Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk VIII.
‘Gij hebt mij te vroeg gewekt.’

Toen Hester 's avonds na het gebed op hare slaapkamer kwam, zag zij tot hare teleurstelling, dat deze haar niet langer alleen toebehoorde. Zij had niet alleen eene medebewoonster gekregen, maar eene die zelfs slordige sporen had nagelaten op den grond; want in een hoek van de kamer lag eene kous, en in den anderen een bemodderde schoen.

De nieuw aangekomene was naar bed gegaan en lag te

[pagina 42]
[p. 42]

slapen; al wat men van haar zag was een verwarde massa rood haar, een gezicht vol sproeten met gesloten oogen en een open mond. Zij snurkte hard en Hester bleef geërgerd staan.

‘Hoe vreeselijk!’ zeide zij. ‘O, wat een kind! Ik kan niet samen slapen met iemand die snurkt, dat kan ik heusch niet!’

Zij stond bewegingloos, met gevouwen handen; en hare oogen waren met eene kluchtige verslagenheid op dit onverwachte tooneel gericht. Toen zij zoo stond te kijken, deed eene nieuwe ontdekking haar een uitroep van afschuw uiten.

Het meisje had zich heel gemakkelijk in Hester's bed genesteld; en tot hare groote verbazing zeide eene bedaarde stem, zonder dat er zelfs de minste uitdrukking op het kalme gezicht kwam, of de oogen eene poging deden zich te openen:

‘Zijt gij mijn nieuwe slaapkameraad?’

‘Ja,’ zei Hester, ‘het spijt mij dat ik het moet zeggen.’

‘Dat moet je niet spijten, mijn beste kind; waarom zou het je spijten? Ik zal op mijne zijde gaan liggen, dan snurk ik niet meer. Ik snurk altijd een half uur, om mijn rug rust te geven, en de tijd is nu bijna om. Plaag me nu niet om mijn oogen te openen; ik ben niets nieuwsgierig om je te zien. Je hebt eene knorrige stem, maar binnen een paar dagen zult ge wel aan mij gewend zijn.’

‘Maar ge ligt in mijn bed,’ zeide Hester; ‘wilt ge als het je belieft in uw eigen bed gaan.’

‘O, neen, vraag me dat niet, ik vind dit bed het prettigste; voor de vacantie sliep ik er altijd in. Ik heb zelf de lakens verwisseld, het komt er dus niet op aan. Zou je het erg naar vinden mijn vuile laarzen even buiten de

[pagina 43]
[p. 43]

deur te zetten, en mijne kousen op te vouwen? Ik heb het vergeten, en anders krijg ik eene afkeuring, als Danesbury binnenkomt. - Goeden nacht, ik ga op mijne zijde liggen en zal dan niet meer snurken.’

Zij keerde zich daarna om, en Hester, die wist dat Juffrouw Danesbury spoedig binnen zou komen om de kaarsen uit te blazen, haastte zich om in bed te komen, maar toch niet, voordat zij de bemodderde laarzen met twee vingers voorzichtig had opgenomen en buiten de deur gezet.

Zij sliep beter dan den vorigen nacht, en was niet half zoo verschrikt, toen de onmeedoogende bel haar den volgenden morgen wekte. Het kamermeisje kwam als gewoonlijk de kaarsen aansteken en bracht twee kannetjes met warm water mede, welke zij bij de waschtafels neerzette.

‘Bent ge wakker, jongejuffrouw?’ zeide zij tot Hester.

‘O ja,’ antwoordde Hester, met eene vroolijke stem.

‘Komaan, dat is goed; nu moet ik probeeren Juffrouw Drummond wakker te maken, wat altijd heel lang duurt; en als ge het niet al te lastig vindt, zult ge bepaald eene vriendelijke daad doen, om haar, wanneer ge half aangekleed zijt, nog eens te roepen, als ik haar nu tenminste niet geheel wakker kan krijgen.’

Met deze woorden naderde zij het ledikant, waar het roodharige meisje weer op den rug lag en hard snurkte.

‘Juffrouw Drummond, word wakker, het is half zeven; sta nu gauw op, ik heb het warme water al gebracht.’

‘Hè, wat?’ zeide eene slaperige stem uit het bed; ‘plaag me niet, Hanna, ik - ik heb besloten van morgen niet te gaan rijden, ga nu weg;’ en toen nog slaperiger en op een zachten toon: ‘zeg aan Percy, dat hij de honden hier niet mag binnen laten.’

‘Ik ben Hanna niet, noch uw Percy, noch een van uwe

[pagina 44]
[p. 44]

honden,’ zei Alice, die ongeduldig werd. ‘Kom, word nu toch wakker, jongejuffrouw. Ik heb nog nooit eene jonge dame gezien, die zoo slaperig was!’

‘Ik wil niet lastig gevallen worden,’ zeide het meisje, en zij draaide haar den rug toe en begon nog eens zoo hard te snurken.

‘Er is niets aan te doen,’ zeide Alice; ‘ik moet het iederen morgen zoo doen, wees u dus maar niet verwonderd. Arm kind, zij zou nooit een goedkeuring krijgen, als ik haar niet hielp. Nu moet zij er aan gelooven. Ge behoeft niet te schrikken, jongejuffrouw, het kan haar niets schelen.’

Alice nam nu een badhanddoek, dien zij onder het slaperige hoofd legde, doopte toen een spons in eene kom met ijskoud water, en kneep haar op het bleeke gezicht uit. Dit middel werkte uitstekend; twee lichtblauwe oogen werden wijd geopend, en eene stem zeide kalm en niet in het minst verschrikt:

‘O, ik dank u, Alice. Dus ben ik weêr terug op deze akelige afschuwelijke school?’

‘Kom nu maar gauw uit uw bed, voordat ge weer in slaap valt, jongejuffrouw,’ zeide Alice. ‘Kleed je nu zoo gauw mogelijk aan, het is bijna kwartier voor zevenen.’

Hester, die gedurende dit tooneeltje had staan schudden van het lachen, was reecis op en bezig zich te kleeden.

Juffrouw Drummond zat op den rand van haar ledikant, en keek haar met slaperige oogen aan.

‘Jij bent dus mijne nieuwe kamergenoot?’ zeide zij. ‘Hoe heet je?’

‘Hester Thornton,’ antwoordde Hetty met waardigheid.

‘Zoo, ik heet Suzanna Drummond. Als je wilt, dan mag je me Suze noemen.’

[pagina 45]
[p. 45]

Hester gaf geen antwoord op deze vriendelijke uitnoodiging. Suzanna Drummond bleef onbeweeglijk naar hare voeten zitten kijken.

‘Zoudt ge je niet liever aankleeden?’ zeide Hester na een lange pauze; want zij was bang dat de jonge dame zittende in slaap zou vallen.

Suzanna schrikte op. ‘Aankleeden! Ja dat zal ik, mijn schatje; wees een engel en geef me mijne kleeren eens aan.’

‘Waar zijn ze?’ vroeg Hester kregelig, want zij was er niets op gesteld den dienst van kamenier waar te nemen.

‘Daar liggen ze, op dien stoel, liefelijk door elkander gegooid, met dien doek er over; werp ze maar naar me toe, dan zal ik wel zien dat ik er in kom.’

Juffrouw Drummond slaagde er eindelijk in, in hare kleeren te komen, maar haar geheele uiterlijk was zoo plomp en slordig, toen zij aangekleed was, dat Hetty ter wille van de tegenstelling de uiterste zorg aan haar eigen toilet besteedde.

‘Nu dat is een geluk!’ zeide Suzanna, ‘ik ben aangekleed. Wat is het koud! het is een geluk, dat de kerk goed verwarmd is. Ik doe soms nog wel veertig dutjes in de kerk, als ik tenminste zoo gelukkig ben, achter een van de groote meisjes te zitten, zoodat Mevrouw Willis me niet zien kan;’ en peinzend vervolgde zij: ‘het vreemdst wat ik op de wereld vind is, dat aan jonge meisjes niet genoeg slaap gegund wordt.’

Zij kwam achter Hester staan, terwijl deze een schoon kraagje om hare jurk spelde, leunde over de kaptafel, en zag haar met eene smachtende nieuwsgierigheid aan.

‘Een cent voor uwe gedachten, Juffertje met je pruimenmondje!’

‘Waarom zeg je dat?’ vroeg Hester knorrig.

[pagina 46]
[p. 46]

‘Omdat je zoo zuur kijkt. Wees maar niet kwaad, mijn lieveling, niemand is ooit boos geweest op de slaperige Suze Drummond. Vertel mij nu eens, mijn kind, wat hebt ge gisteren voor ontbijt gehad?’

‘Dat ben ik vergeten,’ zei Hester.

‘Ben je dat vergeten? Wat een wonder! Waren er ook van die heerlijke broodjes? Soms krijgen we ze, en ik verzeker je dat ze lekker genoeg zijn om iemand wakker te houden. Maar ge kunt me toch wel vertellen of de eieren heel oud waren, en de koffie slap was, en of de boter een slecht soort uit Dorset was, of dat alles goed en versch was? Kom vertel me nu eens wat; mijn ontbijt is van groot belang voor me, dat verzeker ik je.’

‘Dat merk ik,’ zei Hester; ‘ge kunt van morgen zelf zien wat er op tafel staat; maar dat kan ik wel zeggen dat het voor mij goed genoeg was, maar dat ik me niet meer kan herinneren wat het was.’

‘O, lieve deugd!’ riep Suzanna Drummond uit; ‘ik geloof dat zij een humeurtje heeft, arm klein slaapkameraadje; het zal me verwonderen of chocolaadjes met crême haar niet wat zachter zullen stemmen.’

‘Spreek als het je blieft even niet, ik ga mijn gebed zeggen,’ zei Hester.

Zij knielde neder, en deed eene zwakke poging om God om hulp te vragen, en haar dezen dag bij te staan. Zij stond inderdaad op met een gevoel van sterkte en zacht heid, dat zelfs het zwakste gebed in ernst uitgesproken, iemand schenken kan. De bel voor het gebed werd geluid en al de meisjes verzamelden zich in de kapel. Suzanna Drummond werd met verscheidene waardeerende knikken begroet, en meer dan één paar oogen keek verlangend in de richting van haren zak, die buitengewoon uitstak.

[pagina 47]
[p. 47]

Hester gevoelde zich verlicht, toen zij zag dat Suzanna niet bij haar in de klasse of naast haar aan tafel zat.

Toen het halve uur na het ontbijt kwam, besloot Hester niet van een van de meisjes te willen afhangen; zij ging daarom in een gemakkelijken stoel zitten met een nieuw boek bij zich. Op eens schrikte zij op door een regen van suikergoed, die over haar hoofd en langs haren hals in haren schoot viel. Zij sprong met eene beweging van afkeer op, en Suzanna Drummond nam dadelijk de leege plaats in.

‘Dank je wel, mijn kind,’ zeide zij op een zoetsappigen, langzamen toon; ‘eet het suikergoed maar op, en kijk eens goed naar me, ik ga een dutje doen. Trap me als het je blieft op mijn voet, als Danesbury binnenkomt. O, foei! zuurgezichtje, kijk toch niet zoo kwaad; eet het lekkers gerust op, het zal de uitdrukking van je gezicht wat verzachten.’

De laatste woorden kwamen er al slaperig uit, en spoedig sloten de oogen zich geheel; zij was in diepe rust.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken