Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geest van Jan Tamboer (1659)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geest van Jan Tamboer
Afbeelding van De geest van Jan TamboerToon afbeelding van titelpagina van De geest van Jan Tamboer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

anekdotes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geest van Jan Tamboer

(1659)–Jan Pietersz. Meerhuysen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De bedrooge Bruydt en Bruydegom.

Te Parijs, in Vranckrijk, was sekere schoone Dame, die (so 't scheen) veel Praat-vryers, maer weynig bedyers hadt. Evenwel was'er onder desen een Heer, die haer wel tot trouwen versogt soude hebben; maer vresende, dat haer sinnen te veel op eenige van d'anderen, die met haer verkeerden, mochten verslingert sijn, dorst het niet bestaen, nam derhalven allenghs sijn afscheyt. De Iuffrouw, bemerkende,

[pagina 76]
[p. 76]

dat haer schoonheydt en het gheselschap, haer soo schadelijck als voordelijck was, schafte het gheselschap op 't behendighste af, hoopende daer door, de rechte Vryer te locken, vermidts sy hem nu een vrye gheleghentheydt gaf, om min te pleeghen. Het welck den voorighen afgescheyden Minnaer haest deê wederkomen; De welck het in kort, so verbracht, dat hy haer, en sy hem, voor eenighe Min-ghenoodt en Alderliefste erkende. Maer dit weckte een, nijdt en spijt by al d'anderen, die haer te vooren geselligh geweest waren; weshalven sy, t'samen spannende, het Paer een dapperen pots swoeren te spelen, Raedtslaeghende, den Bruydegom sijn Bruydts Maaghden-Roos t'ontfutselen, en alsoo in hem een af-keer van haer te wecken.

Om hier toe te geraecken, toonden sy haer heel vriendelick, op dat sy voor al, van de bruyloft, waer op sy hare rolle meenden te speelen, niet souden uytgheslooten worden. De bruydt dan, van plichts weghen niet laten kunnende, haer te noodighen, liet hun alle van den bidder daer toe versoecken; 't welck sy niet af-sloegen; maer soo drae de tijdt ghenaeckte, volbrachten. Op de bruyloft deden sy altemael haer best, om de Nieuw-gepaerde door den wijn verheught te maken; op dat sy te bequamer tot haer voornemen geraeken mochten; 't welck voorwaer na wensch geschiedde.

[pagina 77]
[p. 77]

Doch ondertusschen hadden sy een ghemeene Meydt bekout, die haer Maeghdom om vijf Ducaten souw over doen. Dese hadden sy met kostelijcke onderkleedingh versien, en in de Bruydts Slaep-kamer alleen gheslooten, en belast, datse daer te bedt soude gaen, en houden haer altoos van te slaepen; schoon oock, datmen haer oneerlijck raeckte. Dit was alles vast bedisselt. Als nu het uur voor handen quam, dat de bruydegom te bed wilde, stelden sy in, voor het laetste een spel te speelen, waer in haer toonden, als oft sy de bruydt, stilswijghens met een abelheydt, in haer Slaapkamer wilden helpen, in sulcker voeghen, dat het den Bruydegom niet soude mercken. Sulcks gheschiet al na haer voor-nemen: de Bruydt raeckte in een verkeerde kamer, daer echter heymelijck een Bruylofts-bedt ghespreyt was, waer op sy, door den Wijn verheught wesende, sich terstont ter rust ley, wetende niet beter, of sy was in de rechte Zaal, daer haren Bruygom haer vernachten soude. Als sy haer nu dus ter rust gheleydt hadde; soo liet men den bruydegom in de rechte kamer, daer de schalcken de Meydt geplaetst hadden, dewelcke hy niet beter wist te sijn, als sijn liefste, also het indoncker was, vermidts de Meydt de kaars uyt gheblasen had, en sich gans spraeckloos hieldt: ghemerckt sy sich veynsde te slaepen; doch in sulcker voeghen, datz'er al half ronkende

[pagina 78]
[p. 78]

van hem liet fommelen, en ghebruycken. Ondertusschen nu was'er een van d'andere boeven, die sich by de Bruyt gevoegt had; dewelcke door de wijn nu vast in-slapende, geen kennis droegh van haren Bruydegom; niet-temin, liet haer Maaghdom half slapende ontfutselen, en bleef soo slapende leggen: tot de blonde Dageraedt quam, om haer in d armen van'er Bruydegom te groeten. 't Welck anders bevindende, den schalk d'oogen opende, en ried hem, sijn vertreck te nemen. Dit klaerde hy seer behendigh, latende de Bruydt, die hy dus verbruydt had, alleen leggen, en gingh van daer. Als nu den Bruydegom mede wacker wierd, en sich by een vreemde Meydt bevondt, meende hy te droomen, dat hy dus verser was. Evenwel, speurende dat het ernst was, staet hy op, en ondersoeckt de Meyt hoe sy by hem gekomen was. De Meyt, het spel goet makende, sey, dat hy self, in sijn dronckenschap, haer, teghen weer en wil, daer ghevoert had; en dat sy nu begheerde; dat hy haer, in eeren vindende, oock in eeren soude houden, 't welck hy, alsoo hy droncken geweest was, met geen genoegsaeme redenen konde weer-legghen, en, om kort te maken, als hy voor den Rechter verscheen, wierdt hem gheweten, de Meydt, daer hy dus sijn lust mee gheboedt hadt, te moeten trouwen; en als hy van voorige Bruyt verstont, dat hy 's nachts iemandt by haer gehadde, liet

[pagina 79]
[p. 79]

hy haer op 't vonnis des Rechters, ghewilligh varen, en trouwde de Meydt, die hem dus, tot haer onverwacht voordeel, bedrooger hadt; soo dat de Bruydt, op een nacht ontvrystert, ontbruydt, ontwijft, ontmant, en gants van haer stuck versteecken wiert, moetende aldus troosteloos, haren Bruydegom missen. Welk de Dochters leert, haer niet veel in 't gheselschap van Ionghmans te begeven. Want daer is niet schadelijcker voor haer, dan dat. De reden hier van is, dat veel Ionghmans de rechte Vryer verhinderen, de Dochters verwilderen; haer sinnen los maken, haer eer besoedelen, en kort, al is sy noch soo schoon en deughens, sy is nu als een schoone waer, dewelcke, heel teder sijnde, van elcks handen aenghetast, en daer door verlebt, besmoddelt, en ongesien geworden is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken