Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten
Afbeelding van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (19.02 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten

(1659)–Jacob Coenraetsz Mayvogel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Proverb. 15. 13.

Een vrolijck herte maeckt een vrolijck aengesichte. Eccles. 26.6. Een vriendelijck wijf verblijt haren Man, ende haer wetenschap sal zijn gebeente vet maken, haer gemaniertheydt is een gave Godts. Een wijs ende stil-swijgende vrouwe is een gave des Heeren.

Genesis 2. 6.

Ende Godt de Heere maeckte den mensche van den stof der aerden. Ende blies hem in sijn neuse eenen levenden adem, ende alsoo wert den mensche een levende ziele. Ende Godt de Heere plantede eenen Lusthof in Eden tegen 't Oosten, ende sette den mensche daer in, die hy ghemaeckt hadde. Ende Godt de Heere sprack: ten is niet goet dat den mensche alleen zy, ick wil hem een hulpe maken die hem by stae. Als Godt de Heere ghemaeckt hadde van der aerden alderley dieren op den velde, ende alderley vogelen onder den Hemel, bracht hyse tot den mensche dat hy sage hoe hyse noemen soude: want soo den mensche alderley levende zielen noemen soude, soo souden sy heeten. Ende de mensch gaf een yegelijk Vee, ende vogel onder den Hemel, ende de Dieren op den Velde sijnen naem: maer men vant den mensche gheen hulpe, die hem by stonde. Doe liet Godt de Heere eenen vasten slaep vallen op den mensche, ende hy ontsliep, ende hy nam een van sijnen Ribbe, ende sloot de stede toe met vleesch. Ende Godt de Heere maeckte een wijf van die ribbe, die hy van den mensche nam, ende brachtse tot hem, doe sprack de mensche: dat was een been van mijnen been, ende vleesch van mijnen vleesche, men salse maninne heeten, daerom dat sy van den man ghekomen is. Daerom sal een man sijnen Vader ende Moeder verlaten, ende sijnen wijve aenhanghen, ende sy twee sullen een vleesch zijn.

[pagina 158]
[p. 158]
 
WIe dat den Echten-Staet wil als onnoodigh stellen
 
Die mist het rechte spoor, die gaet hem selven quellen
 
Al wie de Trouw misprijst, die breeckt des Heeren wet,
 
Die in het Paradijs van Godt is in-geset.
 
De trou een noodigh dinck, is nut tot alle saken,
 
En kan den swacken mensch seer bly en heughlijk maken
 
Soo langh als Adam was op aerden sonder Vrouw,
 
En dat hy niet genoot de vruchten van de trouw,
 
Soo was hy sonder vreught, en ginck eensamigh dwalen,
 
Nu door het groene Velt, dan door de diepe dalen,
 
Waer dat de goede man oyt ginck, of waer hy stont,
 
Geen hulpe noch geen troost, geen bystant dat hy vont.
 
Maer als des Heeren gunst (naer 't God'lijck wel-behagen)
 
Op Adam neder quam, en schiep naer weynigh dagen,
 
Alleen om sijnen 't wil, een beelt, een aerdigh beelt,
 
Dat noch op dese uur het mannen herte steelt,
 
Wiens wonderlijcke kracht inwendigh in-geboren,
 
Een soete vreughde teelt, en mannen kan bekoren.
 
Soo ras Godt dese twee te samen had gevoeght;
 
Soo was den eersten mensch volkomentlijck vernoeght,
 
Een heuchlijck Paradijs besloot het in sich selven,
 
Schoon of hy door de sonde most spitten ende delven,
 
Noch was hy even-wel te vreden en gerust,
 
Om dat hy in den Echt noch vont een soete lust.
 
Den Echt is in gestelt om sonden te vermijden,
 
Om Godt een suyver hert voor offer toe te wijden,
 
Om steets in reyne tucht te leven stil en wel,
 
Te schouwen overdaet, en 't schandigh overspel.
 
De vrucht van d' Echte-Staet en zijn geen kleyne gaven,
 
Daer is een eygenschap van binnen in begraven,
 
Die baert alsulck een lust, een sulck een soet geneught
 
Het welcke man en wijf tot in de ziel verheught.
 
Wech dan, ghy nood gebroed, die noyt en willen leven
 
Gerustigh in den Echt: maer gaet u staegh begeven
 
Alleen tot oogen-lust, tot overgeven quaet,
 
Waer door ghy menich brenght tot schanden en tot smaet.
[pagina 159]
[p. 159]
 
Wech haters van de Trouw, en van het Echts versamen,
 
Die in het duyster smuygt, en voor het licht moet schamen,
 
Die op een snoode wijs u geyle brant verkoelt,
 
En met een soet vermaeck vast in de Sonne woelt,
 
Ja houdt het voor een vreught, en leeft als ongebonden,
 
Hoe wel het veel geschiet, 't zijn dapper grove sonden:
 
Wat is een Jongh-gesel als hy ontuchtigh leeft,
 
Wanneer hy door de trouw geen Echte Vrouw en heeft.
 
Voor my, ik schuw die weg, en wil geen sond noch schanden,
 
't Is beter na my dunckt, te trouwen als te branden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken