Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche schilderkunst in de 17e eeuw: Frans Hals en zijn tijd (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche schilderkunst in de 17e eeuw: Frans Hals en zijn tijd
Afbeelding van De Hollandsche schilderkunst in de 17e eeuw: Frans Hals en zijn tijdToon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche schilderkunst in de 17e eeuw: Frans Hals en zijn tijd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (36.65 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche schilderkunst in de 17e eeuw: Frans Hals en zijn tijd

(1935)–Wilhelm Martin–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Onze 17e eeuwsche schilderkunst in het algemeen, in hare opkomst en rondom Frans Hals


Vorige Volgende
[pagina IV]
[p. IV]


illustratie
Frans Hals. De Vroolijke Drinker. Rijksmuseum.


[pagina VII]
[p. VII]

Voorbericht.

In het jaar 1874 schreef Dr. J. van Vloten een boekje ‘Nederlands Schilderkunst van de 14e tot de 18e eeuw, voor het Nederlandsche volk geschetst’. Sindsdien is in onze taal geen werk verschenen, gewijd aan dit onderwerp als geheel noch zelfs aan de geschiedenis onzer zeventiend'eeuwsche schilderkunst in het bijzonder. De Heer Meulenhoff, overtuigd dat er hier te lande behoefte bestaat aan een geschiedenis onzer schilderkunst in de Gouden Eeuw, drong er reeds jaren geleden bij schrijver dezes op aan, dat hij zich tot het samenstellen daarvan zou zetten. Door allerlei omstandigheden is eerst thans dit deel ontstaan, dat in den ondertitel den naam noemt van Frans Hals, omdat diens kunst en invloed er een voorname plaats innemen.

Het geheel is gedacht als een leidraad voor Nederlandsche kunstliefhebbers en kunsthistorici in twee deelen. De bedoeling is het schetsen van den ontwikkelingsgang. Naar volledigheid kon niet worden gestreefd. omdat daardoor een verwarrende opeenhooping van gegevens zou zijn ontstaan. De lezer, die meer wenscht te weten, kan met de monografieën, woordenboeken en de overige geciteerde geschriften zijn kennis aanvullen.

Noode is afgezien van het in onderling verband beschouwen van schilder-, prent- en teekenkunst; het bestek liet dit helaas slechts hier en daar toe.

De indeeling der stof baarde dezelfde groote moeilijkheden als die, waarmede ook andere schrijvers over dit onderwerp - met name Woltmann & Woermann, Henri Hymans, Philippi en Hourtieg - te kampen hebben gehad. De tallooze kruisingen van wederzijdsche invloeden, de groote individueele varianten in één groep van schilders en de vaak belangrijke wijzigingen binnen den ontwikkelingsgang van één enkelen kunstenaar maken een zuivere systematiek onmogelijk, hetgeen het beste bewijs is voor de sprankelende levendigheid en de individueele kracht der kunst van dien tijd.

Na verscheiden proeven leek de verkozen indeeling de beste. Daarbij is in Afdeeling A het algemeene saamgevat. In hoofdstuk III daarvan is het academisme als het meest onnationale geschetst en in hoofdstuk IV de ont-

[pagina VIII]
[p. VIII]

wikkeling der officieele portretgroep als het meest nationale in onze kunst. De overige afdeelingen behandelen de verschillende groepen van schilders, naar hun onderwerpen verdeeld, in de tijdperken van opkomst (Afd.B), bloei (Afd. C) en verval (Afd. D), waarbij evenwel in Afd. B mede moesten worden opgenomen meesters uit den bloeitijd, gelijk de Ostade's en anderen uit den kring van Frans Hals, omdat de schets van diens milieu een eenheid diende te blijven. Het was soms moeilijk om uit de wetenschappelijke gegevens, die voor het overgroote deel meer van stijlcritischen dan van genetischen aard zijn, conclusies te trekken. Tal van reizen waren noodig teneinde door telkens herhaalde bezichtiging der kunstwerken tot een eenigszins duidelijk beeld der evolutie te geraken. De schrijver ontveinst zich niet, dat zijn werk in dit opzicht eenige teere plekken vertoont, waarvoor de welwillendheid van den lezer wordt ingeroepen en de bijzondere aandacht van de vakgenooten gevraagd, omdat hier slechts verdere detail-studie betere uitkomsten kan opleveren. Met de na het gereed komen van den tekst gepubliceerde wetenschappelijke resultaten is zooveel doenlijk tot het laatst toe rekening gehouden.

De afbeeldingen zijn, omdat de tekst zooveel doenlijk rekent met den inhoud der Nederlandsche musea, voor een groot deel genomen naar hier te lande publiek ten toon gestelde schilderijen.

Mogen deze bladzijden bovenal ten gevolge hebben, dat de lezer naar de musea ga. Immers hij, die zich ten volle wil doordringen van de bijzondere schoonheid onzer groote kunst, moet de schilderijen zelve telkens en telkens weer op zich laten inwerken. De kunstenaars spreken uitsluitend door hun werken, terwijl woorden nooit het essentieele van een schilderij zullen kunnen beschrijven en een boek als dit slechts stamelend den onderlingen samenhang kan aanduiden der problemen, wier oplossing de groote kunstwerken brachten.

Terwijl wij met eerbied en ontzag den geweldigen pioniers-arbeid gedenken, door Bode, Bredius en Hofstede de Groot verricht als grondleggers van dit deel onzer kunsthistorische wetenschap, zijn wij den uitgever erkentelijk voor zijn initiatief en toewijding. Een woord van hartelijken dank zij gebracht aan de directies van musea en prentenkabinetten, wier gegevens den vaak moeizamen arbeid hielpen verlichten. Dr. H. Schneider was zoo vriendelijk den tekst door te lezen. Ook hem komt een woord van dank toe, evenals aan Mej. G. Kossmann voor hare medewerking bij het excerpeeren van lexica en catalogi en aan Mej. H. Schaepman voor hare veel nauwkeurigheid vereischende technische hulp.

 

Wassenaar, April 1935.

W. MARTIN.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken