Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zonde in het deftige dorp (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zonde in het deftige dorp
Afbeelding van De zonde in het deftige dorpToon afbeelding van titelpagina van De zonde in het deftige dorp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (3.21 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zonde in het deftige dorp

(1912)–Johan de Meester–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

Elfde hoofdstuk.

DE neef, de dominee, is er geweest, zei Kleestra met spottende gewichtigheid, toen Stork eindelijk verscheen aan de koffietafel, bij welke zijn gast - weer een stapel boeken om zich op de kanapee - geduldig had zitten wachten. - Wist ie niet, dat ik hier logeer? Hij keek, of ie 'en inbreker snapte.

- Voor een vroom man als hij ben jij veel erger dan een inbreker.

- Hij heeft gevraagd, of je 'es aankwam, d'er waren zieken.

Toen Cornelia, even later, het macaroni-en-hamschoteltje binnenbracht en meteen van tusschen bovenarm en borst het leitje nam met de opgeteekende boodschappen, bleek ook daar, dat de pastorie den geneesheer behoefde.

Voortgaand met het grapjes wisselen over die plotselinge ontmoeting van Endymion en Ds. Wedelaar, verborg Stork onder een overdrijven van de ergernis, welke het den predikant gegeven moest hebben, dézen gast bij zijn neef aan te treffen, het gevoel van weerzin, dat hemzelf nu al veertien dagen de pastorie had doen mijden en dat hem weder sterk vervulde.

In zijn behoefte aan geestelijke gezondheid, deed hij, nu het dwaasheid zou zijn, een voordeelige praktijk in een welvarend en gezond dorp voor een verandering

[pagina 115]
[p. 115]

naar het onbekende weg te gooien, aldoor en in alles zijn best, de gemeente te aanvaarden, zooals zij was. Zonder ooit ergens te huichelen, spande hij gestadig zich in om aan de eigenaardigheden van het dorp te wennen; zijn werk verrichtte hij ijverig; hij bracht, zoover het noodig was, andere dan dokters-visites; op de societeit en bij toevallige ontmoetingen schikte hij, met het gemak van zijn opgewekten aard, zich zooveel mogelijk naar de menschen - maar toch, men vònd hem een zonderling: hier hoorde òf een ouderwetsch geneesheer-huisvriend, òf een Streber, die mee aan de deftigheid deed; en bij dat nooit hem verlatend besef van niet in zijn omgeving te passen, drukte de tegenwoordigheid der Wedelaar's hem het meest. Zij waren niet alleen bloedverwanten; in hen leefde tevens, wat hem door afkomst bond aan het dorp; maar.... het was juist, wat hem verdroot: zijn eenvoudige, zijn gewone grootvader was een ander mensch geweest dan Wedelaar, al heette toch ook hij vroom in zijn tijd. Ook toen woonden hier rijke menschen, ook toen zag men hier deftig-doen. Maar de strakke uiterlijkheid van een alles beheerschend fatsoen was hier toen zoo min algemeen als de rechte ijzeren hekken, welke, nu er zoovele villa's en kleinere buitenplaatsen bijgekomen waren, al wat eens aangename natuur was, verdeelden en omrasterden. Zijn hooge tweedehuwelijk had Wedelaar, die vroeger, als niet voor geleerde geslaagd, zich altijd wat misplaatst gevoeld had, meer in aanzien en tegelijk in anderen zin nader tot de deftigheid gebracht. Aleida hoorde hier waarlijk thuis; zij verpersoonlijkte de hier van zelf sprekende vrome-deftigheid in alle gemoedelijke aanmatiging en domme minzaamheid. Háár invloed had de groote verandering bij Wedelaar teweeggebracht, met welke Stork onvoldoende rekening had gehouden, toen

[pagina 116]
[p. 116]

hij besloot zich hier te vestigen en voor het begin de gastvrijheid der pastorie aanvaardde. En het fatale geval met Dina verwijderde hem nu nog verder van zijn verwanten. Want hoe dat ook uit mocht loopen, in hem zat de wrok erover. Den jongen gluiper, die zich aan Dina had weten op te dringen, haatte hij. Maar zijn hekel aan Aleid was verergerd, nu hij haar verwijten moest, vroeger niets bemerkt te hebben en thans niets te vermoeden. Dina zelf.... o, het hinderde hem, als iets voor dit dorp kenschetsends, dat haar domheid niets verders vreesde dan gauw te worden weggestuurd. Dom-onderdanig was hier het volk!

Toen hij, vrij laat in den namiddag, aanbelde aan de pastorie, deed de keukenmeid hem open. Hij dacht onmiddellijk aan de mogelijkheid van een miskraam. Weliswaar gebeurde het meer, dat niet Dina aan de deur kwam. Maar snel ging het door zijn gedachten: het weer was slecht, de kinderen waren zeker thuis, en Leida vond het nooit comme il faut, wanneer ná de koffie de keukenmeid nog opendeed....

- Neeltje, wie is er ziek hier in huis? vroeg hij.

Het bleek, dat Loesje buikpijn had. De moeder, met Wim op schoot, was bij haar. Stork stelde haar spoedig gerust. Het had niets te beteekenen. Een paar dagen thuis houden, niet in bed.

- Ik dacht het wel, loomlievigde Leida; we zouden je niet hebben lastig gevallen; maar Dina, onze meid, is ook ziek; ze heeft keelpijn en je begrijpt.... met àl die diphterie-gevallen....

- Zeker, zeker, zei Stork kort-af. Het schraapte in zijn eigen keel.

Leida zag hem kijken naar het groote-mensche-bed, dat tegenover de kinder-ledikantjes stond.

- Neeltje slaapt nu hier, haastte zij zich in te lichten. We durfden gisteravond niet anders....

[pagina 117]
[p. 117]

Stork moest de zoldertrap op. Tegenover de zolderdeur was die van de meidenkamer, een breed maar laag, slecht-verlicht vertrek. Daar vond hij Dina in de bedsteê, waarin gewoonlijk haar kameraad sliep. Leida was mee naar boven gewaggeld.

De meid had koorts, dat zag hij terstond. Ze was van een gelige opgeblazenheid, die grauw-verbleekte, zoodra zij hem gewaar werd. Met wat luidruchtige bonhomie stelde hij haar gerust over zijn bedoelingen, door dadelijk van keelpijn te spreken. Wat hij zag, het was niet dat. Hij vroeg om licht; Leida stak de kaars aan in een soort van stallantaarn, toen schouwde hij Dina's keel. Nauwelijks dik en geen sprake van diphterie.

- Je hebt influenza, Dina. Je weet, dat hebben er zooveel. 't Is niets, àls je maar oppast. Je moet dus voorzichtig zijn.

Stork zei de laatste woorden met nadruk en keek haar strak aan. De groote glanzende oogen verdoften. Natuurlijk begreep ze hem. Om haar mogelijke vrees, dat mevrouw argwaan zou kunnen krijgen, te voor-komen, zei Stork nog, haar pols in de hand:

- Ja, je hebt een beetje koorts, en je weet, uit influenza kàn allerlei akeligs ontstaan. Bronchitis en ik weet al niet wat, enkel door onvoorzichtigheid. Je krijgt wat poeders en opgepast, hè?

Een vriendelijke blik van verstandhouding en hij verliet haar.

Was Leida hem niet gevolgd, hij zou met haar gesproken hebben, haar hebben gewaarschuwd, misschien gevraagd, of hij het thans aan mevrouw zou zeggen. Nu werd de bekentenis wéér uitgesteld. Zij daarboven tobde voort, hield den ganschen langen dag, om in eenzaamheid te piekeren en met angst vervuld te zijn. Hij had aan véél droeviger bedden van

[pagina 118]
[p. 118]

ongehuwde moeders gestaan. Zijn medelijden met haar was bij zijn bezoek aan hare ouders verminderd. En toch.... ze bleef de mooie Dina.... En ook bleven de domheid en de conventie van dit huis, de geniepigheid van Herman....

Terwijl hij Leida geruststelde, dat er geen sprake van diphterie was, maakte hij de ongesteldheid wat erger.

- Laat ze voorzichtig zijn, hooge koorts....

Het gaf hem eenige voldoening, Dina rust te kunnen bezorgen.

Leida gewichtigde dadelijk tegen:

- Gelukkig dat ik zelf zoo goed ben, je begrijpt, Neeltje bij de kinderen.... Jopie is nu op Beuk-en-Beek. Freule Constance is hem zelf komen halen, hij wordt met rijtuig thuisgebracht, de freule is altijd zóó lief voor ons....

- Kwebbel! dacht Stork, en toen Leida vroeg, of hij niet op Wedelaar bleef wachten, die elk oogenblik uit de katechisatie kon komen, verontschuldigde hij zich om bezigheden en repte zich weg - naar de societeit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken