rijst als een giraffe.
 
 
 
Naar deze reede zenden zon en maan
 
hun zwevend schip met droomen; zie, de jacht
 
der bliksemende vleugels in hun val
 
sneeuwen voorbij zijn raam; hij peinst en schrijft,
 
en langzaam vult zich het geduldig blad
 
met teekens die zijn hand bevreemd herkent
 
als letterbeelden uit een dood visioen;
 
en als 't papier doorschijnend wordt en zwart
 
van woorden uit een blinden onderlaag
 
van de moerassen der vergetelheid,
 
bezweert zijn schrift als een mystiek getal
 
het sterrenbeeld dat in zijn droomen hing
 
en dat nu, volgezogen van 't geheim
 
der noodlotsgronden, neergeslagen ligt
 
in 't blanke veld, dat langzaam blauw en goud
 
zich kleurt als 't byzantijnsch missaal
 
dat hij als jongen las: wéer klinkt de taal
 
der catacomben, ruischend als een bron.
 
 
 
Het oud gesternte gloeit, en in den nacht
 
leest hij het spijkerschrift van het heelal,
 
dat in de sterren stond van Babylon
 
en klinken zal wanneer de kinderstem
[pagina 156]
[p. 156]
 
het dies irae zingt bij de Bazuin;
 
en diep in 't microscopisch onderzoek
 
van 't peilloos hart, hoort hij de nachtegaal
 
de vlammen uitslaan van het pinkstervuur
 
en in een vergezicht ziet hij den tuin
 
die aan het einde blinkt van het Verhaal;
 
want eenmaal zal het luiden van de schel
 
den klank verkrijgen van een nieuw metaal.
 
 
 
het wordt nu langzaam duister in de stad,
 
en opziend van het dichtbeschreven vel
 
draalt hij een oogwenk bij het avondraam,
 
vóor hij het grijs struweel der schemering
 
scheidt van het witte donker van zijn cel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken