Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen) (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)
Afbeelding van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)Toon afbeelding van titelpagina van De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

Scans (108.64 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De stroovlechter. Vertelling uit het Jekerdal (onder pseudoniem L. van Rucklingen)

(1856)–Lodewijk Mathot–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

IV.
Een zwerveling in de wijde wereld.

De klokken der dorpskerk zonden hun eentoonig en treffend doodsgelui over de velden...

De voorwerf der Witte Hoeve was te klein om de menigte te bevatten. In de huiskamer knielden verscheidene vrouwen biddend rond eene lijkkist, die van brandende kaarsen omringd was.

Men hoorde welhaast de schelle klank eener bel en de dorpsherder, voorafgegaan door het kruisbeeld, zangers en kerkdienaars, kwam het lijk uithalen.

Nadat de priester eenige gebeden had uitgesproken, werd de lijkkist op eene draagberrie gezet en door zes vrouwen, onder 't zingen van het De Profundis, naar de kerk gedragen,

De lijkstoet werd door eene talrijke menigte opgevolgd. Men ging op twee rijen: mannen en vrouwen; bijna allen waren geheel in 't zwart gekleed, ten teeken van rouw............

 

Het onbezielde overschot der goede Martha was aan de aarde wedergegeven, tot den dag der gerechtigheid.

Hoe ijdel en leeg scheen nu de Witte Hoeve! In den hoek des haards stond nog de oude zetel, met afgesleten lederen kussens, als wachtte hij nog op de afgestorvene grootmoeder. Dina wierp een treurigen blik op dien stoel, en zij borst uit in luid snikken en weenen.

[pagina 35]
[p. 35]

Tevergeefs trachtte de jonge man zijne bruid te troosten. Hij zegde haar hoe de arme grootmoeder nu gelukkig was; hoe zij dit aardsche leven vol lijden en droefheid tegen eeuwige rust en zaligheid had verwisseld.

- Ach, Jef! zuchtte het meisje, ik kan er niet aandoen dat mijn gemoed zoo vol schiet: ik zeg bij mij zelven ook, dat ik niet weldoe; maar zie, zij staat daar altijd voor mij, met eenen droeven lach om de lippen en het is alsof ze mij ter hulpe roept en ik ze niet helpen kan....

Er heerschte nu eene smartvolle stilzwijgendheid.

- Hoor, Dina, sprak de jonge man, een einde aan dezen pijnlijken toestand willende stellen. Hoor, ik moet u nog mijne lotgevallen vertellen; kom, zit hier bij het vuur; hier nevens mij!

Het meisje schoof werktuigelijk eenen stoel bij den haard en zegde:

- Jef, zit daar in grootmoeders zetel, ik kan niet zien dat hij dáár zoo ledig staat.

De jonge man plaatste zich in den voorvaderlijken zetel, die misschien meer dan drie geslachten der Christiaensen overleefd had, en Dina gevoelde zich minder verlaten.

- Zooals gij weet, ving de jonge man aan, begaf ik mij bij meester Hinderhausen te Munster en verhuurde mij er voor vijf honderd thalers in 't jaar.

In 't eerst werd ik er recht goed behandeld en ik verheugde mij erin, zoo aangenaam mogelijk mijne dienstjaren te kunnen overbrengen en een klein fortuintje te vergaren. Mijne vreugd veranderde welhaast in droefheid. Reeds van het tweede jaar af aan, nam mijn meester eene andere handelwijze

[pagina 36]
[p. 36]

te mijnen opzichte aan, ja, ik werd van dag tot dag ruwer en ruwer behandeld en met werk overladen, boven mijne krachten. Een stroohoedenmakersgezel had zijnen dienst voor veel minder bij meester Hinderhausen aangeboden, en de man berouwde zich over onze verbintenis.

Ik dacht door moed en geduld deze voorbijsnellende dondervlaag te ontduiken. Ik bedroog mij. Men stelde hardnekkige boosaardigheid tegen mijne hardnekkige standvastigheid. Ik bezweek ten laatste onder den last; ik haalde mij eene zware ziekte op den hals en ik lag meer dan eene maand in het gasthuis. Mijn meester nam deze gelegenheid waar om onze overeenkomst te verbreken, waarin ik dan ook gewillig toestemde; anders had de onmeedoogende man mij nog wel onder den grond geholpen.

Spoediger dan men verhopen kon, genas ik van deze ziekte. Zonder werk, zonder te weten waar naar toe dwaalde ik nu rond; naar ons dorp wilde ik niet wederkeeren om niet van iedereen met den vinger te worden nagewezen.

Ik zwierf om werk van stad tot stad rond, maar aangezien het vergevorderde jaargetijde, kwam ik nergens te rechte. Al mijne verwachtingen, waarvoor ik gedurende twee jaren zooveel had uitgestaan, verdwenen langzamerhand.

Met de wanhoop in 't harte bevond ik mij eindelijk te Baden; daar werd ik door den duivel van het spel bekoord. ‘Ja, zegde ik, kon ik de zeven honderd thalers, die ik bespaard heb, eens verdubbelen, verdriedubbelen, wie weet? - dan kon ik trotsch huiswaarts keeren en mijn ballingschap ware ten einde.’

[pagina 37]
[p. 37]

Ik naderde de speeltafel. Eenige dagen speelde ik, als een uitzinnige, beurtelings winnende en verliezende, totdat ik mij eindelijk zonder eenen enkelen thaler op straat bevond.

Ik trad eene herberg binnen zonder zelfs te weten hoe ik mijn verteer betalen zou, en zocht troost in den drank.

Terwijl ik dáár vertoefde, half zinneloos van smart kwam een man nevens mij zitten en scheen belang in mij te stellen.

- Vriend, zegde hij zeer beleefd, gij hebt niet veel geluk gehad bij de speeltafel?

Ik vermeende iets spottends in zijnen blik te ontdekken en weerde zijne vraag af met een barsch:

- Bemoei u met uwe eigene zaken.

Hij ontstelde echter niet in 't minste, maar sprak bedaard:

- Aan uwe uitspraak te hooren, schijnt gij mij toe een vreemdeling te zijn; het doet mij pijn als ik iemand, bijzonder een jong mensch, zijn geld zoo zien verliezen in dit dievenspel. Ja, als ik u daar seffens zoo driftig aan de speeltafel zag, had ik medelijden met u en ik verwijt het mij nog, dat ik u niet bij tijds gewaarschuwd heb.

Als men ongelukkig is, stelt men haastig het volste betrouwen in iemand, die volgens de stemming uws geestes spreekt. De vreemde man bemerkte het en viel nog heviger uit tegen de schurkerij der openbare speelhuizen. Ik werd vertrouwelijker en welhaast stortte ik gansch mijn hart voor hem uit. De man aanhoorde mijne geheele geschiedenis met goedgewillige aandacht en sprak dan op geheimzinnigen en indrukwekkenden toon:

[pagina 38]
[p. 38]

- Ik wil u redden!

- Gij mij redden? riep ik twijfelend uit.

- Niet alleen wil ik u redden; maar u een onfeilbaar middel in de hand geven om de somme gelds te winnen waarvoor gij de wereld rondzwerft.

Ik zag hem scherp in de oogen, alsof ik vreesde dat hetgene hij mij zegde, niet ernstig was.

- Gij hebt moed, zijt jong en sterk, vervorderde hij met nadruk, volg slechts mijnen raad, gij zult geld hebben, meer dan gij verlangt.

De vreemde heer begon mij dan wonderlijke geschiedenissen te vertellen van het onlangs ontdekte goudland. Ginder, in het verre California was de bodem der waterloopen met eene goudlaag bedekt en het zand der woestijnen met goudstof vermengd. Duizenden menschen hadden in eenige maanden tijds aanzienlijke fortuinen vergaderd; want een kloeke man kon met een weinig moeite manden gouds opdelven. En inderdaad, sinds verscheidene weken roemden al de nieuwsbladen het wonderland als een aardsch paradijs.

O, kon ik slechts het middel vinden het goudland te bereiken! De vriendelijke heer meende dat niets gemakkelijker was; ik had slechts eene verbintenis te teekenen voor zes maanden, tegen een hoog loon, om in California, voor een aanzienlijk Actiëngezelschap te werken, om vrije overvaart te genieten en schatten te winnen. Zonder aarzelen liet ik mij door dezen aanwerver der Goudmaatschappij overhalen. Kortom, ik werd eenige dagen later, met een honderdtal manschappen ingescheept; een hoop lediggangers, schurken en deugnieten, helaas! In California werden wij in eene ongastvrije en onbe-

[pagina 39]
[p. 39]

woonde landstreek nedergezet en de werkzaamheden om goudmijnen aan te leggen namen een aanvang. Doch het bleek weldra, dat men geen goud kon bereiken dan door zwaren arbeid; en er was niets aan te vangen met de aangeworvene manschappen; de meesten waren te lui om te werken, of konden zich aan het warme klimaat niet gewennen. Velen werden ziek en stierven ellendig; anderen liepen mismoedig weg of werden stroopers en dieven. De maatschappij mislukte teenemaal in hare onderneming en viel weldra in duigen.

Ik was gelukkig genoeg eenige oneen goudstof te vergaderen, met mijnen buit deze hel vol schurken en moordenaars te ontvluchten, en San Francisco, reeds tot eene aanzienlijke stad aangegroeid, te bereiken.

Hier vond ik in den arbeid mijner handen een beter middel om goud te verzamelen, dan met het op te delven in de ongastvrije wildernis. Ik richtte eene stroohoedenmakerij op, zwoegde nacht en dag en won op korten tijd met dezen handel veel geld in dit warme land. Op min dan twee jaar tijds had ik meer dan twee duizend dollars overgespaard.

Maar nu was de tijd nabij, waarop ik u zoo plechtig beloofd had terug te keeren. Ik verkocht mijne nering en reisde naar New-York, waar ik mij voor Antwerpen inscheepte. Onderwege rees een vreeselijk orkaan op; het schip, door de wilde baren der zee over en weder geslingerd, werd tegen eene klip verbrijzeld; wij redden ons in de booten en na twee dagen en twee nachten op de onstuimige zee te hebben rondgezwalpt, werden wij gelukkiglijk door eene Engelsche brik opgenomen en met mensch-

[pagina 40]
[p. 40]

lievendheid behandeld. Eenige dagen later liepen wij de haven van Liverpool binnen.

Gelukkig had ik het grootste gedeelte van mijn zuurgewonnen geld te New-York in een wisselbrief op eenen bankier van Antwerpen uitgekeerd. En nu Goddank, is al mijn lijden vergeten. O, mijne verloofde, hoe zalig zal ons lot wezen! Ja, ik wil laten zien aan dien hoovaardigen Piet Mop, wat een arme duivel, een scheêpershond vermag. In de schoonste straat van Munster zal ik een winkel openen, en het verwaande Trientje zal met afgunst op mijne Dina nederzien!....’

Zoo sprak lang de jonge man, en sprong in uitgelaten vreugde de kamer rond.

Doch Dina zat altijd even stil en weenend bij den haard, en zuchtte met verteederde stem:

‘Arme zwerveling in de wijde wereld, hoe zal ik u ooit kunnen vergelden al hetgene gij om mijnentwil geleden hebt?’

‘O, bemin mij slechts!’ riep de jonge man met geestdrift uit - en zoende zijne lieve bruid op 't voorhoofd en - vijf volle lange jaren van lijden waren in een enkel oogenblik vergeten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken