Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gemaskerde eeuw (2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gemaskerde eeuw
Afbeelding van De gemaskerde eeuwToon afbeelding van titelpagina van De gemaskerde eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.10 MB)

Scans (21.47 MB)

ebook (8.71 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gemaskerde eeuw

(2002)–Marita Mathijsen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

De eenhandige zonde

Petrus Stastokius Junior moest dus op het acquit spelen, en hij maakte zich werkelijk tot die arbeid gereed. Daartoe legde Petrus Stastokius zijn pijp neer; maakte de punt van zijn keu wel een halve voet ver wit; plaatste zijn bal met de linkerhand op drie vierde, drukte de vier vingers van zijn linkerhand op een handbreed afstand van dezelfde bal op 't biljart; krulde de duim bevallig om, zodat hij aan 't gehele gezelschap zijn tot op 't leven afgesneden nagel vertoonde, en begon met de rechterhand de keu tussen duim en vinger heen en weer te bewegen op een wijze, die deskundigen ‘zagen’ noemen.

Hoewel in de Camera Obscura van Nicolaas Beets (Hildebrand) nergens rechttoe rechtaan seksuele handelingen beschreven worden, valt bovenstaande kenschetsing van Pieter Stastok aan de biljarttafel bijna niet te lezen zonder te denken dat met het edele balspel verwezen wordt naar een andere sport. Pieter Stastok is het prototype van de onanerende jongeling: hij is bleek, eenkennig en eenzelvig, lusteloos, achterbaks, angstig, niet sportief, gierig en neemt niet deel aan het studentenleven. Bovendien draagt hij een bril, wat in de vroege negentiende eeuw als een signaal beschouwd werd van de eenhandige zonde.

Onanie zag men in de gehele negentiende eeuw als een ernstig gevaar voor de jongeling. Deze zelfbevlekking kon leiden tot ziekten die minstens zo erg waren als syfilis. Alles wat eraan toegeschreven werd, kwam neer op verzwakking van de jeugd. De sportieve, gezonde en sterke Hollandse jongen die Hildebrand elders in de Camera Obscura beschrijft, is het tegengestelde van de onanist. Het verschijnsel kwam in alle kringen voor, van hoog tot laag. Zelfs de Oranjeprinsen waren ermee behept, zoals blijkt uit het dagboek van de gouverneur van prins Willem, zoon van koning Willem iii en de tragische koningin Sophie. Na zijn kostschooljaren op Noorthey krijgt deze Willem privé-onderwijs ter voorbereiding op de universiteit. Zijn gouverneur, E. de Casembroot, ontdekt dat de veertienjarige prins niet onbedorven is. Hij

[pagina 46]
[p. 46]



illustratie

Pieter Stastok aan het ‘zagen’


[pagina 47]
[p. 47]

kwam in ‘een meer dan suspecte toestand van zekere plaats’. Zijn bleek gelaat en stomp uiterlijk hadden hem al eerder verraden. Als de gouverneur hem ermee confronteert, geeft hij schaamteloos toe te onaneren en dat op het deftige Noorthey geleerd te hebben. ‘Op kostscholen schijnt altijd die gesel, het onanisme, te heersen en te laat zie ik nu dat ik te veel en te lang gerekend heb op een onwetendheid die op een school op den duur niet lang schijnt te kunnen bestaan,’ schrijft de bezorgde gouverneur in zijn dagboek. Willem bleek elke dag gemasturbeerd te hebben, wat de gouverneur al vreesde. De Casembroot had voldoende didactische kwaliteiten om te weten dat de prins onmatig was. Wanneer hij eenmaal de onanie ontdekt zou hebben, dan zou hij ook, zo noteert de gouverneur in zijn dagboek, ‘met een soort van furie, zonder enige maat of terughouding zich elk ogenblik bevlekken. Die furie, waarmee hij zich aan al het kwade, gelijk ook aan het op zichzelf niet meer onschuldige overgeeft, die furie heeft hij vast van zijn vader geërfd, die ook in niets hoegenaamd enige maat weet’. Willem iiioet beloven minder vlees te eten en minder vraatzuchtig te zijn. De Casembroot oefent een strenge controle uit: ‘...ik waak aan zijn bed tot hij in slaap is, let op al zijn gangen, zorg dat hij geen minuut op zekere plaats is zonder dat ik hem zeer dikwijls verras, visiteer dagelijks zijn beddenlakens en ondergoed, duld volstrekt geen ledigheid en daardoor is het mij dan ook tenminste gelukt meer en meer grote tussenruimte tussen het schandelijk bedrijf te krijgen, zelfs van drie weken.’

De gouverneur krijgt echter geen medewerking van Willems vader. Zoonlief moet zich maar met vrouwen amuseren op het hofbal, even vrij als zijn vader doet. Als de gouverneur tegensputtert dat het een aanstaande koning helder moet zijn wat er van hem verwacht wordt ten aanzien van vrouwen, antwoordt de koning dat er voor de nodige helderheid genoeg kaarsen branden op een bal. De Casembroot verliest zijn strijd: er komen vele hofbals voor de onvolwassen prins, en ‘door het gezicht op halfnaakte vrouwen en door het drinken van champagne’, waar hij niet van afgehouden kan worden, raakt hij steeds meer opgewonden en blust zijn verlangens met de hand.

Een stalen kooitje voor de genitaliën

Had Willem iii enigszins geloofd in het onheil dat de onanist boven het hoofd hing, dan had hij zijn oudste zoon wellicht naar de Londense arts

[pagina 48]
[p. 48]

Samuel La'Mert gestuurd, die in 1841 een boekje over de gevolgen van de zelfbevlekking publiceerde dat ernstig genomen werd en vele herdrukken en vertalingen kreeg. La'Mert pakte de zaak modern kapitalistisch aan. Tegen betaling vooraf kon men schriftelijke adviezen krijgen en er was tegen grof geld een drank te koop die de neiging op zou heffen. De Nederlandse arts P.J. Koorn, die La'Merts boekje in 1849 vertaalde onder de titel Het zelfbehoud: geneeskundige verhandeling over de ziekten der geslachts-deelen, nam de werkwijze van de Engelsman over. In de Reguliersbreestraat te Amsterdam kon hij 's ochtends en 's avonds geraadpleegd worden.

Veel eerder in de eeuw kon men bij de uitgever van het boekje Vaderlijke raad aan jonge lieden ter bewaring hunner krachten en gezondheid in Amsterdam een restaurerend poeder verkrijgen om de lusteloosheid ten gevolge van onanie tegen te gaan. De anonieme schrijver meende dat het lezen van romans een grote invloed had op de zinnen. ‘Vooral kan het lezen van romaneske geschriften, te bed liggende, daartoe aanleiding geven.’ De slaap die daarop volgt, is niet diep genoeg en er ontstaan dan opwindende dromen. ‘Een jonge man van negentien jaren verzekerde, dat enkel het lezen van een wellustige Franse schrijver hem ter voltooiing der onanie had overgehaald.’ De uitgeverij van het geschriftje zal zelf wel geen romans in zijn fonds gehad hebben, want anders zou dit spugen in eigen bron dom zijn.

Er zijn onder de onaniebestrijders veel artsen. Zij veronderstellen dat onanie bevattelijk maakt voor ziektes en hun opvattingen worden overgenomen. Johannes Kneppelhout had enkele begaafde jonge kunstenaars onder zijn hoede, onder wie schilders, muzikanten en toneelspelers. Hij bekostigde hun opleiding en begeleidde hun opvoeding. De buitengewoon getalenteerde violist Jan de Graan werd door hem naar Parijs gestuurd onder toezicht van een iets oudere pupil, de schilder Jan Arzt. De Graan kwam uit een familie waarin de tering heerste en hij had een zwak gestel. Kneppelhout raadpleegde met hem vooraanstaande artsen om gezondheidsadviezen. Hun mening gaf Kneppelhout door aan Arzt. De schilder kreeg de raad de knaap goed in de gaten te houden, ook op seksueel gebied. Hij moest koude baden nemen voor zijn algemene gezondheid en tevens tegen het masturberen. Mocht dit niet helpen, dan zat er niets anders op dan toch naar ‘de meiden’ te gaan, op kosten van Kneppelhout.

Dit standpunt treft men ook aan in gedragsboeken, zij het vaak bedekt. In de Vaderlijke raad aan jonge lieden wordt gesteld dat onanie veel

[pagina 49]
[p. 49]

schadelijker is dan overmatige bijslaap met een gezonde vrouw. Stilstaand zaad leidt tot allerlei klachten: ‘Voor lieden, die van natuur heet en zaadrijk zijn, is een sterke opeenhoping en een terughouding van het zaad van veel nadeliger gevolgen. Men telt onder de daaruit voortkomende ongemakken: de besmettingen, de goedaardige zaadvloed, de krampaderbreuk, zwellingen, verdikking en eindelijk het bederf van het stilstaand zaad, het priapismus, hartkloppingen, melancholie, en eindelijk ook de razende of woedende geilheid.’

Wat voor de jongens geldt, geldt voor het hele mannelijke geslacht. De medische wereld in de eerste helft van de negentiende eeuw vindt dat zaad moet vloeien. Dit sluit aan bij het algemene denken over stilstand. Er was een algemene vrees voor miasmen, een soort kwade dampen of ziektekiemen, die alleen door beweging verdreven konden worden. In de gezondheidsleer werd dus de nadruk gelegd op doorstroming, of dat nu lucht, water, bloed of andere lichaamssappen betrof.

Het aantal boekjes dat tegen de eenhandige zonde waarschuwt is legio in de hele negentiende eeuw. Wat dat betreft is er nauwelijks verschil tussen de eerste en de tweede helft, alleen komen er in de tweede helft allerlei mechanische hulpmiddelen op de markt om de onanie in de kiem te smoren.

Van een schrijnende dubbelheid is sprake in de verhouding tussen J.A. Alberdingk Thijm en zijn zoon Karel, die als twintigjarige weer bij zijn vader was komen wonen nadat hij de bloemetjes zo frivool buitengezet had dat hij syfilis opgelopen had. De oude katholieke schrijver Thijm keurde het gedrag van zijn zoon ten strengste af. Enige jaloezie is hier misschien wel bij geweest, want Thijm senior had geen al te sprankelend huwelijk met zijn ziekelijke vrouw, die haar man leek te ontlopen in het familiebuitenhuis of in kuuroorden.

De zinnelijke lusten moesten beteugeld worden, zo waren vader en zoon overeengekomen. Dus werd er voor Karel een keurslijf besteld met een stalen kooitje voor de genitaliën. Aan de binnenkant waren scherpe punten aangebracht, zodat het geslacht zichzelf zou straffen als het in erectie kwam. De gordel kon Karel niet zelf vastmaken, dus bond vader Thijm 's avonds liefdevol dit seksuele masker om bij zijn zoon, en ontbond dit 's ochtends weer. Het is een tafereel dat men zich nauwelijks kan voorstellen zonder gegrepen te worden door de dramatiek van de moraal. Twee mannen, de een een onbestorven weduwnaar, de ander een hoerenloper, herstellend van syfilis en bang voor zijn ontembare lusten, helpen elkaar in het verhullen van de seksuele noden.

[pagina 50]
[p. 50]


illustratie

[pagina 51]
[p. 51]

Aan het eind van de eeuw verscheen er een speciaal tijdschrift tegen de zonde van Onan. De christelijke onderwijzer P.J.H. Pieron gaf zijn Paedagogische Bijdragen op het gebied van het Sexueele Leven vanaf 1895 uit met een speciale vragenrubriek voor de lijders. Pieron is ervan overtuigd dat het volk van Nederland aan het verzwakken is door de onanie. Het streven naar de achturige werkdag heeft daarmee te maken: arbeiders worden steeds sneller moe door de zelfbevrediging en kunnen een flinke werkdag niet meer aan. Dus moesten leefregels als lichte kost, koude baden en wandelingen voorkomen dat heel Nederland aan de verwenste vingeroefeningen begon.

Verspilling van mannenkracht

Waarom is men toch zo bevreesd voor iets wat in de tegenwoordige maatschappij als onschuldig geldt, zolang men er niet al te openbaar mee pronkt? Laten we nog eens naar de literatuur gaan.

‘Zeg ereis, janmaat! wil je óók een kopje slemp?’ roept eensklaps een pieperig stemmetje uit de verste hoek des vertreks, - en nu wenste ik u een denkbeeld te kunnen geven van de verslagenheid, waarmee Janmaat voor zichzelf zucht:
‘De derde streng maakt de kabel!’
Welk een vreemd begin van een feest! Helaas,
Ieder huis
Heeft zijn kruis!
En hoe ver Jan en Jannetje het in de wereld brengen mochten, het hunne bleef er niet van verschoond; - gluur met mij die hoek in, als ge weten wilt wat het is! - Oef! - de verzuchting, die aan Janmaat bij het verzoek ontglipte, de verontwaardiging, waarmee hij hem, die het deed, nu de rug toekeert: zij hebben niets verbazends, als men de lange slungel aanziet, die ginder slemp schenkt, en ginder slemp lept: welke doffe ogen! - welk een meelgezicht! - welk een houding van slierislarie! - Welk een ergernis vooral, als ik het u niet langer verhelen mag, dat dit ongeluk de jongste zoon is van Jan en Jannetje; hij, de patroon aller slaapmutsen, aller soepjurken, aller sloffen te onzent! hij, Jan Salie!
[pagina 52]
[p. 52]

Potgieter gebruikt als personificatie voor de negentiende eeuw de figuur van Jan Salie in zijn Jan, Jannetje en hun jongste kind. Om de slapheid van zijn tijd neer te zetten neemt hij zijn toevlucht tot het stereotype van de onanist: een slungel met doffe ogen, een meelgezicht, initiatiefloos, een schande voor zijn ondernemende broers en zijn pittige ouders. Zoals Uriah Heep bij Charles Dickens alle kenmerken van de eenzame rukker meegekregen heeft, zo is Jan Salie de Nederlandse vingeroefenaar, meer nog dan Pieter Stastok. Jan Salie verbeeldt wat Potgieter van zijn tijd vond: een tijd van stilstand, een lafhartige tijd waarin niemand eens flinke initiatieven nam om handel, wetenschap en kunsten tot nieuwe bloei te brengen, zoals dat wel gebeurd was in de zeventiende eeuw. Potgieter had een pedagogisch doel voor ogen met zijn kenschetsing van de slappe eeuw. Door die als een verkwister van mannenkracht voor te stellen hoopte hij de mensen aan te sporen tot meer daadkracht.

Stilstand betekende automatisch achteruitgang en daar is de hele negentiende-eeuwse gemeenschap bang voor. Stilstand betekende dat de miasmen konden toeslaan en die bedreigden de fysieke en psychische gezondheid van de mens. De angst voor de ziekteverwekkende miasmen was groot. In het piramidale harmoniemodel van de maatschappij is vooruitgang gewaarborgd door de vereniging van mannelijke en vrouwelijke krachten. De onanist is echter een eenling die buiten het harmoniemodel zijn krachten verspilt. Zo zag Potgieter de negentiende eeuw zelf als een onanerende eeuw. Met hem zagen alle zedenmeesters de zelfbevlekker als iemand die zijn mogelijkheden niet aanwendde voor de goede zaak. De angst voor terugval in de chaos van de revolutietijd wordt geprojecteerd op de onanerende solist. En dus greep men naar alles wat de negentiende eeuw te bieden had aan bestrijdingsmiddelen: de pers, poeders en pillen. Het meest huiveringwekkend van al die pogingen om natuurlijke neigingen te ontmoedigen is het apparaat dat als anti-onaneergordel op de markt kwam en dat de oude Thijm voor zijn zoon bestelde. Zo konden ouders de seksualiteit van hun zonen ontkennen door de erectie een tastbaar masker op te drukken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken