Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verspreide novellen (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verspreide novellen
Afbeelding van Verspreide novellenToon afbeelding van titelpagina van Verspreide novellen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (2.26 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verspreide novellen

(1885)–Justus van Maurik–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Bij 't opruimen.

- Nu ben je heusch een lieve man, dat je helpt opruimen, hoor!

- Wel zeker, vlei me maar; - je hebt nu immers je zin, Mina.

- Maar 't was toch wel hoog noodig, dat je eens opreddering hield in je kleerkast, Herman, en ik kan nu voort met den schoonmaak - gebruik je dien ouwen hoed nog?

- Hum, neen! die is caduc - geef dien maar weg!

- Gunst! wat ben je scheutig vandaag; dat 's al 't vierde stuk waar je afstand van doet, - twee bottines, een broek, een vest...

- Nu daar heb je er dan een jasje bij, lacht Herman en gooit zijn vrouw, die de afgedankte kleeren op een stoel, naast de tafel legt, een dikke, zware overjas toe, die voor haar op den grond valt.

- Noem je dat een jasje? 't Is een echte schanslooper. Goeie hemel! wat is dat ding zwaar en wat is ie beschimmeld. Och heer! de kast zal toch niet vochtig zijn geworden. De zorgzame huisvrouw gaat de diepe muurkast in, voelt met haar blanke handjes langs de wanden en keert dan tot de tafel terug met de overtuiging dat de kast gortdroog is.

- Hè, daar schrikte ik van, zegt ze, - verbeeld je vocht in de kast, maar hoe komt die jas zoo uitgeslagen?

- Wel, Minalief, door 't lange hangen - ik heb 'em in geen drie jaar aan gehad...

- O! wat 'n verkwister; die jas is nog wat best voor 's avonds.

- Och, 't ding zat me altijd onpleizierig en was me te zwaar, daarom kocht ik een andere - en kijk eens, versleten is ie ook, aan de mouwen - maak er Dirk maar gelukkig mee, kind!

- Dirk de oppasser? Maar die verdrinkt in jou jas, vent.

- Nu! dan moet hij 'm maar laten verkleinen.

- Dus - afgedankt, zonder genade!

- Fort mid Schaden! zegt Herman en bekijkt dan met alle aandacht een pantelon, die er zóó zóó uitziet - en hem daardoor, nu hij in een weggeefbui is, tot overwegen stemt.

Mina heeft intusschen een voor een de zakken van de oude overjas nagevoeld. - Er kon soms nog iets inzitten, Herman is niet van de

[pagina 125]
[p. 125]

netste, denkt ze en haalt achtereenvolgens een beschimmelde sigaar, een potloodje en een witten zakdoek te voorschijn.

Lachend plaagt ze; - Zoo meneer! zorg jij voor je zakdoeken? - 't Is wat moois - en nog wel een linnen.

- Wees maar blij dat je 'm terughebt, voel nóg maar eens, misschien zit er nog wel meer in, maar geen geld, daar pas ik wel voor op!

- Ik ben al bezig: dáár - 'n tramkaartje ook - terwijl zij de jas opvouwt en glad strijkt, voelt ze aan het ondereind iets hards tusschen de voering, dat haar doet zeggen: - Wat zit dáar? 't Is hard en......

- Misschien een verloren rijksdaalder, Mina. Haal 'm er uit!

- Hé, wat ben je toch een slordervos, in dien eenen zijzak is een heel gat, waarom zeg je zoo iets niet; 't is een oogenblik werk om 't te repareeren - foei! ik kan er met mijn heele hand door.

- Ja, als je den boel openscheurt!

- Hé!

- En ik hoor 't. Dat doet je nieuwsgierigheid, vrouwtje!

- En ik heb 't nog niet eens, 't zit heelemaal onderaan, maar wat is 't toch? Heer, wat voelt 't raar en.... kijk! 't is een tinnen soldaatje, een ruitertje. Ze haalt een klein iewat verbogen ruitertje te voorschijn en zet het midden op tafel, - Hoe komt dàt in je zak, Herman? Haar gelaat wordt ernstig, min of meer bleek en zachtjes zegt ze: - 't is een soldaatje van Kareltje.

- Wat zeg je? Haar man komt bij de tafel, neemt het stukje speelgoed in de hand, bekijkt het met aandacht en zet het dan behoedzaam weer neêr, na 't wat recht te hebben gebogen, zoodat de ruiter zijn arm - de sabel ontbreekt - weêr dreigend vooruitsteekt. Even zuchtend zegt hij: - Ja 't is zoo; van hèm.

Beiden zwijgen en zien naar het kleine voorwerp op tafel.

En in dat oogenblik komt eensklaps voor hen - als door een grauwe wolk - de herinnering aan een winterdag, een groote ziekenkamer en een klein ledikantje met een jonske er in, dat rusteloos 't brandende hoofdje verlegt op 't kussen, angstig vragend: drinken, drinken?

Het kleine, tinnen ruitertje op tafel zien ze niet meer alleen staan, plotseling zijn er twee vingertjes bij gekomen, die het opnemen en groote sprongen laten doen over 't laken en de deken - en in hun oor klinkt, als uit de verte, een heesch, gebroken stemmetje dat - hop! hop! tracht te roepen. Een gillende benauwde hoestbui volgt; 't kleine, lieve gezichtje vertrekt, de oogjes worden onnatuurlijk groot, blauwrood 't blanke gelaat en koude zweetdroppels doen de blonde krulletjes vastkleven aan voorhoofd en slapen. Dan nog een lange, heesche, gorgelende hoest een snik en dan niets meer.

......................

't Ruitertje staat nog altijd, met zijn dreigend opgeheven arm vóór hen op tafel; langs 't blanke tinnen paardje glijdt een lichtstraal. Voor hen wemelt die zilverachtige schijn, omdat hun oogen vochtig worden, nu ze terugdenken aan dien somberen dag. Ze hadden niet begrepen, dat hun kind zóó gevaarlijk ziek was. Op dien middag scheen 't zelfs tieriger dan anders en Herman stond met overjas en hoed, zóó van 't kantoor gekomen, voor zijn bedje en speelde meê met de soldaatjes...

[pagina 126]
[p. 126]

en toen gebeurde het plotseling. Zóó speelde hij nog, zóó was hij dood! Ze hadden 't eerst niet kunnen, niet willen gelooven, maar de woorden: 't Is gedaan! van den dokter, die in allerijl was gehaald, gaven hun de verpletterende zekerheid dat hun ventje was heengegaan.

Als uit een droom ontwakend, slaat Mina diep zuchtend de oogen op en terwijl de tranen over haar frissche wangen vloeien, zegt ze zacht: - Hij was toch zoo lief, hé?

- Hij zou nu al acht jaar zijn geweest.

- Is 't dan al drie jaar geleden?

- Ja! in November al; ik herinner me nu, dat ik het soldaatje uit zijn handje heb genomen, toen hij zoo benauwd werd.

- En ik had het hem gegeven, omdat hij zoo zoet in bed bleef.

- God! wat is 't toch jammer, zoo'n heerlijke jongen.

Mina drukt haar zakdoek voor de oogen en haar man bijt even op zijn onderlip, terwijl hij langzaam 't hoofd schudt en een paar maal slikt.

.....................

Achter hen wordt zachtjes de kamerdeur opengestooten, en, zonder dat zij 't merken, dribbelt een bijna driejarig meisje haastig naar binnen.

Plotseling voelt Mina aan haar rokken trekken en hoort een vleiend stemmetje: - Maatie! maatie, Ika bij maatie tommen.

Half verschrikt, half blij, draait zij zich om en neemt het kind op haar arm: - Lieveling, ben jij daar, hoe kom je hier zoo boven?

- Tap op, maatie!

- Schat, engel! krabbel jij alleen al die trappen op, foei! niet weer doen, hoor! Geef me maar gauw een zoen. En het meisje innig aan haar borst drukkend en kussend, vraagt ze: - Lijkt ze niet sprekend op hém, Herman?

- Sprekend! - Lieveling, krijgt je paatje nu niets?

't Kind laat zich van moeders arm op tafel glijden en springt naar Herman toe, die het opvangt en hartelijk zoent.

- Pak pa maar eens goed, hoor!

- Zoete paatie, vleit de kleine en slaat beide armpjes om Hermans hals.

- O, o! druk me niet dood, ondeugd, lacht papa en zet haar vóór zich op tafel.

't Kleine, tinnen ruitertje is omgevallen en glinstert in 't licht. 't Kind ziet het, grijpt er naar en zegt met blijde oogjes:

- Dat's voor Ika!

Herman en Mina zien elkander aan, weemoedig, dankbaar, zwijgend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken