‘Iek begraip er niets van,’ zei de schulpprof nu tegen Ivo. ‘Iek hoor ein klap, iek loop naar buiten en wat zie iek... ain honend maisje en ain gebroken melkfles.’
‘Ja, ja,’ zei Ivo, terwijl hij zich op zijn onderlip beet. ‘Wat een ravage! Ik kan ook niet begrijpen hoe dat komt. ...Als dat meisje nu maar eens wilde vertellen wat of er gebeurd is?’
Maar Ondine snikte nog steeds.
‘Zal ik even een glaasje water voor haar halen?’ opperde Jaap nu.
‘Ja, als u wilt jungeman?’ zei de schulpprof. ‘Ach, daar is main poeschen. Poes, poes. Nee, niet van die melk trinken! Das is gevaarlijk. Er zitten scherfschen in de melk. Hier troetel, kom hier!!’
Maar poes trok zich van de schulpprof niets aan, zodat Jaap een greep deed en de poes aan haar baas overgaf.
‘Zal ik dan maar even doorlopen?’ vroeg hij. ‘Even water halen?’
‘Ja, ja,’ zei de prof. ‘Ga je gang.’
Jaap liep naar binnen.
‘Zal ik het glas even opvegen,’ stelde Ivo nu voor. ‘Heeft u stoffer en blik?’
‘Ach, ja, natuurlijk. Das ist een goed idee. U bent een flinke jungeman. Iek dacht dat zulke beleefde jonge menschen tegenwoordig niet meer bestonden. Als u even meeloopt, ziet u, daar om de hoek is achtoffer und blik...’
Ivo liet het zich geen twee keer zeggen. Zou hij met-