Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Weekendpelgrimage (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Weekendpelgrimage
Afbeelding van WeekendpelgrimageToon afbeelding van titelpagina van Weekendpelgrimage

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (12.30 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Weekendpelgrimage

(1966)–Tip Marugg–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

III

In het spiegeltje zie ik door de natte achterruit nog even de kleurige lichtjes uit de tuin van de nachtclub. Het lijkt wel of die hele tuin beplant is met kerstbomen. In werkelijkheid zijn er niet zo veel van die rode en groene lichtjes, maar door de waterdruppels die aan de ruit hangen lijkt het wel of er miljoenen zijn. Maar 't is nog lang geen Kerstmis en ik moet maar liever door de voorruit in plaats van door de achterruit kijken; ik zit zowat midden in de stad.

Regenen doet het niet meer. Alweer een van die dwaze dingen. Op de ene plaats regent het dat het giet en tweehonderd meter verderop regent het niet meer. Maar het heeft hier wel pas geregend, want de straten zijn nat. En glibberig.

Ik rijd een paar maal het plein over. Vroeger, toen ik pas een auto had, kwam ik elke avond met een paar vrienden naar dit plein. Wij reden dan twee of driehonderd maal het plein rond om naar de meisjes te kijken die uit de kantoren en winkels kwamen of naar de bioscoop gingen. Maar dat is allemaal honderd jaar geleden.

Het moet al laat zijn, want er is bijna niemand op straat. Zelfs de stenen held in het midden van het plein schijnt te zijn ingedommeld op zijn voetstuk. Maar die dommelt altijd, ook overdag.

Hoe laat zou het dan zijn? In ieder geval nog te vroeg om flauwekul uit te halen. Ik moet het een of ander zien te vinden om me zolang bezig te houden. Van dat eeuwig rondrijden word je op de duur stapelgek.

Ik krijg een prachtidee. Een idioot idee weliswaar en ook een beetje kinderachtig, maar toch raak in er vol vuur over. Ik raak altijd vol vuur over mijn eigen idiote ideeën. Ik par-

[pagina 30]
[p. 30]

keer mijn wagen tussen twee witte strepen, pak mijn jas van de achterzitting en trek haar aan. Die jas is ondertussen wel een beetje verfrommeld, maar dat geeft niet. Ik steek over en beklim nonchalant de trappen van het Hotel Continental. De slapende klerk in het administratiehokje fluit ik wakker en vertel hem dat ik een kamer wens. Ik spreek Engels. Ik ben zonet aangekomen met het vliegtuig uit Montreal en zal morgenochtend doorreizen naar Trinidad. Mijn bagage heb ik gemakshalve op het vliegveld achtergelaten. ‘Ik heb alleen maar mijn kam en mijn tandenborstel in mijn zak,’ zeg ik en glimlach op zijn Hollywoods, zoals die homoseksuele jongelui in tandpasta-advertenties in Amerikaanse tijdschriften plegen te glimlachen. De klerk vliegt er prachtig in.

‘An airconditioned room you want, mister?’

‘Of course! Met deze hitte op dit god-forsaken island, wat een vraag! En ik wens morgenochtend om zes uur sharp te worden gewekt, want mijn plane vertrekt om acht uur. Om acht uur sharp!’

Hij overhandigt mij een sleutel, die aan een zware metalen plaat is bevestigd, waarop nummer 83 prijkt. Wat een spitsboeven. Het hele hotel telt nog geen drieëndertig kamers en toch krijg je kamer nummer 83 toegewezen.

Aan de bar bestel ik een whisky-soda (‘Scotch, please’) en stap dan met het glas in de hand naar het terras. Dat is echt Amerikaans. Die lui kunnen nooit rustig gaan zitten en hun whisky-soda opdrinken. Ze moeten altijd een wandelingetje maken met het glas in de hand.

Het terras biedt een mooi uitzicht op het plein, de pontonbrug en de haveningang met aan weerszijden de oude vesting-

[pagina 31]
[p. 31]

werken. In elk toeristenpamflet over het eiland vind je dit terras vermeld. En ook die oude vestingen. Historische monumenten zijn het die ten koste van alles behouden moeten blijven, vanwege de toeristendollars die zij in het laatje helpen brengen. Nou ja, zo erg lang zullen die oude forten er wel niet meer staan. Op de een of andere morgen ontwaakt de een of andere regeringsambtenaar of het een of andere lid van de toeristencommissie of van de kamer van koophandel met het lumineuze idee dat een elektrische mallemolen of een stalen liefdestunnel nog meer Amerikaanse dollars in het laatje zal brengen dan die gedrochtelijke forten en na tien ingezonden stukken in de krant, twintig ernstige vergaderingen in het cultuurcentrum komen de bulldozers en stoten de waardeloze dikke muren ondersteboven.

Ik moet ook denken aan andere historische monumenten die bewaard hadden moeten blijven, maar die nu half in puin liggen: de landhuizen. Waar anders is nog de echte oude sfeer van het eiland beter voelbaar dan tussen de vervallen muren van de landhuizen? Enkele staan er nog overeind, als stille, bedroefde getuigen uit een vergeten periode. Een statig, wit huis op de top van een lage heuvel, aan de voet van de heuvel de groene hofjes. Flikkerende petroleumlampen die griezelige schaduwen op de oneffen witte muren doen dansen; maanloze nachten waarin uit de verte de vreemde, eentonige gezangen van de negerarbeiders klinken...

Verdomme, laat ik maar gauw mijn glas leegdrinken, anders val ik nog staande in slaap met al dit schemerachtig gemijmer over die schemerachtige landhuizen, die mij geen bliksem interesseren.

[pagina 32]
[p. 32]

Ik neem een flinke slok en kijk eens rond. Ik moet altijd lachen als ik hier kom. Met het doel indruk te maken op de toeristen heeft men de muur van het terras felgeel geschilderd met overal rode, groene en blauwe ballen en strepen door mekaar. Het is zo schreeuwend lelijk en maakt zulk een gewild-bizarre indruk, dat je whisky er een zoete smaak van krijgt.

Mr. America, die met zijn vrouw aan een der tafeltjes op het terras is gezeten, wenkt mij toe om bij hen te komen zitten. Ik zie met een oogopslag dat hij Mr. America is. Zijn gum-chewing kaken gaan op en neer en in het knoopsgat van zijn jas prijkt een paars lintje van een decoratie dat hij in een 1oct-store heeft gekocht of anders eerlijk verdiend heeft door gedurende de oorlog zitting te nemen in de een of andere commissie voor voedselvoorziening of iets dergelijks in Washington. Hoe kan iemand in 's hemelsnaam whisky-soda drinken en tegelijkertijd op kauwgum sabbelen?

Zij zijn beiden boven de vijftig, zowel zijn echtgenote als hij. De vrouw is uitermate opvallend gekleed, maar ze heeft mooie ogen. Er zijn maar weinig vrouwen boven de vijftig die mooie ogen hebben. Ik weet dit, want het eerste waar ik naar kijk als ik een vrouw ontmoet, zijn haar ogen. Deze idiote gewoonte zal wel een van die abnormale dingen zijn, waar ik zo vol van zit en waar die psychiater aan de overkant van de brug wel de een of andere griezelige verklaring voor zal weten.

Aan hun tafeltje gekomen stel ik mij voor en ga zitten. Hij blijkt niet Mr. America, doch Mr. Ford te heten. Ik heb nog nooit een Amerikaan ontmoet, die geen Ford of Smith heet.

[pagina 33]
[p. 33]

Hun doe ik weer hetzelfde verhaal als ik de hotelbediende heb gedaan. Ik ben zonet met de plane van Montreal aangekomen en zal morgenochtend doorvliegen naar Trinidad. Maar het echtpaar kent Montreal en begint mij duizend vragen te stellen over deze marvelous city. Ik vertel hun echter gauw dat ik Montreal maar amper ken, omdat ik uit Old Smoke afkomstig ben, een stadje in het hoge noorden dicht bij Alaska. En ik maak daarbij een beweging alsof ik de sneeuw van mijn jas afschud. Mr. & Mrs. Ford hebben nog nooit van Old Smoke gehoord. Nou ja, stel ik hen gerust, het is just a small town. Als ik eenmaal begin, kan ik behoorlijk liegen.

‘Maar bent u Canadees van geboorte?’ vraagt Mrs. Ford.

Ik trek waarschijnlijk een beteuterd gezicht, want met een vriendelijke glimlach laat zij er verontschuldigend op volgen: ‘Ik bedoel uw Engels. U spreekt niet slecht Engels, maar dat accent...’

‘Oh neen, ik ben geen Canadees. Ik ben naar Canada geemigreerd.’

‘Ah, u komt dus uit Europa?’ Mrs. Ford is in de wolken.

‘Ja, uit Europa, uit Hongarije, uit Budapest om precies te zijn.’

‘Budapest? Gosh!! Gaan wij het volgend jaar naar Europa, George? Niet naar Budapest natuurlijk, dat kan nu niet, maar Parijs en die andere verrukkelijke steden. Budapest, how marvelous! Ik ben dol op Hongaarse muziek. Ik ben crazy op zigeunermuziek!’

‘Thank you, ma'am. Leuk dat u van onze muziek houdt. Kent u Bela Nedalji? Oh, zijn vioolconcerten zijn goddelijk.’ Ik raak vol vuur. ‘Zijn no. 3 is vol boeiende effecten en dra-

[pagina 34]
[p. 34]

matisch getekende situaties. In een climax van bewogenheid leidt hij zijn toehoorders rond door heel mijn Hongarije. Nu eens joyeus en bondig, dan weer tragisch en somber, legt hij beter dan enige andere Hongaarse musicus de ziel van mijn land bloot...’

Neen, nogal wiedes, Mr. & Mrs. Ford hebben nog nooit van Bela Nedalji gehoord, maar zij beloven mij direct na aankomst in de States zijn platen te zullen kopen. LP-platen. ‘Now, don't you forget that, George!’

Dan vraagt Mrs. Ford of ik getrouwd ben.

Ja, ik ben getrouwd en heb drie kinderen. Three cute kids.

‘Dan bent u wel jong in het huwelijk getreden.’

‘Ja, met mijn achttiende jaar. In Hongarije trouwt men jong. Quite young.’

‘Uw gezin is zeker in Canada achtergebleven?’

Ik trek nu een gezicht alsof ik op het punt sta over de balustrade van het terras te springen om mij te pletter te laten vallen aan de voeten van de nationale held op het plein.

‘No,’ fluister ik met hese stem. ‘No, ze zitten allemaal in Hongarije.’

‘Behind the Iron Curtain? My God!’

Mr. Ford bestelt dubbele-whisky-soda's en Mrs. Ford begint sigaretten uit te delen.

Als ik eenmaal aan de gang ben, kan ik behoorlijk liegen. Ik vertel hun mijn hele levensloop. Hoe ik een kasteel even buiten Budapest heb bewoond, het landgoed van mijn vader. God bless his soul, he died in a Russian slave camp four years ago. Hoe ik elke avond met doodsgevaar naar de Voice of America had geluisterd, totdat ik het op den duur niet langer

[pagina 35]
[p. 35]

kon uithouden onder communistisch regime en dus op een goeie dag via de Oostenrijkse grens naar de free world vluchtte. De gezichten van Mr. & Mrs. America glunderden van trots. Hoe ik in Canada ben terechtgekomen, en als bordenwasser en krantejongen ben begonnen, en hoe ik tenslotte ben opgenomen in de leiding van een radio-televisie-station in Old Smoke. Ik ben nu op weg naar Trinidad om opnamen op de tape-recorder te maken van de calypso en de steel-band.

En zo ga ik een hele tijd door. Als ik over mijn eigen leven niets meer kan verzinnen, begin ik over andere onderwerpen en vertel hun welk een grote bewondering ik heb voor de U.S.A. (God's own country, isn't it?), welk een nobele daad het nobele Amerikaanse volk verricht met de Marshall-hulp, welk een prachtvent senator MacCarthy is, die those stinking communists er zo genadeloos van langs weet te geven.

Maar op het laatst begint deze zotternij mij te vervelen en na de vierde door Mr. Ford betaalde whisky-soda en de zoveelste sigaret van Mrs. Ford, besluit ik weg te gaan. Bij het afscheid nemen van mijn dear friends noem ik hem Mr. Ford en haar Mrs. Mercury. Zij begrijpen de mop en appreciëren die zeer. Een mop die over auto's gaat, snappen Amerikanen altijd direct.

De hotelbediende vertel ik dat ik een luchtje ga scheppen en dat hij niet moet vergeten mij morgenochtend om zes uur te wekken. Om zes uur sharp!

Twee minuten later zit ik weer in mijn wagen en rij de brug op. Ik voel een vaag zwevend gevoel in mijn hoofd. In het midden van de brug gekomen smijt ik de hotelsleutel met metalen plaat het water in. Nummer 83! De spitsboeven!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk