Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine katechismus der natuur voor kinderen (1779)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen
Afbeelding van Kleine katechismus der natuur voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine katechismus der natuur voor kinderen

(1779)–J.F. Martinet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

Vierde zamenspraak over de aarde.

Vraag. Laat ik nu uit de Lucht tot de Aarde afdaalen, en U vraagen: waartoe zy is geschaapen?

Antwoord. Jesaias zegt zeer wél: op dat men daarin woonen zoude. XLV. 18. Om deeze reden dan is alles, van den top der Bergen af tot den bodem der Zee toe, door millioenen Schepselen van allerlei aart bewoond.

V. Maar, waarop, denkt gy, rust deeze groote ronde Aarde?

A. Zy rust nergens op; want anders kon zy niet omwentelen. Job zegt: God hangt de aarde aan een niet. XXVI. 7.

V. Hoe verwonderlyk is dit hangen aan een niet!

A. Even verbaazend is, dat God vier zo genoemde Hoofdstoffen, Aarde, Water, Vuur en Lucht, vormde, en verder, uit deeze doode din-

[pagina 32]
[p. 32]

gen, millioenen fraaiheden op deeze Aarde toestelde.

V. Wat maakte de almagtige Schepper daaruit?

A. Deeze groote Waereld zelve, ook den Mensch, de Dieren, de Vogelen, de Visschen, de Insecten, de Planten, enz.

V. Wat telt gy onder de fraaiheden der Waereld?

A. De wyde Zee, de groene Weiden, de donkere Bosschen, de graauwe Heiden, de witte Bergen, de duistere Valleyen, de spiegelende Rivieren, de vrolyke Tuinen, en de vruchtdraagende Boomgaarden.

V. Hoe is deeze Waereld van binnen gesteld?

A. Dit weeten wy niet, en ons ligt er weinig aan gelegen.

V. Hoe is zy van boven?

A. Zeer oneffen op veele plaatzen wegens Bergen en Heuvelen

V. En hoe verdeeld?

A. Verwonderlyk schoon en net, in Zeeën, Meeren, Rivieren, Bronnen, Beeken, Heiden, Weiden en Zaailanden; des men niet wel kan zeggen, of God de Waereld schooner, dan of Hy ze voor ons nuttiger gemaakt hebbe.

V. Welke Hoedanigheden bezitten de dingen, die op deeze Aarde zyn?

A. Vier voornaame en algemeene.

V. Welke is de eerste?

A. Alle levenlooze dingen zyn traag, en blyven, niet bewoogen zynde, in rust, op dat wy die zouden kunnen behandelen naar onzen zin, en alle beweeging bepaalen.

[pagina 33]
[p. 33]

V. Noem my de tweede?

A. Alle dingen bezitten eene eigenschap van zamen te kleeven; want als Steenen, Hout, Yzer enz. uit elkander vielen, waren zy niet te gebruiken.

V. Nu de derde?

A. Alles bezit eene aantrekkende of terugstootende kragt: zo loopt het Vuur voort, als het niet verhinderd wordt, en het wykt, als er Water bykomt.

V. En de vierde is?

A. Dat alles op deeze aarde zwaar is, en dus wil vallen naar beneden. Ware dit zo niet, dan konden wy hier niets behouden; onze Huizen, of al wat los zit, zou naar boven willen vliegen, dat nu belet is. Dit zyn vier wyse bestellingen van den magtigen God tot ons welzyn.

V. Kent gy ook de Gronden der Waereld?

A. Niet overal; maar men kan genoeg van de overigen oordeelen, als men die van ons Vaderland verstaat.

V. Waaruit bestaan dan de Gronden der Waereld?

A. Uit Aarde, Ertzen, Delf- en Mynstoffen, Steenen en versteende dingen; doch die men niet allen te zamen in elk Land vindt.

V. Hoe liggen die geenen, welken in ons Land voorkomen?

A. Veel onder elkander, of opgehoopt, by beddingen, veroorzaakt door de Overstroomingen van Zee en Rivieren.

V. Welke soorten van Aarde hebben wy hier?

A. Klaai, waarin men schoone Tarw en Erweten teelt; Zandagtige Gronden voor Koorn en

[pagina 34]
[p. 34]

Boekweit; Volaarde, om onze lakens te zuiveren; Mergel voor Akkers en Tuinen; Veen, om Turf te maaken, Leem voor dorschvloeren en Muuren; en Zanden tot duizend gebruiken, by voorbeeld, om te metzelen, om glas, verrekykers, enz. te maaken: doch deeze Gronden zyn meest met groene Planten voor 't oog gedekt.

V. Weet gy, waarom de zuivere Lucht blaauw, en de Planten groen zyn?

A. Hierin blinkt uit Gods goede zorg voor ons. Die twee zagte vrolyke Koleuren zyn aangenaam voor ons oog, en matten niet af, nog bederven ons gezigt, gelyk het dagelyks zien van helder wit en zuiver rood zou doen.

V. Hoe veele Metaalen schiep God ten onzen nutte?

A. Zes! Goud, Zilver, Koper, Tin, Lood en Yzer, die in aderen of in harde stoffen, Ertzen geheeten, onder den Grond of in de Rivieren gevonden worden.

V. Waarom onder de oppervlakte des Gronds?

A. Lagen zy er boven op, dan zouden ze te veel nuttige plaats beslaan, en den Landbouw hinderen: nu liggen zy, in die onderaardsche magazynen, niemant in den weg.

V. Vinden wy in onze Gronden die zes Metaalen?

A. Van allen min of meer; maar het Yzer het overvloedigst.

V. Waar dan?

A. Goud in den Rhyn; Zilver in de gronden buiten Arnhem; Tin en Koper in die der Veluwe; Lood in het Land van Overmaaze; en Yzer

[pagina 35]
[p. 35]

byna overal, doch allermeest in Overyssel en in het Graafschap Zutphen.

V. Waartoe dienen deeze Metaalen?

A. Goud en Zilver dienen meest, om den Koophandel gemaklyk te maaken; Tin, Koper, Lood en Yzer tot honderd dagelyksche gebruiken: doch geen van deeze zes komt ons zo wel te pas als het Yzer, en dus zyn wy Gode meer voor dit eene dan voor de vyf anderen verpligt.

V. Doet het Yzer zo veele diensten?

A. Zy zyn niet te noemen: al wat ik aan myn lichaam draag, is door hulp van het Yzer bereid geworden.

V. Wat noemt gy Delfstoffen?

A. Onder anderen Zwavel en Zout, die wy niet kunnen ontbeeren. Het laatste zit, hoewel weinig, egter in alle Planten; doch onze Schepen haalen het noodige uit Frankryk en Spanje: in Polen graaft men het uit den grond.

V. En wat telt gy onder de Mynstoffen?

A. Kwikzilver, Steenkoolen, Kryt, enz. die wy hier, het laatste uitgezonderd, niet vinden; waarom wy het eerste uit Hongarye, en de Steenkoolen uit Luik en Engeland haalen, tot veele gebruiken.

V. Waarom moet men die dingen van elders haalen? Waarom heeft God aan elk Land het noodige niet geschonken?

A. Ware dit zo, dan zou er geene verbindtenis, geene vriendschap, geen handel tusschen de Volken der Waereld plaats hebben, het geen voor het Menschdom zo voordeelig is.

V. De Gronden bestaan ook uit Steenen?

[pagina 36]
[p. 36]

A. Zo is het ook! De meesten in ons Land vindt men in Gelderland, Utrecht, Groningen en Overyssel van zeer groot nut. Op de Veluwe liggen Marmersteenen, Keien, Albastersteenen, Kristallen, Diamanten, Agaaten, Jaspissen, enz.

V. En welke van allen is de nuttigste?

A. Den Steen, die voorheen de beste van allen was, vindt men hier niet.

V. Welke is deeze?

A. De Magneetsteen, van God beschonken met deeze ongemeene eigenschap, dat Yzer, daarmede bestreeken, het vermogen krygt van ons het Noorden aan te wyzen, waarop de Zeelieden hunne Compassen, (bestaande uit eene draaiende Naald, met dien Steen bestreeken) gemaakt hebben, die hen nu den weg in de wyde Zee doen vinden, daar zy te vooren niet verder durfden zeilen, dan zy land konden zien.

V. Maar, waarom is nu dezelfde Steen niet meer de beste?

A. Om dat men nu, Yzer met Yzer bestrykende op eene zekere manier, een Compas zonder dien Steen kan maaken.

V. Wat brengt gy tot versteende ding n?

A. Zeeäppelen, Schulpen, Dieren, Visschen, enz. voorheen in ons Land en elders onder den grond geraakt by den Zondvloed of laater, en aldaar omkorst, of in steen veranderd.

V. Wat besluit trekt gy uit dit alles?

A. Over dit alles moet ik my zeer verwonderen, den Schepper daarvoor dagelyks danken, en Hem deezen lof geeven: de waereld en haare volheid, die hebt gy gegrond. Ps. LXXXIX. 12.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken