Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen) (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)
Afbeelding van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)Toon afbeelding van titelpagina van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (108.64 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

(1856)–Lodewijk Mathot–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

I.
Eene verloving.

Bij 't krieken van den morgen, stond Dina bij de waterbron, die in den boomgaard der Witte Hoeve opborrelde, groene speurrie te wasschen.

Een jongeling stak op dat oogenblik zijn hoofd achter een dikken appelboom uit, bracht zijne twee handen als een roephoorn aan den mond, en riep met onderdrukte stemme:

- Dina! Dina!

Het meisje deinsde angstig achteruit; maar als zij Jef Cooremans herkende, deed zij met de hand eene beweging om hem te doen verstaan, dat hoe eer hij zich uit de voeten maakte, hoe liever zij 't had.

De jongeling scheen die stomdooven taal maar niet te verstaan; en wilde van achter zijnen appelboom een gesprek aanknoopen. Het meisje begon nu in het water te plonsen en te plassen, dat men noch hooren, noch zien kon.

De jongeling week echter voor deze vijandige houding niet; maar kwam nu één stap, en dan nog

[pagina 16]
[p. 16]

één stap, en van boom tot boom nader. Bij den laatsten boom bracht hij weder de handen aan den mond en riep zoo zacht mogelijk:

- Dina! Dina!

De boerenmeid sloeg voor alle antwoord de houten rijve, waarmede zij het groen omwoelde, in de bron en kletste het water naar den jongeling toe, zoodat het langs alle kanten van zijne kleederen droop. Haastig laadde zij toen het gewasschen groen op eenen kruiwagen en, in het heengaan, draaide zij het hoofd over den schouder, om den jongeling toe te snauwen:

- Hoor, het is maar om te zeggen, dat al hetgeen gij gisteren hebt afgeluisterd, wel geen evangelie is.

- Dina, zegde de jongeling, en kwam achter den boom te voorschijn, - geen enkel vriendelijk woord, vooraleer ik van hier vertrek?

- Wat, vertrekken? - riep de maagd verbaasd uit, liet den kruiwagen plotseling nedervallen, en hare wangen kregen eene roode kleur; doch om hare ontroering te bewimpelen, voegde zij er spottend bij:

- Ei, ei, waar zoudet gij naar toe vertrekken als de Winter gaat aankomen?

- Maar heeft Trientje van den bakker het u gisteren niet gezegd? - Waar naar toe? - Alsof ik geen twee duizend franks te Munster kon verdienen? Welnu, 't is zoo. - Ik heb mij voor vijf jaren bij meester Hinderhausen verhuurd. - En misschien keer ik nooit meer weer.

- Nooit?

- Nooit! Hoor eens, ik zal u wat vertellen, ik ben maar een arme duivel, een scheêpershond, een...

- Heb ik dat gezegd? zegde Dina schaamrood wordende.

[pagina 17]
[p. 17]

- Ach neen! - Wie zegt dat ook? - maar daar zijn er die dat zeggen, en ik wil geen arme duivel, geen scheêpershond blijven, al ben 'k ook maar een armmenscheukind! Ik wil aan sommigen toonen dat twee goede armen iets waard zijn, en zij uit een scheêpershond een stroohoedenfabrikant kunnen maken!

Het meisje, om zich uit de verlegenheid te trekken, hief den kruiwagen als om op voort te rijden, en zegde zoo onverschillig mogelijk:

- Nu wat gaat mij dat aan?

- Och niets, zegde de jongeling, het meisje terughoudende, maar luister nog een oogenblik. Ik heb gezegd, dat ik nooit meer zou wederkeeren; nu, dat was gelogen. Als ik vijf jaren ginder gediend heb en als ik zeven of acht duizend franks heb overgespaard, dan keer ik naar ons dorpken terug, en indien dan een zeker meisken, dat ik wel ken, maar niet noemen wil, mij voor haren bruidegom hier wil aanvaarden, dan richt ik ginder eene stroohoedenfabriek voor eigene rekening op, en hoera! dan zal de arme duivel laten zien wat hij kan, en zijne vrouw zal voor die van een Piet Mop niet moeten uit den weg gaan!

- En wie zal de gelukkige zijn? spotte het meisje.

De jongeling kon nu zijn gevoel niet langer overmeesteren; ondanks hem, veropenbaarde het zich eensklaps in al zijne wezenstrekken.

- Dina, zegde hij half mismoedig, Dina, waarom kunt gij mij geen vriendelijk woord meer geven? Ik ben een arm weeskind, dat nooit vader noch moeder gekend heeft; geen mensch trok mij aan. Ik werd niet als andere kinderen met liefde gekoesterd: men bracht mij op voor een weinig geld en de ge-

[pagina 18]
[p. 18]

meente verpachtte mij jaarlijks, als een beest, aan hem die mij het goedkoopste kon in 't leven houden. En buiten u was er nooit een mensch, die mij een vriendelijk woord toesprak. Ik aanzag u als eene zuster. Weet gij niet meer hoe wij altijd samen speelden, als wij naar school gingen? - Weet ge niet meer hoe bedroefd wij waren, als ik voor de eerste maal naar den vreemde vertrok en hoe blij wij waren als ik terugkwam? - En als ik 's Zomers afwezig was, waarom anders trachtte ik zoo naar ons dorpken weder te keeren, als om u te zien? - En sinds een jaar of twee zijt gij niet half meer zoo trouwhertig met mij? - En gij geeft mij bijna nooit een vriendelijk woord en toch, als ik voor zoo lang van hier wil vertrekken en eene winstgevende plaats in de vreemde heb gezocht, dan is 't maar voor u, voor u alléén; want 'k weet het, nu ben ik maar een arme jongen, en ge zijt veel beters waard!

Deze warme woorden, die uit 's jongelings ziel vloeiden, braken de ijskorst door, die het meisje als eene zelfverdediging rond haar hart had gelegd. De hoonende en gemaakte spotlach verdween van hare lippen: hare blauwe oogen schenen achter een waterachtig gaas hunnen milden glans te verliezen, en de hoek haars voorschoots door hare handen frommelende, zuchtte zij:

- Ach, Jef, ik ben ook maar een arm weeskind; ik heb niemand om mij te verdedigen dan mij zelve, en hoe kon ik weten dat gij 't zoo goed met mij meendet?

Deze halve verklaring deed den jongeling oordeelen, dat zijne wenschen verhoord waren en hij wederkeerig bemind was: dit bracht hem als in

[pagina 19]
[p. 19]

begeestering; hij vatte de hand des meiskens en stak haar sprakeloos een gouden ring aan den vinger..

- Dina! Dina, waar blijft ge dan toch? - klonk het eensklaps aan het ander einde des boomgaards.

- God! riep het meisje verschrikt, grootmoeder roept al.

En zij vatte snel de boomen van den kruiwagen vast en rolde hem in de richting der huizing voort.

De jongeling liet zich plat op den grond vallen en vluchtte, op handen en voeten, achter een dikken appelboom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken