Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een koning in de Kempen (onder pseudoniem L. van Rucklingen) (1854)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een koning in de Kempen (onder pseudoniem L. van Rucklingen)
Afbeelding van Een koning in de Kempen (onder pseudoniem L. van Rucklingen)Toon afbeelding van titelpagina van Een koning in de Kempen (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.36 MB)

Scans (55.90 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een koning in de Kempen (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

(1854)–Lodewijk Mathot–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 66]
[p. 66]

VIII.

Eene maand was verloopen sedert Hendrik's vrijspreking. - De winter had de velden verlaten; de lente was daar, en begon de boomen met bottende knopjens, en de groene weiden met viooltjens en madeliefjens te versieren. De nachtegaal zong weder in de dorre heidevelden en de zwaluwe hernam hare grillige vlugt in het ruim.

Op eenen schoonen lentemorgen, heerschte er eene ongemeene werkzaamheid rond Pieters hoeve: lange tafels met sneeuwwitte doeken bedekt, versierd met aarden vazen waarin frissche bloemen prijkten, stonden op het uitgestrekte voorplein gerangschikt. Voorzeker ging hier een

[pagina 67]
[p. 67]

luisterrijk feest plaats hebben; want de menigvuldige houten banken en stoelen, toonden genoeg aan dat men vele gasten verwachtte. Aan het hoofdpunt der tafels stonden twee versierde zetels met lederen kussens, en daarboven was een zegeboog of weleer een troon van groen mastenhout en bloemen uitgespannen.

De zon praalde helder en klaar aan den hemel, en hare koesterende stralen wederkaatsten zich in de tinnen vaten en kannen.

Eensklaps het zich in de verte een klimmend gerucht hooren, als hetgene van verscheidene persoonen, die onder elkander vrolijk klappen, lachen en juichen; welhaast ook zag men in het lindendreefje een honderdtal jongelieden, boerenmeisjens, bejaarde mannen en vrouwen blij voorthuppelen en twee karren overdekt met fijne witte huiven, omsingelen.

In de voorste karre, zat een jeugdig paar; aan de stijve houding en buitengewoon schoone kleederen des jongelings, aan zijnen zegenpralenden en liefderijken glimlach kon men genoeg bespeuren dat hij het bevallige meisje dat, niet min prachtig uitgedoscht, en den blik neêrgeslagen nevens hem zat, ten altare had geleid. - Het zijn Bernhart en Anna.

Hunne ouders, zoo goede vrienden thans, als zij te

[pagina 68]
[p. 68]

voren doodelijke vijanden waren, hadden zich niet langer tegen de liefde der jongelieden verzet; maar zelfs integendeel hunne verzoening door het huwelijk hunner kinderen willen verzegelen. - De blijde dag was spoedig gekomen; de geestelijke plegt was in de dorpskerk geëindigd, en men keerde naar huis weder, om het feest met groote vreugde te vieren. Vele geburen, kennissen en vrienden waren ter bruiloft verzocht, en hadden den oproep trouw beantwoord.

Pieter, Hendrik en Geertruid kwamen in de tweede karre aangereden. De twee boeren hielden elkander bij de hand en begrepen niet, hoe zij toch zoo lang zich hadden kunnen haten; nu lachten en schertsten zij om de martelingen en droeve gevolgen hunner wraakzucht.

Ongestoord duurde de bruiloft tot zonnenondergang; er werd gedanst, gezongen en bijzonder veel poeder ter eere der jonge echtelingen verschoten!

Geertruid liep met onvermoeiden ijver van de eene tafel tot de andere, en deed gansche hespen, groote stukken runder- en kalfvleesch den dischgenoten voordienen, terwijl schuimende drank de bekers zonder ophouden aanvulde. Nooit bij 's menschen geheugen werd er een guller feest in den omtrek gevierd!...

De twee gehuwden vesteden zich bij Hendrik en deelden

[pagina 69]
[p. 69]

met hem het verzorgen der hoeve. De brave vader was zoo gelukkig wanneer hij 's avonds onder den grooten lindenboom gezeten, zijn kleinzoontje op de kniën liet rijden en dat het zijne ruwe kaken streelde, of de zweetdruppels van zijn voorhoofd kuste, als hij van den veldarbeid terugkwam.

Door Bernhart en zijne Anna vurig bemind, hadde hij zich welligt den gelukkigsten der menschen kunnen heeten, zoo het gedacht aan de schande der gevangenisse zijn heil niet gedurig vergald had. Wel is waar, was hij onpligtig verklaard en moest men zijne aanhouding slechts als eene betreurensweerdige vergissing der wet beschouwen; doch het was hem niet onbekend dat eenige nijdige menschen, veronderstelden dat hij bij gebrek aan bewijzen losgelaten was en Bernhart in zijnen moordenaar, Anna's vader niet had willen herkennen. Dit pijnde hem zoo zeer; want eenige hadden de laagheid gehad het hem in dubbelzinnige woorden te verwijten; ook niettegenstaande den aandrang van zijnen vriend Pieter, die hoofdman der St. Sebastiaan gilde geworden was, had hij er op nieuw geen deel willen van maken, hoewel sedert lang de beslissing nopens zijne uitsluiting vernietigd was.

Een jaar nadien werd er in het dorp, eene schrikkelijke

[pagina 70]
[p. 70]

moord begaan. De jongeling, het slagtoffer, was in de duisternis overvallen geworden, bijna in dezelfde omstandigheden als Bernhart. Thans gelukkiger kwam de overheid op het spoor des daders, en werd deze aangehouden.

- Hij werd voor eenen inwooner van het dorp herkend, en koesterde sinds lang, uit minnenijd, wraakgierige plannen tegen den gevallene.

Ter dood veroordeeld, bekende hij, door de wroegingen zijns gewetens gedwongen, dat hij het was die den aanslag op Bernhart begaan had; bij misgreep had hij dezen voor zijnen vijand genomen, en uit schrik der straffe, zijn wanbedrijf verholen gehouden. Zijne bekentenis werd van punt tot punt bewaarheid door de zekere en onbetwistbare bewijzen die hij er van gat.

Nu was Hendrik regt gelukkig; het leste vermoeden dat zijne eer kon krenken was gansch uitgevaagd. Ook trad hij weder als te voren met het hoofd trotsch omhoog en bekwam weldra zijne vorige opgeruimdheid weder.

Eenige dagen daarna werd hij door zijne oude gildebroêrs weder in de vrolijke handboogmaatschappij ontvangen, en, bij den eersten prijskamp had hij het lang betrachte geluk den vogel neder te halen, en op zijne beurt tot Koning der gilde uitgeroepen te worden.

einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken