Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten
Afbeelding van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (19.02 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vermakelijcke bruylofts-kroon, doorvlochten met verscheyden leersame gedichten

(1659)–Jacob Coenraetsz Mayvogel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 173]
[p. 173]

Het vierde Deel.

Aen de Aendachtighe.
Vergeleken by de Avondt-stondt.

Lucae 24. 19.

 
Den dacht die is gedaelt,
 
Den avondt staet voor handen,
 
Heer Iesu blijft by ons,
 
Hoedt ons voor sond' en schanden.
 
Wijst ons den rechten wech,
 
En reynight ons gesicht,
 
En gunt ons lieve Godt
 
Hier na het eeuwigh licht.
[pagina 174]
[p. 174]
 
Hoe Rijck, hoe Edel, en hoe Groot,
 
In 't end' soo ist de nare doot.

O Mensche! Aenschout my, die het eynde ben van alle vermakelijcke ende werelts vreugde, doorsiet mijn gedaente, segh my wiens beeltenisse dat ick ghelijck ben? Want even als mijn gedaente geen ghelijckenisse heeft, soo is oock niemant op aerden van soo groote macht ende mogentheyt als ick, mijn rijck dat gheduert tot des wereldts eynde, ick ben een ghestrenge Vorst, ick door-wandele de wereldt, ick doe schricken en beven selfs die in hoogheyt gheseten zijn. O mensche! kent ghy my niet? soo vraeght heden aen my, wat voor een onverwinnelijcke Prince dat ick ben, mijn name is de doot, mijn oorspronck is uyt de sonde, ick ben geboren in het Paradijs, mijn wooninghe is in het donckere nare graf, mijn gheselschap zijn de wormen, mijn gheraemte dat ghy siet is een afbeeldinge des doots, mijn wapen is een vergiftige pijl, ick drage in de handt het Uur-glas des Levens, ick domineer onder alle soorten van menschen, van de gheboorte af tot den hooghen Ouderdom. O ghy soete Ionge Ieught! kent ghy my niet? soo aenschout my alhier, leert met my conversatie houden, want ick ken u soet vermaeck seer wel, u stercktheyt, u schoonheyt, u aengename soetheyt, u aenkomende Ieught, u veelvuldigh Lief-koosen ende soete vryagie, u overvloedige vreughde, die ghy in desen kunt scheppen. Ick kenne u, daerom leert my oock kennen want ick ben geduerigh by u in Geselschappen, in Bruyloften, Maeltijden, by Gesangen ende Vrolijckheden, ick sie menichmael de Nieuwe getrouwde (op hare Bruylofts-Feest) over de schouderen henen, ende snij in korte tijt alle vreughde tusschen hun beyden af. Ick spare noch Schoone noch Rijcke, noch Trotse, noch Ionge, noch Oude, ick ga recht door sonder aensien van personen: daerom leert my kennen. O Ionge Ieught waer 't dat ghy dickmael des doots gedachtigh waert, hoe soud de vreughde gematight zijn, hoe soude de wereltsche ydelheden van u af-wijcken, hoe soude u kostelijck ghewaet, u uytheemsche drachten, u goude ketenen, u overvloedige vercieringe in 't hayr krullen, in het blincken van u aenghesicht, u Peerlen en Diamanten, u geyle aenlockselen tot ontstekinge van Wellust des vleesches verre van u af-gescheyden zijn. Leert my doch kennen, want ick ben een gestrenge Vorst. Van achteren vervolgh ick de jonge Ieught, ende bespringh de selve eer zy menichmael des doots ghedencken. De getrouwde, ende die in het beste van haer leven zijn, met sulcke wandel ick geduerigh aen haer zijde, ende leere haer dickmaels des doots gedencken: maer de Oude ende de Bedaeghde, kome ick seer mannelijck van voren, want sy gaen ghebogen, ende sien het graf te ghemoete, ende ghedencken altoos op die Christelijcke lesse: Mensche ghy moet sterven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken