Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine katechismus der natuur voor kinderen (1779)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen
Afbeelding van Kleine katechismus der natuur voor kinderenToon afbeelding van titelpagina van Kleine katechismus der natuur voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/pedagogiek
non-fictie/natuurwetenschappen/natuurkunde
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie
non-fictie/natuurwetenschappen/sterrenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine katechismus der natuur voor kinderen

(1779)–J.F. Martinet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 130]
[p. 130]

Eenentwinstigste zamenspraak over de bosschen en boomen onzes vaderlands.

Vraag. Wat noemt men Bosschen?

Antwoord. Eene menigte van Boomen, van eene of meer soorten, digt by elkanderen staande ongeregeld groeiende, en weinig of niet gehavend.

V. Heeft men zulken in ons Land?

A. Niet veelen! Het voornaamste is het Sourensche Bosch op de Veluwe, dat, van verre gezien, eene donkere streep in de lucht vertoont, zo groot zynde, dat men het niet wel op éénen dag zou kunnen rond gaan.

V. Wat zyn Heesters?

A. Jonge Boomen, waarvan grooten kunnen groeien, en ook tot dat einde geplant worden.

V. Wat noemt men Kreupelbosch?

A. Laag Houtgewas, digt en ongeregeld struikswyze groeiende.

V. Door Boomen verstaat men?

[pagina 131]
[p. 131]

A. Groote, sterke, somtyds langer dan eene Eeuw leevende Planten.

V. Welke hoedanigheden zyn hun gegeeven?

A. Dat ze allen in gedaante, koleur, aart en nuttigheden verschillend van God geschaapen zyn, en onderscheiden gronden beminnen, hoewel ook eenigen overal willen groeien, om dat men overal zulke Boomen moet hebben.

V. Welke meer?

A. Dat ze allerlei Wind en Weder doorstaan, niet verbasteren, elks hout verschillend en kenbaar is, en dat sommingen, van buiten onaanzienlyk, van binnen een zeer fraai hout hebben, met doorloopende ongeregelde vlammen getekend.

V. Om welke reden schieten sommigen op, gelyk de Denneboomen, tot eene geweldige doch meest lynregte hoogte?

A. Om regte lange Masten, Balken en Planken te krygen.

V. En andere groeien zeer krom?

A. Het kromme Hout komt ook al te pas: men kan zonder hetzelve geene Schepen bouwen.

V. Uit hoe veele deelen bestaat de Stam?

A. Uit drie: uit de Schors, de Vezels, en het Merg.

V. Waartoe dient hun de groove dikke Schors?

A. De Schors is voor hun zo veel, als de klederen voor ons: zy bedekt het inwendige, om dat de Boomen in velden, heiden, en andere open' plaatzen veel te lyden hebben.

V. Maar, als de Schors eens gekwetst wordt?

A. Dan vloeit er uit de wonde een sap, 't welk den Boom geneest,

[pagina 132]
[p. 132]

V. Hoe is het inwendige des Booms gesteld, als dat zo zorgvuldig bewaard moet worden?

A. Men heeft my gezegd, en beloofd met een vergrootglas daarin te zullen laaten zien een van Gods verwonderlykste Werken in 's Menschen oog, naamelyk, duizend sierlyk geschikte allerkleinste buisjes, of gaatjes, in alle soorten verschillende, waardoor de levenssappen des Booms op en neer gaan.

V. Wat zyn deeze gaatjes of buisjes?

A. Zyn zyn gemaakt uit Vezels, die wy eigenlyk het Hout noemen, en daarop volgt dan het Merg des Booms, in het midden geplaatst.

V. Noem my eens onze voornaamste Boomen.

A. Eiken, Beuken, Dennen, Ypen, Abeelen, Populieren, Berken, Elsen, Essen, Wilgen, Linden, Papenhout, Twygen, Wervelenhout, en Hoephout.

V. Waartoe dienen de Eiken?

A. Om dik, zwaar en sterk Timmerhout te leveren voor Schepen, Molens, en Huizen.

V. Heeft de Schors deezes Booms geene byzondere nuttigbeden?

A. Ongemeene nuttigheden! want in 't voorjaar, als de Schors, geklopt zynde, ligtlyk van het jonge Hout los gaat, hakt men het Kreupelbosch van Eiken, en schilt er den bast af, die, door Molens vermaalen, Run genoemd wordt, waarmede men de huiden der Runderen, of het Zoolleer voor Laarzen en Schoenen, in kuipen met water, bereid en hard maakt; en dit geschied zynde, wordt de Run gedroogd en verkogt, om in de paden der zindelyke Tuinen te strooien.

V. Zyn de Beuken ook van veel gebruik?

[pagina 133]
[p. 133]

A. De Beuken leveren eene ander soort van Timmerhout, en ook goed Brandhout.

V. En de Dennen?

A. Die zyn zeer fraai wegens de regte gedaante en geregelde Takken: waaronder men ook, zelfs wanneer het niet waait, een aangenaam zagt geruisch hoort?

V. Wat leveren zy ons?

A. Zy leveren ons lange Planken en Sparren. Uit den bast zypelt de nuttige Terpentyn, en, als men die Boomen verbrandt, haalt men uitderzelver sappen Teer en Pik, dat dagelyks veel te pas komt. De afgevallen' Bladeren broeien sterk in broeibakken, en mesten uitneemend den grond.

V. En waartoe dienen de Ypen?

A. Zy leveren goed Brandhout: doch men gebruikt ze liever, gelyk de Kersseboomen, om er Stoelen van te maaken.

V. Waartoe zyn de Abeelen nuttig?

A. Tot schoeingen onder het water.

V. Komen de Populieren ons ook al te staade?

A. Uitneemend! Om Paneelen en Blinden voor Schuifraamen, om Klompen voor de voeten, beter, gezonder en warmer in den winter, dan Schoenen te maaken.

V. En tot wat einde hebben wy de Berken?

A. Tot klein Brandhout.

V. En de Elzen?

A. Met Elzenhout te branden kan men roode Pannen blaauw maaken, en van hetzelve schoone Koolen voor de Keuken en Smederyen krygen.

V. Essen zyn ook niet onnut?

A. Wyl Essenboomen het water kunnen verdraagen, gebruikt men ze aan de Oevers, om

[pagina 134]
[p. 134]

met hunne vasthoudende wortelen den grond tegen het uitkabbelen te bewaaren.

V. Verdienen de Wilgen ook eenen naam?

A. Schoon zy een voos hout leveren, verdienen zy veel agting; want met de gedroogde Schors geneest men verscheiden' Ziekten: van de Knotwilgen hakt men Ryseren voor de Erweten; van de hoog opgeschooten' maakt men verwarmende Klompen.

V. Wat is opmerkelyk in deezen Boom?

A. Dat hy gewitlig (waarvan hy mogelyk den naam van Wilg draagt) in allerleie gronden wil wassen; en dat hy in leven blyft, en Ryseren levert, al zyn alle zyne Ingewanden vergaan, al is er niets meer van hem overig dan een deel der Schors.

V. Van welk nut zyn de Linden?

A. Men gebruikt ze meest tot fraaie Laanen, om eene digte lommer te hebben.

V. Waartoe dient het Papenhout?

A. Om harde pinnen voor Schoenen te maaken.

V. En de Twygen der Ryswaarden?

A. Om Korven en Manden te krygen.

V. Komt ons ook het Wervelenhout te pas?

A. Ja! als men Sporten in ladders, of Manden wil maaken.

V. Is ook het Hoephout nuttig?

A. Zeer nuttig voor den Kuiper, om Hoepels voor tonnen en vaten te snyden.

V. Wy hebben, behalven de opgenoemden, ook nog den slegten Jeneverboom?

A. Is hy zo slegt, als zyne Bessen, met Graanen in water gestookt, eenen drank leve-

[pagina 135]
[p. 135]

ren, nuttig voor sommige zieken, doch vooral voor dorstige, vermoeide, koude of bezweete lieden, mids zy er weinig van neemen?

V. Maar wil men hem veel en geduurig drinken?

A. Dan vindt men in hem den dood, die spoedig op alle onmaatigheden, vooral in de jonkheid begaan, volgt, het geen de schuld en de onzinnigheid der Menschen en niet des Booms is.

V. Gy moogt zulken drank dan niet drinken?

A. Myn Vader gaf my gisteren deeze lessen ‘Drink nimmer sterke dranken in uwe jeugd, ook niet dan by noodzaake in den volgenden leeftyd, en zelfs met maate in den ouderdom - Onthoudt U nu van den wyn, en als gy hem tot verkwikking begint te drinken, doe het dan ook zeer maatig - Drink, bezweet zynde, wel eenen warmen, maar nimmer eenen kouden drank, vooral geen Karnemelk: men heeft gevallen, waarin dit doodelyk was - Eet weinig vleesch, veele groenten; eet 's middags uw genoegen; doch zyt 's avonds sober, enz.

V. Nu heb ik U hiervan genoeg gevraagd; zeg my, welk gevolg moet men uit deeze Beschouwing der Boomen trekken?

A. Wy moeten, de menigte onzer nooddruften ziende, verbaasd staan over de Magt, Wysheid en Goedheid van God, die in alles, ook door de Boomen, zo gunstig heeft willen voorzien; en daarom moet onze dankbaarheid aan Hem altoos groot zyn, en bestendig blyven duuren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken