Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool
Afbeelding van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschoolToon afbeelding van titelpagina van Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.84 MB)

Scans (11.79 MB)

ebook (3.77 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Vertaler

Rosa



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Engels (overig) / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Annie Forest. Een verhaal van eene meisjeskostschool

(1901)–L.T. Meade–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XII.
In de kapel.

Het heldere licht van de middagzon scheen in schitterende kleuren door de rijkbeschilderde ramen van de kleine kapel, toen Mevrouw Willis Cecile Temple kwam opzoeken.

Cecile's gelaat was in vele opzichten opmerkelijk. Uit hare zachte, bruine oogen straalde gewoonlijk een vastberaden en vriendelijke gloed. Zachtheid was hare voornaamste deugd, maar toch was zij niet zwak; hare zachtheid kwam uit eene reine en edele ziel voort.

Wie Cecile kende, moest haar beminnen. Zij had hare moeder vroeg verloren, en was het eenige kind van een zeer toegevend vader. Kolonel Temple was nu in Indië, en Cecile moest hare opvoeding onder de zorg van Mevrouw Willis voltooien, om daarna, indien het noodig was, naar haar vader toe te gaan. Mevrouw Willis had altijd veel belang in haar gesteld. Cecile was niet buitengewoon knap, maar zij was vlijtig, en gaf zich veel moeite, zoodat zij altijd eene hooge plaats op school innam. Zij was een godsdienstig meisje, maar liep niet met haren godsdienst te koop; toch

[pagina 77]
[p. 77]

schaamde zij er zich niet over, en als het juiste oogenblik daar was, zeide zij zonder vrees hare meening.

Mevrouw Willis was gewoon Cecile hare kleine banierdraagster te noemen, en zij hechtte zeer veel aan haar invloed over de meisjes van de derde klasse. Mevrouw Willis beschouwde deze klasse als de belangrijkste van de school. Dikwijls hoorde men haar zeggen: ‘De meisjes, die in deze klasse zitten, zijn op een keerpunt gekomen; zij hebben den leeftijd bereikt waarop men besluiten voor zijn leven kan nemen. Het flinke meisje uit de derde klasse zal zelden falen, als zij in de tweede en eerste klasse komt. Aan den anderen kant is er zeer weinig hoop, dat het luie en kwaadwillige meisje van deze klasse haar weg zal banen, als zij hooger in de school komt.’

Mevrouw Willis liep langzaam, in pijnlijke gedachten verzonken. Indien een ander meisje haar had getrotseerd, had zij wel geweten, hoe zij de schuldige had moeten behandelen; maar Cecile zou nooit zoo gehandeld hebben, indien zij niet de sterkste beweegreden had; en Mevrouw Willis was meer bedroefd dan toornig, toen zij zich naast hare geliefde leerling neêrzette.

‘Ik heb je langer laten wachten dan mijn plan was, mijn kind. Het spijt mij, doch ik werd onverwachts opgehouden; gij hebt nu echter meer tijd gehad om na te denken, Cecile.’

‘Ja, ik heb nagedacht,’ antwoordde Cecile opsomberen toon.

‘En misschien,’ vervolgde de directrice, ‘heeft mijne lieve leerling op deze stille en heilige plaats ook gebeden?’

‘Ik heb gebeden,’ zeide Cecile.

‘Dan zal God u ook leiden, mijn kind,’ zeide Mevrouw Willis. ‘Wij komen nooit tot God met onze bezwaren, zonder dat Hij ons den rechten weg wijst. Nu zult gij mij zeker ook alles vertellen, niet waar?’

[pagina 78]
[p. 78]

‘Ik heb God gebeden mij te zeggen, hoe ik moet handelen, maar ik weet nog niet wat ik moet doen. Ik geloof dat het beter is, dat ik zwijg; en mijn eigen gevoel zegt mij ook, dat ik het u niet mag vertellen. Ik weet dat ik ongehoorzaam ben, en ik ben bereid elke straf, welke u mij oplegt, te ondergaan.’

Mevrouw Willis legde hare hand op Cecile's schouder.

‘Gewone bestraffingen kan ik je niet opleggen,’ zeide zij ‘ik kan je geen strafwerk geven of je uwe vrije middagen afnemen; zelfs kan ik je uw kamertje niet ontnemen. Maar er is iets anders, dat ik je onthouden kan, en ik weet, dat het je diep zal treffen: ik moet je mijn vertrouwen ontzeggen.’

Cecile werd geheel bleek.

‘En uwe liefde ook?’ vroeg zij, Mevrouw Willis met smeekende oogen aanziende. ‘O, uwe liefde toch niet!’

‘Ik vraag je openhartig, Cecile, kan ware liefde bestaan zonder vertrouwen? Ik onthoud je niet gaarne mijne liefde, doch ik ben er toe genoodzaakt; de liefde, die ik je toedroeg, die mij in staat stelde op je te bouwen en je te vertrouwen, heeft voor het oogenblik opgehouden te bestaan.’

Cecile verborg haar gelaat in hare handen.

‘Deze straf is zeer gestreng,’ zeide zij; ‘u hebt gelijk, zij treft mij diep. Maar,’ vervolgde zij, terwijl zij opkeek met een vastberaden blik, ‘ik zal trachten haar te dragen, en eens zult u begrijpen, waarom ik zoo handelde.’

‘Luister, Cecile,’ zeide Mevrouw Willis; ‘gij zeidet mij, dat gij tot God gebeden en Hem gesmeekt hebt u den rechten weg te wijzen. Laten wij nu te zamen nederknielen, en God eerbiedig vragen ons den weg in deze moeielijke zaak te wijzen!’

[pagina 79]
[p. 79]

Cecile en Mevrouw Willis knielden neder; de directrice bad op ernstigen en smeekenden toon; daarna zetten zij zich weer neder.

‘Cecile,’ zeide Mevrouw Willis, ‘gij moet nu bedenken dat, als gij naar mij luistert, ik tot je spreek zooals ik geloof, dat God het mij ingeeft. Indien ik je kan overtuigen, dat gij verkeerd doet door hetgeen gij weet voor mij te verbergen, wilt gij dan in deze zaak handelen zooals ik het wensch?’

‘Ik hoop, dat u mij zult kunnen overtuigen,’ zeide Cecile.

‘Dat is goed, mijn kind; nu kan ik ronduit met je spreken. Ik heb reeds verscheidene meisjes opgevoed, ik heb den gedachtenloop in menig jong hoofdje nagegaan. Cecile, ik kan uwe gedachten lezen.’

Cecile zag vol verwachting op.

‘Uwe reden voor deze terughouding is helder als het daglicht,’ vervolgde Mevrouw Willis. ‘Gij wilt mij niets vertellen, omdat gij iemand voor straf wilt vrijwaren. Heb ik geen gelijk, lieve?’

Een blos overtoog Cecile's bleek gezichtje. Zij boog haar hoofd in stille toestemming; hare oogen waren vol tranen, en hare lippen beefden te zeer, dan dat zij zou gewaagd hebben te spreken.

‘Het meisje, dat gij wenscht te verdedigen,’ ging Mevrouw Willis voort met hare heldere, kalme stem, ‘wordt door ons beiden bemind; zij is iemand, voor wie wij ons, indien het noodig ware, gaarne zouden opofferen. Haar naam is.....’

‘O, spreek haar naam niet uit,’ smeekte Cecile; ‘u hebt geen recht haar te verdenken!’

‘Ik moet haar naam uitspreken, Cecile! Indien gij Annie Forest verdenkt, waarom zou ik het ook niet mogen doen? En gij verdenkt haar, niet waar?’

[pagina 80]
[p. 80]

Cecile begon te schreien.

‘Ik weet, dat gij het doet,’ vervolgde Mevrouw Willis. ‘Als wij nu aannemen, dat, hoe vreeselijk de verdenking ook is, hoe het ons beiden ook smart, Annie schuldig is, en wij moeten dit ter wille van mijn bewijsgrond aannemen, dan is het wreedste, wat gij doen kunt, te trachten dit voor mij verborgen te houden. Veronderstel, enkel ter wille van mijne redeneering, dat dit lafhartige gedrag van Annie nooit ontdekt werd, wat zou dat voor uitwerking op Annie hebben?’

‘Het zou haar de achting doen behouden, welke de meisjes voor haar koesteren.’

‘Juist zoo, Cecile; maar God zou de waarheid weten. Een tweeden keer zou zij nog dieper zinken. In 't kort: onder den schijn van vriendschap zoudt gij uwe vriendin het grootste kwaad van de wereld doen.’

Cecile zweeg.

‘Dit is één weg om de zaak te beschouwen,’ ging Mevrouw Willis voort; ‘maar ik kan nog eene andere reden aanhalen: Gij zijt Annie misschien veel verschuldigd, maar niet alles; gij hebt ook een plicht tegenover de andere meisjes te vervullen, en ook aan mij zijt gij dit verschuldigd. Indien gij eenen leiddraad hebt, welke mij in staat kan stellen Annie Forest van haar slecht gedrag te overtuigen, hebt gij, ter wille van het algemeen belang, geen recht hem te verzwijgen. Weet wel, dat, terwijl zij vrij en zonder verdenking rondloopt, een ander meisje verdacht wordt. Gij komt te kort in uw plicht tegenover de andere meisjes door de waarheid te verzwijgen. Indien gij weigert mij te vertrouwen, zoo verzaakt gij uw plicht tegenover uwe meesteres, want ik kan het kwaad niet geheel uitroeien, voordat ik alles weet. Indien gij blijft verzwijgen

[pagina 81]
[p. 81]

datgene wat gij weet, zoo Verwoest gij het karakter van het meisje, dat gij tracht te redden; indien gij het blijft verbergen, zoo verzet gij u tegen den Heer. Ik heb nu tot je gesproken, zooals God het mij ingegeven heeft.’

Cecile sprong op. ‘Aan dat alles heb ik niet gedacht,’ zeide zij; ‘u hebt gelijk, maar het is hard, want het is slechts eene verdenking. O, wees zacht tegen haar en vergeef haar! Mag ik nu heengaan?’

Terwijl zij sprak, nam zij het boekje uit haar zak, en na het aan Mevrouw Willis gegeven te hebben, verliet zij haastig het kerkje.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken