Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'In dees spieghel zal de domme jeucht met vreucht leeren' (1991)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/Gouden Eeuw


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'In dees spieghel zal de domme jeucht met vreucht leeren'

(1991)–Hubert Meeus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 127]
[p. 127]

In dees spieghel zal de domme jeucht met vreucht leeren Ga naar voetnoot*

Hubert Meeus

Jeucht-Spieghel

In 1610 verscheen de Jeucht-Spieghel [afb. 1], een klein Nederlands embleemboek dat een hele reeks vragen oproept. De titel ‘spieghel’ verwijst naar een didactisch werk. Het inleidende ‘Lier-dicht’ [afb. 2], gericht tot ‘Ghy domme jeucht, o wilde jonghelingen’, toont duidelijk aan dat het hele boek bedoeld is als waarschuwing voor de jongelui die zich laten leiden door hun lusten. Het laatste vers, ‘een jonghman die sich daartoe wil keeren met vreucht sal leeren’, verwijst naar het ‘utile dulci’-principe. De Jeucht-Spieghel bevat veertien gravures op de recto's en een motto met een verklarend gedicht op de tegenoverliggende versozijde. Deze gedichten zijn zeer moraliserend en staan daardoor in contrast met de erotische allusies op de prenten. Elk gedicht waarschuwt tegen onbezonnenheid, onbesuisdheid en ondoordachte beslissingen in liefdeszaken. De waarschuwende toon komt ook tot uiting in de motto's. Alleen de laatste twee motto's zijn algemener en de prenten verwijzen ook niet langer naar de liefde. De ene is een waarschuwing tegen al te veel vertrouwen in mensen [afb. 3], de andere is een dodendans [afb. 4]. Onder elke kopergravure staat een zeer kort gegraveerd bijschrift van 2 tot 4 regels in het Duits en vaak ook in het Latijn. Deze onderschriften geven meestal een meer erotische verklaring van de prent.

Auteurschap

Behalve de titel biedt het titelblad alleen de datum ‘1610’ en de initialen Z.G.H.P.H.S. [afb. 1]. Zes initialen voor één persoon zijn vrij ongewoon. De ‘S’ staat trouwens cursief, wat laat veronderstellen dat deze laatste letter geen naam maar een functie aanduidt. Het is dan ook niet uitgesloten dat de ‘S’ voor het Latijnse ‘sculpsit’ of ‘sculptor’ staat. In dat geval zou de graveur P.H. kunnen zijn. Ik ken maar één Nederlandse graveur die deze initialen gebruikt, nl. Pieter Feddes van Harlingen. Ga naar voetnoot1 Ook Philips Serwouters gebruikt de initialen PHS, maar van hem zijn alleen houtsneden bekend. Het boekje bevat verder geen enkele verwijzing naar een auteur, een graveur of een uitgever.

In de negentiende eeuw suggereerde Van Doorninck reeds de oplossing Zacharias Heyns Pieter Heyns Sone. De verwantschap is correct, maar Van Doorninck sloeg de ‘G’ over omdat deze niet in zijn oplossing paste. Ga naar voetnoot2 Anderen Ga naar voetnoot3 probeerden de ‘G’ in de plaats te stellen van ‘ch’ in Zacharias. Het maakt de oplossing nog steeds niet echt aanvaardbaar. De ‘G’ zou immers de eerste letter van een woord moeten zijn. Hoe de onderzoekers bij Zacharias Heyns terecht kwamen is niet duidelijk.

[pagina 128]
[p. 128]


illustratie
Afbeelding 1: Titelpagina van de Jeucht-Spieghel (foto ex. Den Haag, KB: 10 G 32).


Op het zegel van een brief van Heyns aan Jan Moretus, bewaard in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen, Ga naar voetnoot4 staat een monogram met de combinatie van Z, G en H. In het Journal 1592 Ga naar voetnoot5 van Moretus staat in de marge ook een dergelijk monogram met de vermelding dat dit teken als een soort handelsmerk op de verpakking van de zendingen naar Heyns moet worden aangebracht. Al heb ik nog steeds geen oplossing voor de ‘G’, een eventuele toeschrijving aan Zacharias Heyns wordt er wel wat waarschijnlijker door.

Bovendien werden civilitéletters Ga naar voetnoot6 gebruikt voor het inleidende Lier-dicht (A2) [afb. 2]. Hetzelfde lettertype is ook gebruikt in drie andere werken Ga naar voetnoot7 van Zacharias Heyns. Het is niet uitgesloten dat hij als uitgever dit lettertype in zijn bezit had en het uitleende aan drukkers die voor hem werkten.

Een laatste argument dat de Jeucht-Spieghel met Zacharias Heyns verbindt, zijn de gedichten waarin de commentaren bij de prenten zijn gegoten. Ze bestaan uit acht gepaard rijmende alexandrijnen, met een regelmatige afwisseling van mannelijk en vrouwelijk rijm. Heyns schreef tweenhonderd gelijkaardige gedichten als bijschrift bij de emblemata van Rollenhagen. Ga naar voetnoot8 Hij was niet de enige die deze dichtvorm gebruikte, - hij inspireerde zich in feite op Daniel Heinsius - maar hij was er in elk geval zeer goed mee vertrouwd. Voorlopig blijft de vraag naar het auteurschap echter moeilijk met zekerheid te beantwoorden.

Drukgeschiedenis

Voor zover mij bekend zijn er vijf exemplaren van de Jeucht-Spieghel Ga naar voetnoot9 bewaard,

[pagina 129]
[p. 129]


illustratie
Afbeelding 2: Jeucht-Spieghel, A2r (foto ex. Brussel, KB: LP. 61. A).


waarvan ik er drie zelf heb kunnen controleren: een onvolledig exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel [B], één in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag [H], en één in de Stirling Maxwell collectie in Glasgow University Library [G]. Het exemplaar H hoort duidelijk tot een andere druk. Volgens de beschrijving in de catalogi Ga naar voetnoot10 zijn de exemplaren in Michigan en in de British Library van dezelfde editie als B Ga naar voetnoot11 en G. In deze editie staat op C1r een nieuwe gravure [afb. 6], een spiegelbeeld van deze in ex. H [afb. 5], maar met een minder gedetailleerde achtergrond. Ga naar voetnoot12 De exemplaren B en G zijn volledig opnieuw gezet. De zetter heeft bepaalde lettercombinaties systematisch op een andere manier gespeld. Ga naar voetnoot13 Bovendien zijn twee aperte zetfouten in H in B en G gecorrigeerd. Ga naar voetnoot14 Alles wijst erop dat B en G tot een herdruk van een latere datum Ga naar voetnoot15 behoren, waarvan de titelgravure niet is bijgewerkt.

Nieuwen Jeucht-Spieghel

De laatste strofe van het Lier-dicht (A2r) [afb. 2] in de Jeucht-Spieghel kan worden geïnterpreteerd als een aankondiging van de Nievwen Ievcht-Spieghel:

 
'Zoo u alsdan // dees spieghel t'uwer eeren /
 
Behaghen kan // ick zal hem zoo vermeeren /
 
Dat een Jongh-man // die sich daertoe wil keeren /
 
Met vreucht zal leeren.

Deze verzen kunnen niet verwijzen naar de tweede editie, maar moeten refereren aan:

[pagina 130]
[p. 130]


illustratie
Afbeelding 3: Jeucht-Spieghel, D3r (foto ex. Den Haag, KB: 10 G 32).




illustratie
Afbeelding 4: Jeucht-Spieghel, D4r (foto ex. Den Haag, KB: 10 G 32).


[pagina 131]
[p. 131]


illustratie
Afbeelding 5: Jeucht-Spieghel, C1r (foto ex. Den Haag, KB: 10 G 32).


NIEVWEN || IEVCHT SPIEGHEL || Verciert met veel || schoonne nieuwe Figuren || ende Liedekens te voren || niet in druck geweest || Ter Eeren || van de Jonge Dochters || van Nederlant. [z.pl. z. j.] Ga naar voetnoot16

De Jeucht-Spieghel blijkt aanzienlijk uitgebreid met talrijke liederen en negenenveertig gravures, van 32 naar 232 bladzijden. Nievwen Ievcht Spieghel bevat ook dialogen, rondelen, refreinen en liederen. De teksten zijn echter niet allemaal origineel; sommige liedjes zijn ontleend aan Den Bloemhof van de Nederlantsche Ieught. Ga naar voetnoot17

Het titelblad van de Nievwen Ievcht Spieghel [afb. 7] geeft nog minder informatie dan dat van de Jeucht-Spieghel. Er is geen enkele verwijzing naar een auteur, een uitgever of een datum. Ga naar voetnoot18 De drie jonge paartjes tonen duidelijk dat het boekje bestemd is voor verliefden. De opdracht ‘Ter eeren van de Jonghe Dochters van Nederlandt’ verwijst naar het traditionele petrarkistische motief dat koele meisjes tot de liefde moeten worden overgehaald. Ga naar voetnoot19 Bovendien laat de figuur van Cupido, die de naakte Venus een spiegel voorhoudt, niet het minste misverstand bestaan over de inhoud van de bundel.

ZH of zijn devies worden nergens vermeld in de Nievwen Ievcht Spieghel. De editeur verschuilt zich achter het devies ‘Troost in lijden’. In de bundel staan nog enkele andere deviezen, Ga naar voetnoot20 maar alleen ‘Met pijn groeyende’ heb ik kunnen identificeren als Boudewijn J. Wellens. Hij was bekend als de editeur van het liedboek 't Vermaeck der Ieucht. Ga naar voetnoot21 Soms wordt hij daarom ook aangeduid als de editeur van de Nievwen Ievcht Spieghel. In dat geval zou de bundel in Friesland thuishoren. Brouwer acht het niet onmogelijk dat Starter de Nievwen Ievcht Spieghel samenstelde. Hij situeert deze dan ook in Leeuwarden Ga naar voetnoot22

Draudius vermeldt in zijn Bibliotheca Exotica, een compilatie van Frankfortse miscatalogi:

[pagina 132]
[p. 132]


illustratie
Afbeelding 6: Nievwen Ievcht Spieghel, R3r (foto ex. Den Haag, KB: 843 B 25).


Nieuwen Jeucht Spieghel / vercirt met veel schoone Nieuwe Figuren ende Liederens / te voraen niet in Trukh gewest / Ter eeren van de Jonghe Dochters van de Nederland. Arnheim by Janssen / 4. 1617 Ga naar voetnoot23

De Nievwen Ievcht Spieghel werd dus in 1617 gepubliceerd door Jan Jansz in Arnhem. Het is dan ook veelbetekenend dat enkele gedichten naar Arnhem en Gelderland verwijzen; b.v.:

 
N2v Sonnet: v. 5-6:
 
Met een moy Vrijsterken ( daer der zoo veel af syn,
 
Binnen d' Arnhemsche Stadt) …

Ook in twee liedjes door ‘Eene sal 't syn’ :

 
Q3v begint: In het Gelders pleyn …
 
2C3v: … om dat ic nu moet scheyden /
 
Van dit schoone Ghelderlant /
 
… Adieu Arnhem triumphant/

In het begin van de zeventiende eeuw moeten de auteurs van deze teksten in de rederijkerskamers worden gezocht. Ga naar voetnoot24 Maar het initiatief om ze te bundelen kwam van de drukkers, die daarvoor geen toestemming vroegen aan de auteurs. Ga naar voetnoot25 Ik heb geen spoor van een Arnhemse rederijkerskamer gevonden, maar sinds 1591 bestond er wel een ‘collegium musicum’, een streng besloten en gereglementeerd gezelschap van aanzienlijke dilettanten. Ga naar voetnoot26 Het is niet duidelijk in hoeverre zij voor deze bundel verantwoordelijk kunnen worden gesteld.

Zes gravures in de Nievwen Ievcht Spieghel zijn door Van de Passe ondertekend.

[pagina 133]
[p. 133]


illustratie
Afbeelding 7: Titelblad van de Nievwen Ievcht Spieghel (foto ex. Brussel, KB: VH. 23908 LP).


Maar de andere gravures komen ook vrijwel allemaal uit zijn bundels: Hortus Voluptatum (1599), Academia sive Specvlvm vitae scholasticae (1612), Mimicarum aliqvot Facetiarvm (z.j.) Ga naar voetnoot27 en één gravure uit de bundel Goden en Godinnen (K3r). Tussen 1610 en 1620 publiceerde Jan Jansz verschillende bundels van Van de Passe. Ga naar voetnoot28 Er is ook een gravure van Jan Bara (N1r) en de laatste is van Christoffel (I?) van Sichem (2F1r). Ga naar voetnoot29

Jan Jansz brengt ons terug naar Zacharias Heyns. In 1615 en 1617 publiceerde Jansz ook een Nederlandse versie van Rollenhagens Nucleus Emblematum. Hij verzocht Zacharias Heyns om de Nederlandse gedichten te schrijven bij de koperplaten gegraveerd door Crispijn van de Passe de oude. In die periode was er dus een vrij nauwe samenwerking, niet alleen tussen Heyns en Jansz, Ga naar voetnoot30 maar ook tussen Jansz en Crispijn van de Passe. Deze samenwerking biedt een bijkomend argument voor Heyns' auteurschap van de Jeucht-Spieghel. Geen van de drie woonde in Holland, op dat ogenblik het economisch en cultureel centrum van de Republiek. Zij hadden echter wel banden met Duitsland. Het feit dat de Nievwen Ievcht Spieghel in Arnhem verscheen en niet in Amsterdam, maakt het boekje nog meer uitzonderlijk. Ga naar voetnoot31

Embleembundel en/of liedboek?

De opdracht ‘Aende Jonghe Dochters van Nederlant’ plaatst de Nievwen Ievcht

[pagina 134]
[p. 134]

Spieghel in de traditie van de liefdesembleembundels van Hooft en Heinsius. Ga naar voetnoot32 Het is geen homogeen embleemboek. Het combineert twee nieuwe genres die in de Nederlandse literatuur hun opwachting maakten in het eerste decennium van de zeventiende eeuw. Liedboeken met gravures en liefdesembleembundels werden al vlug twee zeer populaire genres.

In 1602 begon met Den Nieuwen Lust-hof een nieuwe periode in de produktie van liedboeken, die gericht waren op een welbepaalde groep : ‘eerbare jonge jeucht’. Deze nieuwe liedboeken zijn 4° oblong; de typografie is gevarieerd en zeer verzorgd en ze bevatten een aantal mooie illustraties. Andere bekende liedboeken van dit soort zijn: Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeucht (1608, 1610), Boudewyn Wellens, 't Vermaeck der Jeucht (1612 en 1617), Cupido's Lusthof (1613), Apollo (1615), Starters Friesche Lusthof (1621), Bredero's Groot-Liedboek (1613-1622), etc. Ga naar voetnoot33 Matter geeft een economische verklaring voor het ontstaan van dit genre. Ga naar voetnoot34 In de beginnende welvaartstaat vormden de jongeren een potentiële markt. Ga naar voetnoot35 Bovendien heeft de jeugd meer vrije tijd en is ze vaker verliefd wat dan weer aanleiding is om een geschenk te geven, b.v. een boek. Jong zijn is ook synoniem van modern, anti- traditioneel, gevoelig voor nieuwe modes in literatuur, kunst en muziek; allemaal elementen waarop deze liedboeken inspelen.

Het andere nieuwe genre was de liefdesemblematiek, typisch Nederlands en chronologisch gesitueerd in de eerste twee decaden van de zeventiende eeuw. Ga naar voetnoot36 Het was geen toeval dat het nieuwe soort liedboeken en de liefdesemblematiek tegelijk verschenen en dezelfde evolutie doormaakten. Het was al evenmin een toeval dat het eerste liefdesembleemboek in de kring van de Leidse universiteit verscheen. Om in de termen van K. Porteman te spreken: ‘Het systematisch verzamelen van liefdesembleemprenten en die voorzien van epigrammen, geïnspireerd door de antieke en petrarkistische minnedichters, behoorde tot een lichtvoetiger vorm van erotisch geleerdenamusement.’ Ga naar voetnoot37 Het eerste exemplaar van dit genre, Heinsius' Quaeris quid sit amor? is opgedragen aan de ‘Ioncvrouwen van Hollandt’. Het was opgevat als een geschenkboekje.

Porteman beschouwt Nieuwen Lust-hof als een soort pendant van Heinsius' embleemboek. Ga naar voetnoot38 Soms waren de twee bundels samengebonden. De liefdesembleembundels behoorden van bij het begin tot de literatuur bestemd voor jongeren die verliefd en rijk waren.

Vanuit het standpunt van de uitgevers was er geen verschil tussen embleemboeken en liedboeken. Heinsius combineerde als eerste de twee genres, door een paar gedichten aan zijn Emblemata Amatoria toe te voegen. Nadien werd de combinatie meer gewoon. In de Nievwen Ievcht Spieghel zijn de twee genres verweven. De hand van de uitgever is duidelijk aanwezig in de schikking van prenten en teksten. De gravures zijn zo geschikt dat er praktisch altijd twee kopergravures op de buitenvorm staan en geen op de binnenvorm. Dit had tot gevolg dat het drukken van twee koperplaten slechts één extra drukgang per vel vroeg. De ruimte tussen de prenten werd dan opgevuld met gedichten.

Nievwen Ievcht Spieghel heeft in feite geen zuivere liefdesemblemen, omdat Cupido, een essentiële ingrediënt, Ga naar voetnoot39 zelden in de scenes aanwezig is. Bijna alle bundels eindigen met emblemen die op een of andere manier verwijzen naar de dood. Ga naar voetnoot40 Nievwen Ievcht Spieghel eindigt met een ‘Homo bulla’ gravure door Christoffel van Sichem [afb. 8], een kopie van een gravure gemaakt door Goltzius in 1594, Ga naar voetnoot41 en

[pagina 135]
[p. 135]


illustratie
Afbeelding 8: Nievwen Ievcht Spieghel, 2F1r (foto ex. Den Haag, KB: 843 B 25).


een refrein met de stok ‘Maer 'sVleeschs lust te volghen, den Mensch dick sneven doet.’ De Jeucht-Spieghel eindigt met een dodendans [afb. 4].
[pagina 136]
[p. 136]

Stammbücher

Hoewel de Nievwen Ieucht Spieghel zowel in de Hollandse liedboek-traditie als in het genre van de liefdesemblematiek thuishoort, heeft hij ook Duitse bronnen. Een intrigerend element op het titelblad van de Jeucht-Spieghel [afb. 1] is de Duitse tekst onderaan, vrij ongewoon voor een Nederlands boek: ‘Allerhand Kurtzweilige Stücklein allen Studenten furnemblich zu lieb das auß Ihren eigenen Stambuchern zusamen gelesen und in dise form gebracht.’ Deze tekst vertelt niet alleen wat de Jeucht-Spieghel te bieden heeft, maar ook waar de inhoud oorspronkelijk vandaan komt en voor wie het boekje is bestemd. Het is in feite een bloemlezing van ‘Stücklein’, teksten en illustraties ontleend aan ‘Stammbücher’, een Duitse benaming voor alba amicorum. Ga naar voetnoot42

Vooral Duitse studenten, maar ook geleerden en leden van de adel hielden in de zestiende en zeventiende eeuw dergelijke boeken bij. De Stammbücher en de handgemaakte illustraties circuleerden in een vrij kleine kring, vooral aan de universiteiten. Ga naar voetnoot43 Geleidelijk werd het een mode in bredere kringen. Tussen de bezitters vinden we prinsen, edelen, hoge ambtenaren, priesters, soldaten, dokters, advokaten, leraars, schilders, muzikanten, handelaars en ambachtslui. Ga naar voetnoot44 Omdat deze Stammbücher alsmaar populairder werden en ook omdat met wit doorschoten embleemboeken werden gebruikt, publiceerden drukkers tegen het einde van de zestiende eeuw embleemboeken die als een soort ‘invul’ Stammbuch konden dienen. Dit gebeurde ook in de Nederlanden, b.v.: Deliciae Batavicae, variae elegantesque picturae, omnes Belgii antiquitates, et quicquid praeterea in eo visitur, representantes, quae ad Album Studiosorum conficiendum deservire possunt. Jacob Marcus, Leiden 1616. Ga naar voetnoot45 Embleemboeken waren zeer geschikt voor dit doel. Ga naar voetnoot46 Je kon een prent kiezen en er een passende commentaar bij schrijven. Of je kon een open ruimte, bijvoorbeeld een wapenschild, in de afbeelding zelf invullen. Een mooi voorbeeld van dit soort Stammbuch is Th. de Bry's Emblemata Nobilitati et vulgo scitu digna, Stamm- und Wappenbüchlein. Ga naar voetnoot47

Jacob van der Heyden Ga naar voetnoot48 in Straatsburg ging een stap verder. Hij maakte een soort bloemlezing van gravures geïnspireerd door de handgetekende illustraties in de Stammbücher van Duitse studenten. Ga naar voetnoot49

Pugillus Facetiarum Iconographicarum in Studiosorum potissimum gratiam ex proprijs eorundem Albis desumptarum; et iam primum hac forma editarum 1608. Allerhand Kurtzweilige Stücklein, allen Studenten furnemblich zu lieb auss Ihren eigenen Stambüchern zusamen gelesen und in dise form gebracht . zu Strasburg. 1608 Ga naar voetnoot50

De Jeucht-Spieghel stamt in rechte lijn af van de Duitse Stammbuch-traditie. Het titelblad [afb. 1] is duidelijk een kopie van de Pugillus [afb. 9]. Dit boek bevat ook de veertien gravures van de Jeucht-Spieghel in spiegelbeeld. De onderschriften in het Latijn en het Duits zijn een typische combinatie voor het studentenmilieu.

Op enkele van de originele gravures staat een naam of een gedeelte van de naam van de dichter van het bijschrift. Alleen Andreas Saurius, een leraar verbonden aan het Gymnasium van Straatsburg, Ga naar voetnoot51 is geïdentificeerd. De kopieën zijn waarschijnlijk van de hand van een Nederlandse graveur: hij maakt in de bijschriften geregeld fouten tegen het Duits die duidelijk aantonen dat hij Nederlandstalig is. Ga naar voetnoot52 Hij is waarschijnlijk een calvinist, want de voorstelling van de originele gravure

[pagina 137]
[p. 137]


illustratie
Afbeelding 9: Titelblad van Speculum Cornelianum. (foto ex. Den Haag, KB: 1012F18).


van D3r [afb. 10], die waarschuwt tegen vertrouwen in een wolf, een Jood en een soldaat, is in de Jeucht-Spieghel veranderd: de soldaat is vervangen door een katholieke priester, ‘einem pfaffen’ [afb 3].

In 1618 voegde Jacob van der Heyden de Pugillus samen met de

Stirpium Insignium Nobilitatis, tum etiam Sodalium Memoriale Singulari studio collectum, et splendidis, aeri insculptis, imaginibus, exornatum. Impensis Ludowici Regij Basilien: Stambuch der Jungen gesellen, oder Handtbuch: mit sonderlichem vleis zusammen gebracht, und mit schonen kuppferstucken geziert. In verlegung Ludwig Kunings von Basel. Anno 1617. Ga naar voetnoot53
Mogelijk bestaat hiervan ook een druk van rond 1612. De nieuwe bundel verscheen onder de titel:
Speculum Cornelianum. In sich haltent: Viel artiger Figuren / betreffent das Leben eines vermeijnden Studenten / sampt andern lehrhafften, Vorbildungen. Jetzt auffs newe mit vielen schönen Kupfferstücken, sampt der Beschreibung desz Lebens Cornelij Relegati, vermehrt und gebessert. An Tag geben Durch Jacobum von der Heijden / Chalcographum Straszburg / Anno M.DC. XVIII. Ga naar voetnoot54
Jacob van der Heyden, zelf een graveur, had goede contacten met de Nederlanden en volgde de nieuwe trends in de Nederlandse literatuur. Ga naar voetnoot55 Bijna al de gravures van Van de Passe in Nievwen Ievcht Spieghel werden ook gebruikt in de Speculum Cornelianum. De gravures in de Speculum worden voorafgegaan door een gedicht waarin het leven van de student Cornelius Relegatus wordt verteld.

Cornelius is het schoolvoorbeeld van de student die zich bezighoudt met alles behalve studeren. Hij verlaat zijn verloofde om naar de universiteit te gaan. Eerst

[pagina 138]
[p. 138]

wordt hij in een uitvoerig ritueel ontgroend. Het feest dat daarop volgt loopt uit de hand en ontaardt in relletjes. De rector straft de gearresteerde studenten. Niettegenstaande vele waarschuwingen blijft Cornelius zijn geld en zijn tijd verspillen met drinken, dansen, feesten en herrieschoppen. Als hij eenmaal arm is en bovendien ongeleerd, wordt hij door iedereen verjaagd. Een jonge vrouw brengt hem zijn zoon, maar hij jaagt haar weg en vlucht naar het leger. Als hij in de oorlog gewond raakt, krijgt hij wroeging en begint hij een nieuw leven als een goed christen. Ga naar voetnoot56

Van erotiek naar moralisering

Het onderzoek naar deze boeken toont een interessante evolutie in de genres. Via de uitgaven van Van der Heyden werden de vaak erotische motieven in de gravures Ga naar voetnoot57 en in de bijschriften uit de Stammbücher bij een breder publiek verspreid. Bij het begin van de zeventiende eeuw evolueerden de Duitse Stammbücher tot embleemboeken.

Ondertussen kende in Holland het genre van de liefdesembleemboeken een toenemend succes. Bovendien dachten de uitgevers dat een nieuw soort liedboek speciaal gewijd aan liefdesproblemen en bestemd voor verliefden zou renderen. Zeer snel werden deze twee nieuwe genres samengebracht door illustraties aan de liedboeken toe te voegen of door liederen aan de liefdesembleemboeken toe te voegen. Ga naar voetnoot58

De nieuwe trend in Duitsland bleef niet onopgemerkt in de Nederlanden. Heyns, Jan Jansz of iemand anders vroegen een Nederlandse graveur om kopieën te maken van enkele illustraties uit de Pugillus. De Jeucht-Spieghel functioneerde niet meer als een album amicorum, want alle prenten en gedichten waren reeds ingevuld. De illustraties werden niet langer onafhankelijk gebruikt. Door er een motto en een explicatio aan toe te voegen, functioneerden ze nu als ‘pictura’ in een embleemboek. De toon van de bijschriften werd moraliserend. De gravures en de gedichten waarschuwen tegen de blinde liefde. De vrouw wordt voorgesteld als een gevaar voor de man. De moraliserende interpretatie in de Jeucht Spieghel past in een evolutie die startte bij de gebroeders De Bry. In de opdracht van de Emblemata nobilitati et vulgo scitu digna (Frankfort 1593) en de Emblemata saecularia (Frankfort 1596) benadrukten zij hun intentie om de inhoud van de Stammbücher die in de mode waren, te veranderen. Th. de Bry formuleerde zijn bedoeling in de opdracht op zijn Emblemata Saecularia aan Johannes en Reinhard von Gemmingen als volgt:

die gottlosen Weltkinder (welche vorhin nur böss) nicht ärger zu machen und ihnen zur Ueppigkeit Anlass zu geben, sondern sie durch anschauung ungebürlicher Thaten (wann etliche hierin sollten entworffen seyn) vom übel abgehalten und zum guten möchten gebracht werden. Ga naar voetnoot59

In de Nievwen Ievcht Spieghel werden de twee nieuwe Nederlandse genres gecombineerd met dit getransformeerde Duitse genre.

[pagina 139]
[p. 139]


illustratie
Afbeelding 10: Speculum Cornelianum. (foto ex. Den Haag, KB: 1012F18)


Terug naar Duitsland

Om de cirkel rond te maken zijn de Nederlandse moraliserende gedichten bij de Duitse gravures op hun beurt in het Duits vertaald door Heinrich Hudemann.

Bornemann Ga naar voetnoot60 ontdekte dat Hudemann enkele gedichten uit de Jeucht-Spieghel opnam in zijn

Hirnnschleiffer. Das ist: Auszerlesene teutsche Emblemata / oder Sinnenbilder / welche zu schärffung des Verstands / besserung des sündlichen Lebens / unnd Erlustigung des gantzen Menschen mit Verssen gezieret / unnd in dieser Sprach hiebevor nicht auszkommen seynd. Anno M. DC. XXVI. Ga naar voetnoot61

Net zoals Zacharias Heyns was H. Hudemann (°1595 Beidenfleth- 1627) een schrijver van didactisch-moraliserende werken. Ga naar voetnoot62 Hij was een geleerde humanist en een predikant. Hij had contacten in de Nederlanden, o.a. met D. Heinsius. Hirnnschleiffer heeft 156 emblematische motto's en passende epigrammen, maar zonder prenten. In dit werk zet hij aan tot godsvrucht, oprechtheid, prudentia en constantia' en steeds opnieuw bestrijdt hij de wellust. Het werk herinnert aan Cats' Sinne en Minnebeelden. Het bevat geen liefdesgedichten, alleen ‘moralia’ en ‘oeconomica’ die moeten aanzetten tot vroomheid en een goede levenswijze.

Door van Duitsland naar de Nederlanden en terug te reizen, zijn de erotische motieven getransformeerd tot moraliserende literatuur.

voetnoot*
Graag dank ik M.B. Smits-Veldt voor haar waardvolle opmerkingen bij een eerdere versie van dit artikel.

voetnoot1
Zie G. K. Nagler. Die Monogrammisten. München 1858-1879 (Herdruk Nieuwkoop 1977), IV, nr. 2989, 2991, 3009. Pieter Feddes van Harlingen schreef een lofdicht in Starters Friesche Lusthof waarin hij zichzelf als ‘pictor’ bestempelt.
voetnoot2
J.I. van Doorninck. Bibliotheek van Nederlandsche Anonymen en pseudonymen. 's-Gravenhage - Utrecht [1870] nr. 2255 en J.I. van Doorninck. Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren. Leiden 1883-1885, kol. 670.
voetnoot3
C.P. Burger. De Amsterdamsche Boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw. IV. 's-Gravenhage 1915, p. 263 en Bibliotheca Belgica. Bibliographie générale des Pays-Bas. fondée par F. Van der Haeghen; uitgegeven door M. Th. Lenger. Bruxelles 1964-1970, III, p. 460.
voetnoot4
Arch. nr. 85: brief van 24 oktober 1591.
voetnoot5
Museum Plantijn-Moretus, Arch. nr. 69: Journal 1592, 86r.
voetnoot6
H. Carter & H.D.L. Vervliet. Civilité Types. Oxford 1966, p. 83 inventariseren dit type als ‘H 6, Aelbrecht Heyndricx-zoon's Civilité’.
voetnoot7
Bedoeld zijn: Const-thoonende Ivweel (1607), de Nederlandse versie van Rollenhagen's Emblemata (1615-1617) en de vertaling van de Weke van Du Bartas (1616) (Carter & Vervliet 1966, p.83). Volgens Carter & Vervliet (1966, p.105-110) werd het lettertype gebruikt door de drukkers D. Mullem (Rotterdam), A. Hendricksz (Den Haag), Cornelis Claesz (Amsterdam) en J. Jansz (Arnhem).
voetnoot8
Emblemata. Volsinnighe uytbeelsels by Gabrielem Rollenhagium uyt andere versamelt / en vermeerdert met syn eygene sinrijcke vindingen / Gestelt in Nederduytsche Rijme door Zacharias Heyns. Tot Arnhem, By Ian Ianszen, Boeckvercooper 1615-1617.

voetnoot9
Ann Arbor, University of Michigan; Brussel, Koninklijke Bibliotheek: LP. 61.A; Glasgow, University Library: SM 652; Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 10G32; London, British Library: 555.a.32.
voetnoot10
The National Union Catalog. nr. NH0349136; Catalogue of Books from the Low Countries 1601-1621 in the British Library. Compiled by A.E.C. Simoni. London 1990, p. 273, nr. H 108.
voetnoot11
In het Brusselse exemplaar ontbreken de gravures op B3r en C4r. De gravure op C1r is er nogmaals gebruikt op B3r. De correcte gravures voor C1r en B3r zitten los in de band.
voetnoot12
De nieuwe gravure is ook gebruikt in de Nievwen Ievcht Spieghel [R 3r].
voetnoot13
Hij gebruikt s, c, y, g waar het Haagse exemplaar respectievelijk z, k, ij of gh heeft.
voetnoot14
‘besponghen’ [B2v, r.6] en ‘algeminste’ [D1v, r.4].
voetnoot15
Omdat de gravures voor B3r en C4r wel gebruikt zijn in de Nievwen Ievcht Spieghel maar ontbreken in het Brusselse exemplaar, kan dit betekenen dat het Brusselse exemplaar na de Nievwen Ievcht Spieghel is gedrukt. De gravures in het Brusselse exemplaar lijken ook meer versleten.

voetnoot16
Zie D. Franken. L'œuvre gravé des Van de Passe: Catalogue raisonné des estampes de Crispijn senior et junior. Simon, Willem, Magdalena et Crispijn III Van de Passe, graveurs neérlandais des XVIe et XVIIe siècles. Augmenté d'un supplément d'additions et corrections par Simon Laschitzer. Amsterdam 1975. p. 274, nr. 1354; F.W.H. Hollstein. Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts, ca 1450-1700. Amsterdam 1949-, XV, p. 295-296, nr. 859; XVI, p. 130, nr. 143.
voetnoot17
De liederen op H1v, H2r, O1v en X1v zijn de liederen in Den Bloem-Hof van de Nederlantsche Ieught … t'Amstelredam. By Dirck Pietersz Pers. 1608. Uitgegeven door L.M. van Dis en J. Smit. Amsterdam, Antwerpen 1955, nr. 110, 112, 92, 84. M. Spies (‘Zoals de ouden zongen, lazen de jongen. Over de overgang van zang- naar leescultuur in de eerste helft van de zeventiende eeuw.’ In: W. van den Berg & J. Stouten (red.). Het woord aan de lezer. Zeven literatuurhistorische verkenningen. Groningen 1987, p. 94) verwijst naar de Bloemhof als het eerste liedboek waarin liederen en andere gedichten worden gemengd.
voetnoot18
Op het titelblad van het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (V.H. 23908 LP) staat een jaartal ‘1620’ in handschrift.
voetnoot19
P.C. Hooft. Emblemata Amatoria. Ingeleid, uitgegeven en toegelicht door K. Porteman. Leiden 1983, p. 25.
voetnoot20
‘De dood het best is’, ‘Eene sal 't sijn’, ‘Verkiest het beste’, ‘Godts liefde blijft.’ Volgens Bibliotheca Belgica (III, p. 435, 1168-1169) werd het laatste devies gebruikt door J. Vollenhove, een lid van de rederijkerskamer van Katwijk.
voetnoot21
't Vermaeck der Ieucht, waer in ghevonden worden veel schoone, eerlijke amoreuse Ghesanghen, Troudichten, Sonnetten, en andere vermaeckelijcke ghedichten. by een vergadert, ende ten dele ghecomponeert, door Boudewiin Iansen Wellens. Franeker 1612, Thomas Lambert Salwaarda. Een tweede editie verscheen in 1616 in Leeuwarden by Abraham van den Rade, met in het colofon: ‘Franeker 1617, Jan Janssen Starter’ (G.A. Bredero. Boertigh, Amoreus en Aendachtigh Groot Lied-Boeck. De melodieën van Bredero's Liederen verzameld, ingeleid en toegelicht door F.H. Matter. 's- Gravenhage 1979, p. 279-280).
voetnoot22
J.H. Brouwer. Jan Jansz Starter. Assen 1940, p.16.
voetnoot23
G. Draudius. Bibliotheca Exotica, sive Catalogus officinalis librorum peregrinis linguis. Frankfourt 1625, p. 289. Ook in U. Bornemann. Anlehnung und Abgrenzung. Untersuchungen zur Rezeption der niederländischen Literatur in der deutschen Dichtungsreform des siebzehnten Jahrhunderts. Assen, Amsterdam 1976, p. 245.
voetnoot24
E. Grootes. ‘Het jeugdig publiek van de “nieuwe liedboeken” in het eerste kwart van de zeventiende eeuw.’ In: W. van den Berg & J. Stouten (red.). Het woord aan de lezer. Groningen 1987, p. 84-85 en Spies 1987, p. 92. Vgl. P. Tuynman, ‘De Const van Rhetorike en Hoofts vroege poëzie.’ In: Studies over Hooft, Uyt Liefde Geschreven. Groningen 1981, 12-13.
voetnoot25
Vgl. Tuynman 1981, 23.
voetnoot26
Matter 1979, p.12.
voetnoot27
Franken 1975, nr. 1337, 1343, 1371.
voetnoot28
O.a. Compendium Operum Virgilianorum en Speculum Aeneides Virgilianae (1612), Liber Genesis (1612 herdrukt in 1616), Academia sive Specvlvm vitae scholasticae (1612), Nuclevs Emblematvm … A Gabriele Rollenhagio Magdenburgense (1613, ook een Nederlandse en een Franse versie), Speculum Heroicum Homeri (1613), Hortus Floridus (1614, 1616, 1617), Nassovischen Oraignienboom (1615) en H. Hotland. Heroologia Anglica (1620), [Franken 1975, nr. 1341-1347, 1356]. Zelfs toen C. van de Passe nog in Keulen woonde werkte hij samen met Jan Jansz, b.v. voor Metamorphoseon (na 1607), [Franken 1975, nr. 1338].
voetnoot29
Jan Jansz werkte ook samen met Van Sichem o.a. voor: Iconica et historica descripta praecipuorum haeresiarcharum (1609), en E. van Meteren. Eigentlich und volkomene Historische Beschreibung des Niederlendischen Krieges (1614). (Hollstein. Dutch. XXVII, p. 21, 24).
voetnoot30
In 1610 herdrukte Jan Jansz twee werken die reeds voor 1600 bij Heyns waren verschenen en hij drukte waarschijnlijk ook enkele werken van Heyns zelf.
voetnoot31
Cfr. Grootes 1987, p. 76.

voetnoot32
Cfr. K. Porteman ‘Hoofts “Voorreden tot de Ieucht” (1611).’ Spektator 11 (1982-1983), p. 171-190 en P.C. Hooft 1983, p. 40-50, 210-216.
voetnoot33
Matter 1979, p.18-19.
voetnoot34
Matter 1979, 19.
voetnoot35
Grootes (1987, p. 73-84) probeert de aard en de omvang van dit publiek te omschrijven.
voetnoot36
Porteman in Hooft 1983, p. 6.
voetnoot37
Porteman in Hooft 1983, p. 6.
voetnoot38
Hooft 1983, p. 7.
voetnoot39
Porteman in Hooft 1983, p. 12.
voetnoot40
Porteman in Hooft 1983, p. 23.
voetnoot41
Zie W.L. Strauss (ed.). Hendrik Goltzius 1558-1617. The complete engravings and woodcuts. New York 1977, II, p. 589.
voetnoot42
Zie over alba amicorum, K. Thomassen [ed.] Alba Amicorum: vijf eeuwen vriendschap op papier gezet, het album amicorum en het poëziealbum in de Nederlanden. 's-Gravenhage 1990.
voetnoot43
J.C. Daan. ‘Het Poëzie-Album.’ In: Neerlands Volksleven 15 (1965), p. 203 en W. Franke ‘Deutsche Stammbücher des XVI. bis XVIII. Jahrhunderts.’ Zeitschrift für Bücherfreunde 3 (1899-1900), p. 329. Het verschil tussen de bijdragen van de studenten en professoren bestaat in feite uitsluitend in de aansprekingsvormen of in de opdracht. (H. Henning. ‘Zu Entstehung und Inhalt der Stammbücher des 16. Jahrhunderts.’ In: Stammbücher des 16. Jahrhunderts. 1989, p. 33.
voetnoot44
M. Rosenheim. ‘The Album Amicorum.’ In: Archaeologia 62 (1910), p. 258-259.
voetnoot45
Zie Daan 1965, p. 203 en J.F. Ridder van Rappard. Overzigt eener Verzameling Alba Amicorum uit de XVIde en XVIIde eeuw. Leiden 1856, p.13. Zie ook Klose. ‘Stammbucheintragungen im 16. Jahrhundert im Spiegel kultureller Strömungen.’ In: Stammbücher des 16. Jahrhunderts. Hrg. von W. Klose, Wiesbaden 1989, p. 16-17. en W. Taegert. ‘Stammbücher und Stammbuchblätter des 16. Jahrhunderts in der Staatsbibliothek Bamberg.’ Ibidem p.169; Rosenheim 1910, p. 256-258.
voetnoot46
C.P. Warncke. ‘Über emblematische Stammbücher.’ In: J.U. Fechner. Stammbücher als kultur historische Quellen. München 1981, p. 197-204. Op de emblematische vorm van ‘Stammbücher’ wordt ook gewezen door Praz 1964, p. 47-50 en A. Boureau, ‘Les livres d'emblèmes sur la scène publique. Côté jardin et côté cour.’ In: R. Chartier (ed.). Les usages de l'imprimé (XVe-XIXe siècle). Paris 1987, p. 366. P. Amelung (‘Die Stammbücher des 16. /17. Jahrhunderts als Quelle der Kultur- und Kunstgeschichte.’ In: Zeichnung in Deutschland. - Deutsche Zeichner 1540-1640. Ausstellungskatalog der Staatsgalerie Stuttgart und der Graphischen Sammlung. Stuttgart 1980, p. 212) beschouwt het gebruik van embleemboeken als album amicorum als een typisch Duits fenomeen.
voetnoot47
Franke 1899, p. 333; Rosenheim 1910, p 256-258. De De Brys gebruikten ook als eersten kopergravures in een Stammbuch (M.S. Giuseppi. ‘The Works of Theodore de Bry and his sons, engravers.’ In: Proceedings of the Huguenot Society of London II (1915-1917), p. 217).
voetnoot48
Jacob van der Heyden (Strassburg 1573 - Brussel 1645) Zie U. Thieme & F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler von der Antike bis zur Gegenwart. Leipzig 1907 - 1950, XVII p. 17-19.
voetnoot49
B.v. de prent op A4r in de Jeucht-Spieghel behandelt zeer duidelijk eenzelfde motief als het Stammbuch van Johann Hieronymus Kress von Kressenstein (1580-1607) een student in Altdorf. Zie L. Kurras. Zu gutem Gedenken. Kulturhistorische Miniaturen aus Stammbüchern des Germanischen Nationalmuseums 1570-1770. Ausgewählt, eingeleitet und erläutert von L. Kurras. München 1987, p. 19. De prent is gereproduceerd in H. Höhn. ‘Alte Stammbücher im Besitz des Germanischen Nationalmuseums zu Nürnberg.’ In: Zeitschrift für Bücherfreunde N.F. 5 (1913), p. 15-16. Zie ook over het Stambuch van Kress, Die Stammbücher. Die Handschriften des Germanischen Nationalmuseums Nürnberg, V, 1. Beschrieben von L. Kurras. Wiesbaden 1988, nr. 25.
voetnoot50
F.W.H. Hollstein. German Engravings Etchings and Woodcuts ca. 1400-1700. Amsterdam [1954]-, XIII A, p. 71, nr. 186; Franke 1899, p. 331; H. Hayn & A. N. Gotendorf. Bibliotheca Germanorum Erotica & Curiosa. Verzeichniss der gesamten deutschen erotischen Literatur mit Einschluss der Übersetzungen, nebst Beifügung der Originale. München 1913 [Herdruk. 1968], VI, p. 316-317.
voetnoot51
Met dank aan Dr. C. Kemp voor deze informatie.
voetnoot52
Hij vergeet hoofdletters aan het begin van een substantief en soms de umlaut: drey spelt hij als dry of drie.
voetnoot53
T.T. de Bry. Emblemata Saecularia. Kulturgeschichtliches Stamm- und Wappenbuch. Hrsg. von Friedrich Warnecke. Berlin 1894, p. 6; Hollstein. Dutch. XV, p. 294, nr. 858; Hollstein. German. XIII, A, nr. 186; Praz 1964, p. 504; J. Landwehr. German Emblembooks 1531-1888. A Bibliography. Utrecht / Leyden 1972, p. 116, nr. 471-472; Franke (1899, p. 331) schrijft Stirpium ook toe aan Jacob van der Heyden.
voetnoot54
Zie De Bry 1894, p. 5; W.S. Heckscher & K.A. Wirth. ‘Emblem, Emblembuch.’ In: Reallexikon zur Deutschen Kunstgeschichte 5 (1967), p. 160; Hollstein. German, XIII, A, nr. 186; M. Praz. Studies in Seventeenth-Century Imagery. Roma 1964, p. 463; Thieme & Becker XVII, p.18, Franke 1899, p. 331. Volgens Hayn & Gotendorf 1913 , VII, p. 369 zijn complete bundels onvindbaar.
voetnoot55
Hij imiteerde b.v. de Emblemata Amatoria van Hooft (Hooft 1983, p. 204-209).
voetnoot56
Over de ‘Vita Corneliana’ - traditie zal een artikel van C. Kemp verschijnen in de reeks Symbola et Emblemata. Studies in Renaissance and Baroque Symbolism.

voetnoot57
In de negentiende eeuw werden deze prenten veroordeeld als obsceen, b.v. door Warnecke in zijn inleiding op T. de Bry, Emblemata Saecularia. 1894, p. 2. : ‘… Büchern eines Peter Rollos, Jacob von der Heyden u.s.w. denen nichts heilig war, deren Vertheidigung ich also nicht übernehmen möchte! Bei diesen hielt die Qualität der Bilder mit dem sittlichen Werth der Darstellungen gleichen Schritt: …’
H. Schöffler (Deutsches Geistesleben zwischen Reformation und Aufklärung. Von Martin Opitz zu Christian Wolff. Frankfurt am Main 1956, p. 104-105) wijst op het feit dat de grenzen van fatsoen en goede smaak in de zeventiende eeuw anders lagen, vooral in Duitsland waar veel werd getolereerd in de literatuur. Franke (1899, p. 331) is minder streng voor Van der Heyden, hij ziet: ‘nur hin und wieder auch ain etwas gewagter Scherz.’ Het erotische was ook in het Leidse universitaire milieu volledig geïntegreerd en vormde er een niet weg te denken element van, dat op de meest onverwachte momenten en plaatsen kon opduiken (E. van Gulik, ‘Drukkers en geleerden. De Leidse Officina Plantiniana (1583-1619). In: Leiden University in the Seventeenth Century. An Exchange of Learning. Edited by Th. H. Lunsingh Scheurleer and G.M.H. Posthumus Meyjes, Leiden 1975, p. 381).
voetnoot58
Zie Spies 1987, p. 94.
voetnoot59
De Bry 1894; zie ook I. Höpel Emblem und Sinnbild. Vom Kunstbuch zum Erbauungsbuch. Frankfurt am Main 1987, p. 94-95.

voetnoot60
Bornemann 1976, p. 306 en U. Bornemann. ‘Aspekte der niederländisch-deutschen Literaturbeziehungen im frühen 17 Jahrhundert.’ In: Deutsche Barockliteratur und Europäische Kultur. Hrsg. von M. Bircher und E. Mannack. Hamburg 1977, p. 222.
voetnoot61
Op C7v nr. 65 en C8r nr. 66 [Herzog August Bibliothek Wolfenbüttel]. Zie ook Höpel 1987, p. 116, 292, afb. 30; Bornemann 1976, p. 317-318.
voetnoot62
Zie ook over Hudemann U. Herzog. Deutsche Barocklyrik. Eine Einführung. München 1979, p. 32; E. Trunz, ‘Heinrich Hudemann und Marten Ruarus, zwei holsteinische Dichter der Opitz-Zeit.’ Zeitschrift der Gesellschaft für Schleswig-Holsteinische Geschichte 63 (1935), p. 177-202; U. Moerke. Die Anfänge der weltlichen Barockdichtung in Schleswig-Holstein. Neumünster 1972, p. 64-69. De meer theoretische opvattingen van Hudeman over het begrip ‘Sinnbild’ en over Duitse literatuur worden behandeld in Höpel 1987, p. 116-131. Zie ook Hudemanns Hirrnschleiffer en K. Goedeke. Grundrisz zur Geschichte der deutschen Dichtung II, III. Dresden 1886-1887, III, p. 34; U. Bornemann. ‘Heinrich Hudemann (1595-1628).’ Wolfenbütteler Barock Nachrichten 2 (1975), p. 96.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Nieuwen ieucht spieghel

  • over Jeucht spieghel (door Z.G.H.P.H.S.)


auteurs

  • over Anoniem Nieuwen ieucht spieghel

  • over Zacharias Heyns

  • over Daniël Heinsius