Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verloofde koninksbruidt (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verloofde koninksbruidt
Afbeelding van Verloofde koninksbruidtToon afbeelding van titelpagina van Verloofde koninksbruidt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.09 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verloofde koninksbruidt

(1978)–Lodewijk Meyer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 136]
[p. 136]

Vierde bedryf.

I. Tooneel.

Ghrimoald, Hófmeester.
Hófmeester
1105[regelnummer]
Ghy viert den breidel, Heer, te ruim an uw' weemoedigheidt.
Ghrimoald
 
't Gheval spuwt op my uit het bitterst zyner woedigheidt.
 
Bestraalt de ghulde zon, óft heeft hy ooit bestraalt,
 
Van daar hy 's mórghens rijst, tót daar hy 's avendts daalt,
 
Een vader, zo met ramp, en kommer overghooten,
1110[regelnummer]
Als my, die, voor een uur, van dry doorluchte looten
 
Van mijne aaloude stam, twee zoonen, tróts van moedt,
 
En eene dóchter, wierdt gheliefkoost, en beghroet;
 
En nu de moordt van twee de vuurschaar der rechtvaerdigheidtGa naar eind1113
 
Ghebiedt te spannen, om den derden, na de waerdigheidt
1115[regelnummer]
Van broêr- en zustermoordt, op t'óff'ren an hun ghraf,
 
Indien barmhartigheidt niet kreukt de strenge straf.
 
Ach zoon, en dóchter, die begheeven hebt dit leeven!
 
Ach zoon, die 't nóch gheniet; maar ook haast zult begheeven!
 
Hoe pijnt de liefde, die 'k u toedraagh, weederzijdts,
1120[regelnummer]
Dit vaders harte, en própt mijn' boezem zo vol strijdts
 
Voor d'een, en d'andere, die elk staan na de zeeghe?
 
'k Ben 't einde raadts; en dit ghefólterdt hart, verleeghen
 
Met liefde teeghens liefd', scheidt onverrichter zaak!
 
Maar hoe, mijn hart, zult ghy dan weigheren de wraak,
1125[regelnummer]
Die mijner kind'ren moordt afvordert van mijn' deeghen?
 
O neen: de liefde, die 'k hun toedraagh, streeft 'er teeghen,
 
En wil, dat zy haar' lust, tót walghens toe, verzaad',
 
En straf den moordenaar na waerde zyner daadt.
 
Maar magh 't u ook van 't hart, mijn hart, uw' stem te gheeven,
1130[regelnummer]
Dat van een telgh, die haar van dry nóch is ghebleeven,
 
Uw' stam gheknót, en zo ghesnoeidt werd' van haar' kroon?
 
O neen; mijn' vaderliefd' pleit ook voor deezen zoon,
 
En brandt zo vuurigh, om hem 't leeven te bewaaren,
 
Als hen te wreeken. Ach! hoe prangen, hoe bezwaaren
1135[regelnummer]
Mijn' ziel de leevende, en de doode, te ghelijk!
 
Deez' roepen, dat het Recht een billijk vonnis strijk'.
 
Die, dat men plaats ook der barmhartigheidt wil gheeven.
 
Deez' eisschen lijfstraf, en den moordenaar zijn leeven.
 
Die smeekt, om lijfsghenade, en berghing van dat pandt.
1140[regelnummer]
Deez' wringen 't vinnigh zwaerdt der wraakzucht in de handt.
 
Die weederhoudt haar' arm, en doet haar' gramschap minderen.
 
Deez' schreeuwen, Vader, wreek de moordt van uwe kinderen.
 
Die bidt daar teeghen aan, spaar, Vader, uwen zoon,
 
Den stut uws ouderdoms, en erver van uw' kroon.
1145[regelnummer]
Na welke zyde zal ik, onghelukkigh vader,
 
My wenden? Wien leen ik het oor? wiens ramp treft nader?
 
Wiens eisch volvoer ik? Ach, hoe is my 't hart beklemdt!
 
Hoe wordt mijn' bange bórst beneepen, en dus vremdt
 
Bestórmdt van tóghten, die elkander teeghenstreeven!Ga naar eind1149
1150[regelnummer]
'k Wil recht, ik wil ghenâ; 'k wil wreeken, 'k wil vergheeven;
 
'k Wil deez', en dien zijn' eisch voldoen, en niet voldoen.
 
Ay dul Gheluk, wat hebtghe op my dus fel te woên,Ga naar eind1152
[pagina 137]
[p. 137]
 
En 't bitterste uwer ghal, met eene ghulp, te braaken!
 
Wat hadtghe in dit gheding, balstuurighe, te maaken
1155[regelnummer]
My tót den Rechter, en mijn' kind'ren tót party?
 
Waarom zijn de vermoorde, óft de vermoorder my
 
Niet vreemdt? Hoe licht zou 't zijn, voor my, de moordt te wreeken
 
Op 't strengste, ófte uit ghenâ den moorder vry te spreeken?
 
Nu kan ik tót het een', nócht 't andere verstaan.Ga naar eind1159
1160[regelnummer]
Maar hoe, zal dan een zoon de schaal doen overslaan,
 
En zwaarer weeghen, dan een zoon, en dóchter samen?
 
De liefde tót een kindt, wiens zich mijn' ziel moet schaamen,
 
Zo meenighmaal haar schiet zijne ondaadt in 't ghedacht',
 
Heeft die, op 't vaderlijk ghemoedt, dan ghrooter kracht,
1165[regelnummer]
Als tót twee kind'ren, die nooit dierghelijks bedreeven?
 
Helaas! stondt, voor de doodt des leevenden, het leeven
 
Van een der doode slechts te koop, mijn' liefde ghaf
 
Den wreeden moordenaar fluks over aan de straf.
 
Nu zou zijn' doodt hen niet alleen doen niet herleeven;
1170[regelnummer]
Maar my nóch rooven hem, die over is ghebleeven
 
Mijn' ouderdom ten steun, het Britsche Koningdom
 
Ten Erfprins, en Prinsses Mathild' ten bruideghom.
 
Ach kinderen, die in de lente van uw leeven,
 
Daar aan, zo deerelijk, lijdt schipbreuk, wilt vergheeven
1175[regelnummer]
Uw' Vader; dat hy u de wraak, welk' hem uw' doodt
 
Afvordert, weighert; dat hy kreukt het recht, uit noodt,
 
En, daar uw' onghelijk hem maant tót scherp verghelden,
 
Uw' broeder, en zijn' zoon, de misdaadt quijt wil schelden.
 
Helaas!
Hófmeester
 
Maar Vórst, heeft hy de moorden al beghaan?Ga naar eind1179
1180[regelnummer]
Waar zijn de tuighen? waar het blijk? wie klaaght hem aan?Ga naar eind1180
Ghrimoald
 
Mijn' ghemaalin.
Hófmeester
 
Maar Heer, de waarheidt in 't gherichte
 
Vereischt twee monden, die den schuldighen betichten,
 
Twee monden, die door zucht van haat, nóchte eighenbaat,
 
Iets anders tuighen, als de zaak gheschooren staat.Ga naar eind1184
1185[regelnummer]
Hier noemtghe 'er nu maar eene, en die nóch daarbeneeven
 
Viellicht, door averechtsche inzichten aanghedreeven,
 
De waarheidt spaart, en gheeft een valsch ghetuighenis,
 
Belaadende een' met schuldt, die onbelaaden is.
Ghrimoald
 
'k Beken, nu ik het wel bezef, mijn' ghemaalinne
1190[regelnummer]
Waar d'eerste stiefmoêr niet, die, loos en boos van zinnen,
 
Een stiefzoon hielp van kant, om haaren eighen zoon
 
Te plaatsen in den leegh ghemaakten zeeteltroon.
Hófmeester
 
En wie weet, óf zy zelf hierom uw' zoon, en dochter,
 
Door haaren zoon, niet heeft van 't licht beroofdt, en zócht 'er
1195[regelnummer]
Ook deezen anderen van te berooven; waar 't
 
Niet door uw' komst belet gheweest, en in zijn vaert
 
Ghestuit een schelmstuk, zo vermeeten, en verbólghen:
 
't Welk, nademaal 't niet op dien voet heeft willen vólghen,
 
Zy, op deez' anderen misschien, met valscheidt, nóch
1200[regelnummer]
Tracht door te dryven.
[pagina 138]
[p. 138]
Ghrimoald
 
Uw' vermoên op ghrondt steunt. Dóch
 
Indien 't zo light, zal haar, nócht hem, de straf niet missen,
 
Die zulk eene ondaadt past. Maar, om dit uit te visschen,
 
Wat dunkt u raadzaamst.
Hófmeester
 
Dat ghy aanstondts haalen laat
 
Uw' zoon, en ondervraaght hem, na den ghanschen staat,
1205[regelnummer]
En omslagh van den strijdt.
Ghrimoald
 
Welaan, doet straks ghebieden,
 
Dat hy hier werd' ghebraght.
Hófmeester
 
Het zal terstondt gheschieden.
De Hófmeester, na dit zegghen, buiten gheghaan zijnde, keert voort weeder.
 
Prins Eduward, Heer, voor de poort der hófzaal staat,
 
En houdt zeer ernstigh aan, om u te spreeken.
Ghrimoald
 
Laat
 
Hem binnen koomen. Licht vermelt hy iet, welk' strekken
1210[regelnummer]
Zal konnen, om 't bedrógh mijns ghemaalins t'ontdekken.

II. Tooneel.

Ghrimoald, Eduward.
Ghrimoald
 
Wel, wat begheertghe, zoon, van Vaderlief? wat is
 
Het, daarghe om komt?
Eduward
 
Dat ghy, uit de ghevankenis,
 
Mijn' broeder woudt ontslaan.
Ghrimoald
 
Hy heeft uw', en zijn' broeder,
 
En zuster omghebraght.
Eduward
 
Niet Vaderlief.
Ghrimoald
 
Uw' moeder
1215[regelnummer]
Heeft zulks ghezien, en ons omstandighlijk verklaardt.
 
'k Denk immers niet, dat zy de waarheidt heeft ghespaart,
 
En mijn gheloof misleidt, met valscheidt, en met looghen.
Eduward
 
Toen Moeder, op 't gheschreeuw, ter kamer uitghevlooghen,
 
Liep na de hófzaal toe, van waar 't zijn oorsprong nam,
1220[regelnummer]
Was ik 'er by, en vólghd' haar na, tót datze 'er quam.
 
Daar zagh ik zuster, reedts ter aarde neêrghezeeghen,
 
En haaren zoon, verwoedt met uitghetooghen deeghen,
 
En broeder Alarik, met dierghelijk gheweer,
 
Als felle kryghers, elk den and'ren ghaan te keer.
1225[regelnummer]
Ik schreeuw, en moeder schreeuwt om bystandt, wat wy mooghen:
 
Tót broeder Trasimond, verbaast, komt uitghevlooghen,
 
En vraaght, waar 't is te doen? Dóch eêr hy trok van leêr,
 
En scheiden kon 't ghevecht, stort Alarik ter neêr,
 
Ghewondt van Fastarad, dien Trasimond, ontsteeken
1230[regelnummer]
Van ghramschap, straks bespringt, om broeders leedt te wreeken.
[pagina 139]
[p. 139]
 
Naauw waarenz' handtghemeen, óf ghy, en 't hóf, hunn' strijdt....

III. Tooneel.

Ghrimoald, Trasimond, Eduward, Hófmeester, Lijfwacht.
Hófmeester
 
Heer Koning, hier 's uw zoon.
Ghrimoald
 
Hófmeester, zoek, met vlijt,
 
Na Fastarad, en breng hem hier anstondts, met wille
 
Ofte onwil; 't scheelt niet: gha, en zonder tijdtverspillen.Ga naar eind1234
Hófmeester
1235[regelnummer]
Ik voeghme op wegh, op dat ik 's Konings last volvoer.

IV. Tooneel.

Ghrimoald, Trasimond, Eduward, Lijfwacht.
Ghrimoald
 
Wel nu, ghy moordenaar van zuster, en van broêr,
 
Wat kont ghy brengen, welk uwe euveldaadt ontschuldigh.
Trasimond
 
Indien de Kooning zich verwaerdight, ons gheduldigh
 
Ghehoor te ghunnen, hy zal duidlijk speuren, dat
1240[regelnummer]
Ik valschlijk wordt, van mijn' beschuldighers, bekladt.
 
Want wat brengt men te bord'? wat weeten zy te zegghen
 
Dat ghrondts ghenoegh heeft, om ten hals my op te legghen
 
De broêr- en zustermoordt, waar meê men my beticht?
 
Niets: óf het houdt gheen proef, en valt alsins te licht.
1245[regelnummer]
Want, dat my wordt te last gheleght, van mijn' Stiefmoeder,
 
Hoe zy my, raazende, vondt vechten teeghens broeder,
 
Hoe ik hem wreedt vervólghde, als hy mijn slaghen mijdt,
 
Hoe zuster, tusschen bey, wou scheiden onzen strijdt,
 
En hoe 'k in 't eind', door haar' verhindering verwoeder
1250[regelnummer]
Gheworden, eerst'lijk haar, en namaals mynen broeder
 
Hielp, door het zelfde staal, van kant, heeftze alles valsch
 
Verdicht, om 't schelmstuk, van haars zoons, op mynen hals
 
Te schuiven, dien ik zelf mijn' broeder, reedts verleeghen
 
Om bystandt, en 't ghevecht ontvliend', met blooten deeghen,
1255[regelnummer]
Heb zien vervólghen, als een hongerighe leeuw,
 
Toen ik ter hófzaale in, op 't yss'lijk moordtgheschreeuw...
Ghrimoald
 
Mijn' Ghemaalin heeft ons 't heel anders voorghedraaghen.
Trasimond
 
Zijn Majesteit ghelieve, eens yder t'ondervraaghen,
 
Die by 't ghevecht was: hy zal speuren, met der vaert,
1260[regelnummer]
Hoe ik de waarheidt spreeke, en zij die heb ghespaart.
Ghrimoald
 
Wie zijn die?
Trasimond
 
Eduward, en Stiefmoêrs kamenieren;
 
Ja Fastarad, haar zoon. Ik acht hem, van zo fieren
 
En eed'len inborst, dat hy, tót bezwaarenis
 
Des gheenen, dien hy weet dat ghansch onschuldigh is,
1265[regelnummer]
Gheen valscheidt styven zal, schoon 't strekt tót zijn ontlasten.
Ghrimoald
 
Daar komt hy: houd u stil; ik zal hem ondertasten,Ga naar eind1266
[pagina 140]
[p. 140]
 
En zien de waarheidt zelf te trekken uit zijn' mondt.

V. Toneel.

Ghrimoald, Trasimond, Fastarad, Eduward, Hófmeester, Lijfwacht, Hófknaapen.
Ghrimoald
 
Hofmeester, spoey u na mijn' ghemaalin terstondt,
 
En boodschap uit mijn' naam, dat, zonder eenigh beiden,
1270[regelnummer]
Zij voor mijn' troon verschijne, en wil haar zelf gheleiden.
Hófmeester
 
Mijne yver t'uwen dienst steedts overboodigh staat.Ga naar eind1271

VI. Toneel.

Ghrimoald, Trasimond, Fastarad, Eduward, Lijfwacht, Hófknaapen.
Ghrimoald teeghen Fastarad.
 
De moordenaar ontkent, hardtnekkighlijk, zijn' daadt,
 
En wilme, uit uwen mondt, zijne onschuldt laaten hooren,
 
Voorwendende, dat ghy, uit Koningsbloedt ghebooren,
1275[regelnummer]
En eedel van ghemoedt, d'onnoozelen gheen schuldt,
 
Schoon tót uw achterstel, ten halze opschroeven zult.
 
En, alhoewel ik aan mijns Ghemaalins verklaaringe
 
Gheen twijffel sla; zo hebbe ik echter, ter bezwaaringe
 
Des schuldighen, en mijn' gherustheidt, u ontboôn,
1280[regelnummer]
Op zijn verzoek; ten einde, al 't gheen hy, tót verschoon,
 
Te berd' kost brengen, ghy moght bondigh weederlegghen,
 
En voorts bekrachtighen, met eene, uw 's moeders zegghen.
 
Dies openbaar ons, hoe 't 'er meê gheschooren leidt.
 
Zijn' straffe 't vonnis vólght, en 't vonnis uw bescheidt.Ga naar eind1284
Fastarad
1285[regelnummer]
Gheduchte Vórst, der stamme, uit welke ik ben ghesprooten,
 
Der hooghe opvoeding, die 'k, van kindtsbeen, heb ghenooten,
 
Toonde ikme onwaerdigh, zo ik, valsch en laf van moedt,
 
Bezoedelde de ghlans van mijn doorluchtigh bloedt.
 
O neen. Nooit werd' mijn werk gheloochent van mijn' woorden.
1290[regelnummer]
Dies weet, Heer Koning, dat uw zoon an deeze moorden
 
Niet schuldigh is.
Ghrimoald
 
Wie dan?
Fastarad
 
Uw' Dochter, die ik min,
 
En die haar broeder, in de plaats der Koningin,
 
Door 't Kaledoonsch ghewaadt verbysterdt, had doorsteeken,
 
Heeft mijn' verliefden arm gheport haar' doodt te wreeken?Ga naar eind1294
Ghrimoald
1295[regelnummer]
Zo hebt ghy dan mijn' zoon van 's leevenslicht beroofdt?
Fastarad
 
Hy had de schoone zon mijns leevens eerst ghedoofdt.
Ghrimoald
 
En vreesde ghy gheen wraak?
Fastarad
 
Wat wraak kan zulk een ghrieven,Ga naar eind1297
 
Dien 't leeven walght?
[pagina 141]
[p. 141]

VII. Tooneel.

Ghrimoald, Velleede, Trasimond, Eduward, Fastarad, Hófmeester, Hófknaapen, Lijfwacht.
Velleede
 
Wat is zijn' Majesteits believen,
 
Dat zy, in zulker ijl, my daghvaardt, voor haar' troon?
Ghrimoald
1300[regelnummer]
De broêr- en zustermoordt, waar meê ghy mijnen zoon
 
Beticht hebt, wordt ten hals den uwen opgheschooven,
 
Met zulke blyken, die 't my dwingen te ghelooven.
 
Dies melt ons, óf ghy kont ghestadighen uw woordt,
 
Oft een verkeerden hebt beschuldight met die moordt.
Fastarad
1305[regelnummer]
Vrouw Moeder, laat gheen veete, óft kinderliefde u rukken
 
Van 't spoor der Reeden, om de waarheidt t'onderdrukken.
 
'k Heb 't ghansch beloop der zaak den Koning, naakt en bloot,
 
Ontvouwen; schoon 't onsluit een toepadt na mijn' doodt:Ga naar eind1308
 
Hy 's my een welkoom ghast; want nu 'k mijn' zielzon misse,
1310[regelnummer]
Schaft my het blijdste licht maar droeve duisternisse.
Velleede
 
Ziet dan zijn' Majesteit haar' Ghâ voor zulk eene aan,
 
Die den misdaadighen beghunstigh vry te ghaan,
 
Verrukt door kinderliefde; en weêr, door haat onduldigh;Ga naar eind1313
 
D'onschuldighen, met schuldt des schuldighen, beschuldigh.
1315[regelnummer]
Zo heeftz' haar' ghemaalin ghesleeten onbekendt.
 
Nooit heeft zo vuil een smet mijn' zuiv're deughdt gheschendt.
 
Dies is 't, ontaarde zoon, onnut my toe te preeken,
 
Dat ik, beteugh'lende mijn' drift, zou waarheidt spreeken,
 
Als óf die waar' ghespaart. En schaamtghe u niet, met valsch
1320[regelnummer]
Ghetuighenis (daar ghij, ten kóste van uw' hals,
 
Indien 't een vreemdt bestondt, uw' Moeder moest verschoonen)
 
Haar in haar aanzicht te bekladden, en te hoonen?
 
Zo lasterlijk een daadt verdiende, dat men 't quaadt,
 
Welkghe u berókkendt hebt, u overkoomen laat,
1325[regelnummer]
En in uw' eighen vuil, rampzalighlijk, versmooren.
 
Maar mijn ghemoedt is al te preutsch, en hooghghebooren,Ga naar eind1326
 
Om 't oogh te luiken aan uw' valscheidt, t' mijner wraak,
 
Den rechten toestandt te verdraayen van de zaak,
 
En haalen in den hals weêr d'eensghesprooken' woorden.
1330[regelnummer]
De Koning weete dan, dat niemandt met die moorden
 
Behipt is, dan zijn zoon, die schandtvlek zyner stam.Ga naar eind1331
Ghrimoald
 
Maar waarom vochten, toen ik in de hófzaal quam,
 
Met bloot gheweer, u zoon, en myne, als woede leeuwen?
Velleede
 
Hy, toegheschooten op uw 's Dóchters deerlijk schreeuwen,
1335[regelnummer]
En ziend' haar' neêrgheveldt, uw' zoonen, dul ghestoordt,
 
Elkand'ren ghaan te keer; ley toe de broedermoordt
 
Te hinderen, en heeft terstondt van leer ghetooghen:
 
Dóch te vergheefs; alzo die dolkóp, door zijn pooghen,
 
In toorn ontsteeken, en aanvallend' met meêr kracht,
1340[regelnummer]
Zijn ghruwzaam opzet heeft, te vaerdigher, volbraght;
 
En straks daar aan mijn' zoon, verwoedt, op 't lijf ghevlooghen....
[pagina 142]
[p. 142]
Ghrimoald
 
Schaamtghe u, halssterke, niet, dus valsch een tweeden looghenGa naar eind1342
 
Te dichten, tót ghestandt der eerste, en uw verschoon.
 
Staak eens al dit bedrógh, en, daar uw eighen zoon
1345[regelnummer]
Zich schuldigh, en mijn' zoon kent vry, wil beeter spreeken.
Velleede
 
Mijn zoon, zeer heftigh met uw's Dóchters min ontsteeken,
 
En raazende van liefd', haakt staadigh na de doodt;
 
Sint, door het onderghaan dier zon, hy wierdt ontbloot
 
Van 't licht, welk hem alleen zijne ooghen kon verklaaren.
1350[regelnummer]
Dies, willende uwen zoon ghrootmoedigh 't leeven spaaren,
 
Door 't zijne op t'ófferen, laad hy op zich zijn' schuldt,
 
En gheeft zijn' boezem bloot aan 's Vaders ongheduldt.
Ghrimoald
 
Verwaaten wijf, waar hólt uwe onbeschaamdheidt heenen?
 
Is dan alle eer, uit uw vervloekt ghedacht, verdweenen?
1355[regelnummer]
En 't ghóddeloos ghewis verstókt, verstaáldt, versteendt,Ga naar eind1355
 
Zo, dat u niet alleen gheen wroeghing nijpt van 't gheen 't
 
Alreets bestaan heeft, om onschuldigh bloedt te plengen,
 
En doen den Vader zelf zijn' eighen zoon ombrengen;
 
Maar voortslaat; en bedrógh en looghens, op bedróghGa naar eind1359
1360[regelnummer]
En looghens, stapelt, om dat ghruwlijk opzet dóch
 
Ten eind' te brengen? Waar 't niet nutter, datghe erkende
 
Uw' misghreep, en verzócht verghiff'nis, om te wenden,
 
Door die deemoedigheidt, van uwen hals nóch af
 
Myne aanghesteeken toorn, en uw' verdiende straf?
1365[regelnummer]
Want daar light meerder blijk, dan Fastarads belydenis.
 
Daar zijn meêr tuighen, waar niet teeghen aan te stryden is.
Velleede
 
En wiens ghetuigh'nis roemt ghy dóch zo sterk, en hecht?
Ghrimoald
 
Onz' Eduwards, die t'zaâm met u quam by 't ghevecht.
Velleede
 
Een schoon ghetuighe, om mijn ghetuighnis te weêrspreeken!
1370[regelnummer]
Zal dan met een bejaarde, in recht, zijn vergheleekenGa naar eind1370
 
Dus kleen een kindt, een wicht, welk naauwlijks ghoedt van quaadt
 
Weet t'onderscheiden?
Ghrimoald
 
Wis, D'onnooz'le jonkheidt ghaat,
 
En spreekt recht uit, hoe 't light gheschooren met de zaaken.
Velleede
 
D'onnooz'le jonkheidt is zeer licht wat diets te maaken,
1375[regelnummer]
En klapt dan namaals, na dat voorschrift, ófte uit zucht.Ga naar eind1375
Ghrimoald
 
Voor gheen van beiden maakt ons dit gheding beducht.
 
Bey zijn 't zijn Broeders; na wien zoud' hy overbuighen?
Velleede
 
Het zy, hoe 't wil: een kindt, en kan, nócht magh ghetuighen.
Ghrimoald
 
Hy zelf belijdt het. 't Kindt wordt niet alleen ghelooft.
Velleede
1380[regelnummer]
Zijn welbemindes doodt heeft hem van brein beroofdt,
 
En doet hem yv'ren, om dat spoor haar na te treeden.
 
Maar 't schijnt, de Vórst heeft voor, zijn' zoon, met schijn van reeden,Ga naar eind1382
 
Voor straf te vrijen, die 't rechtvaerdighe Ghericht,
[pagina 143]
[p. 143]
 
Voor broêr- en zustermoordt, zijn' handt, op 't strengst, verplicht
1385[regelnummer]
Hem toe te dryven; en wil dies in twyffel trekken,
 
Wie 't is, die met dat bloedt, zijn' handen darde vlekken.
Ghrimoald
 
Hou op, hardtnekkighe, van alle uw' weederspraak.
 
Mijn ongheduldt, ontvlamdt tót yverigher wraak,
 
Gheen langer uitstel lijdt, en schoon ik meêr ghetuighen
1390[regelnummer]
Heb, t'zynen laste; wil ik echter, dat ghy buighen
 
Dien wreev'len moedt, en hier, op staanden voet, de schuldt
 
Van uwen zoone, en uw verghrijp bekennen zult.
Velleede
 
Wil dan de Vórst, dat ik onnooz'len zal betyghen?Ga naar eind1393
 
Hy zegghe 't gheen hem lust, en ghunne my te zwyghen,
1395[regelnummer]
Zo 'k iets te berd' breng, 't welk met zijn' begheerte strijdt.
Ghrimoald
 
'k Zegh waarheidt, en ik wil, dat ghy die meê belijdt,
 
Of 'k zal aanstondts uw' zoon doen om het leeven brengen.
Velleede
 
En kreunt ghy niet bet, onschuldigh bloedt te plengen?
Ghrimoald
 
Onschuldigh bloedt, óft niet, het zal terstondt gheschiên.
1400[regelnummer]
Dies spreek, óft wel mijn' wacht doorsteekt hem fluks.
Velleede
 
Indien
 
De Vórst beschooren heeft, zijn' zoon van straf te vryen,
 
Dat staat an hem; de mijn' hoeft daarom niet te lyen.
Ghrimoald
 
De mijne is vry van straf, onschuldigh aan de daadt;
 
En d'uwe lijdt met recht, handtdaadigh aan het quaadt;
1405[regelnummer]
Beken dies schuldt, óft 'k zal hem, voor uwe ooghen straffen;
 
Daar uw' belydenis hem moght ghenâ beschaffen.
Velleede
 
De Vórst vergheef 't mijn' tong, zo zy niet lieghen kan.
Ghrimoald
 
Trouwanten trekt van leêr, en past op 't wenken van
 
Mijne ooghen....
Ghrimoald spreekt wyder iets zaft met zijne Lijfwacht.
Velleede ter zyden.
 
De Tiran pooght, door zijn' dreighementen,
1410[regelnummer]
Mijn onverschrokken hart wat vrees slechts in te prenten:
 
Maar 'k merk, 't is veinzery. Dies blyve ik by mijn woordt.
Ghrimoald
 
Wel nu, belijdtghe uw' zoon, handtdaadigh aan de moordt?Ga naar eind1412
Velleede
 
Mijn' tong is niet ghewoon, dan waarheidt, te belyden:
 
Dies vergh haar niets, Heer, dat daarteeghen moghte stryden.
1415[regelnummer]
Ik hebze ontvouwen. Gheef nu mynen zoon de schuldt,
 
Oft spreek den uwen vry: ik draagh het met gheduldt.
Ghrimoald
 
Welaan, ik zal hem zijn' verdiende straf dan langen.
 
Trouwanten.
Velleede
 
Houdt. Helaas! hy heeft den steek ontfangen;
 
Ik kom te laat. Daar zijght hy neer. Mijn zoon, ach! ach!
Fastarad
1420[regelnummer]
Ik vólgh mijn lief vernoeghdt: dies staak dit weegheklagh,
[pagina 144]
[p. 144]
 
En weest kloekhartigh. 't Quaadt ontvliedt nooit zijn' belooning.
Velleede
 
Vervloekte menschenbeul, vermoorder van uw Koning,
 
Verdelgher mijns gheslachts, verweldigher der kroon,
 
Verdrukker der ghemeente, en roover van mijn' troon,Ga naar eind1424
1425[regelnummer]
Moest nóch het lijk mijns zoons uw' troon ten rughsteun strekken,
 
En, met zijn bloedt, de schand' van uwen zoon bedekken?
 
't Is zijn verschoon alleen, en 't vesten van uw staf.....Ga naar eind1427
Ghrimoald
 
Zwijgh, onbeschaamde, uw zoon heeft zijn' verdiende straf,
 
En ghy verdiende loon voor uw' bedrieghlijkheeden.
1430[regelnummer]
Dies hou u stille, en stóp de vloedt dier lasterreeden,
 
Ofte ik weet raadt met u, en dien vermeet'len aart.
 
Hófknaapen, neemt het lijk, en draaght het kamerwaart.
 
Mijn' zoon bekleê mijn' zy. Hófmeester, wil ons vólghen,
 
Om t'overlegghen, hoe ik best, na zo verbólghen
1435[regelnummer]
Een onweêr, huldighe ten nazaat mynen zoon,
 
En helpe wyders aan Mathildes trouw en troon.Ga naar eind1436

VIII. Tooneel.

Velleede.
 
Balstuurigh lót, hoe looptghe ons teeghen!
 
Hoe onbesuisdt slaatghe ons voor 't hoofdt,
 
Met batsen weederspoedt, daar voorspoedt scheen beloofdt?
1440[regelnummer]
Mijn toelegh niet alleen is tweemaals neêrghezeeghen
 
In 't voetzandt, zonder vrucht; maar (onverdraaghb're smart!)
 
Verwoedt my neêrgheploft op 't hart.
 
 
 
't Mislukken van de Tweelingbroeders
 
Te moorden, slaapende op hun bedt,
1445[regelnummer]
Wierdt, toen men schadeloos daar af quam, licht verzet:
 
Maar dus mijn' zoon zijn' doodt, zelfs door 't beleidt zijns moeders,
 
't Welk pooghde een anderen op t'óff'ren aan zijn schuldt,
 
Te vórderen, breekt mijn gheduldt.Ga naar eind1448
 
 
 
Vergheef my, waerde kindt, mijn zwyghen;
1450[regelnummer]
Het pleite voor uw lijf en staf:
 
Daar 't nu, voor staf en lijf, u heeft ghestort in 't ghraf.
 
Maar zijt ghetroost, mijn' wraak, an 't wakkeren en styghen,
 
Zal met des moorders bloedt verheerlijken uw ghraf,
 
En lanks dien trap treên na mijn' staf.
 
 
1455[regelnummer]
Maar wie zal best, ghedoemdt ter wraake,
 
Opruimen 't spoor ter zeeteltroon?Ga naar eind1455-1456
 
De Dwinglandt streef voor uit, wiens voetstap vólgh zijn zoon,
 
De jongste sluite 't hek, en wil een drytal maaken,
 
Tót een zoenóffer, mijn vermoordt gheslacht ghewijdt.
1460[regelnummer]
Mijn' wraak zich met gheen slechter lijdt.
 
 
 
Dóch zal 't my wel van 't harte mooghen,
 
Dat eenigh telghjen mijner stam,
 
Onze Eduward, die uit mijn leeven 't leeven nam,
 
Die voedsel, uit mijn bloedt, heeft, door mijn' borst, ghezooghen,
1465[regelnummer]
Te scheuren van zijn' steel, te moorden met mijn' handt,
 
En óff'ren mijner wraak dat pandt?
[pagina 145]
[p. 145]
 
O ja, zy heeft de zucht van moederGa naar eind1467
 
Gheheel ghedempt, en hy 's niet waerdt,
 
Dat hy, in 't leeven, van zijn' moeder, werd' ghespaart;
1470[regelnummer]
Die, in het leeven, niet ghespaart heeft zynen broeder.
 
Ja, van mijn koninksbloedt is lang in hem de ghlants
 
Verdoofdt, door 't bloedt des Dwingelandts.
 
 
 
Heeft Prógne, om op 't verwoedst te wreekenGa naar eind1473
 
Haars zusters Philomeles schand',
1475[regelnummer]
Door Thereus, haar ghemaal, gheknót van tong, en handt,Ga naar eind1475
 
Haars Ytis strót doorboordt, zijn vleesch aan 't spit ghesteeken,
 
In keetelen ghezoôn, en, opghedischt, daar aanGa naar eind1477
 
Den Vader doen zijn' ghraaght' verzaân?
 
 
 
Heeft Atreus, om Mycenens kroone
1480[regelnummer]
Te draaghen, en zijn huwlijksbedt,Ga naar eind1480
 
Met bloedtschand' van Thyest baldaadighlijk besmet,
 
Den vader opgheschaft zijn dry onnooz'le zoonen,
 
Gheschonken 't bloedt voor wijn, en zoo de wreede lust
 
Van zijn' wraakghierigheidt ghebluscht?
 
 
1485[regelnummer]
De wraak mijns zoons, en myner maaghen,
 
't Herwinnen van mijn' Scepterstaf
 
Verght mynen overmoedt gheen slapper ondaadt af.
 
Zy plengden schuld'loos bloedt; ik kan 't met schuldigh waaghen.
 
Welaan mijn' ziel, neem zo doorluchtigh een besluit,
1490[regelnummer]
En voer 't niet min doorluchtigh uit.

Einde des vierden Bedrijfs.

eind1113
vuurschaar: vierschaar, rechtbank.
eind1149
tóghten: hartstochten.
eind1152
dul: dwaas.
eind1159
verstaan: besluiten.
eind1179
al: wel.
eind1180
blijk: bewijs.
eind1184
gheschooren staat: gesteld is.

eind1234
't scheelt niet: dat maakt niet uit.

eind1266
ondertasten: bevragen.

eind1271
overbodigh: bereidvaardig.

eind1284
bescheidt: antwoord, inlichting.
eind1294
VRAAGTEKEN: lees PUNT.
eind1297
ghrieven: deren.
eind1308
toepadt: weg die leidt naar.
eind1313
verrukt: verbijsterd.
eind1326
preutsch: trots, fier.
eind1331
behipt: belast.
eind1342
halssterke: koppige.
eind1355
ghewis: geweten.
eind1359
voortslaat: doorgaat.
eind1370
bejaarde: volwassene.
eind1375
uit zucht: door liefde.
eind1382
heeft voor: is van plan.
eind1393
betijghen: beschuldigen.
eind1412
hantdaadigh: schuldig.
eind1424
ghemeente: volk.
eind1427
't Is alleen om hem (nl. Trasimond) schoon te wassen en uw heerschappij te vestigen (dat ge mijn zoon hebt omgebracht).
eind1436
wijders: bovendien.

eind1448
gheduldt: lijdzaamheid.
eind1455-1456
maar wie zal het beste, gevonnist om door mijn wraak om te komen, de weg naar de troon vrij maken (nl. door gedood te worden).
eind1467
zij: nl. de wraak.
eind1473
e.v. Tereus had Philomela, de zuster van zijn vrouw Procne, verkracht, en haar de tong uitgesneden, opdat ze deze misdaad niet zou kunnen verraden. Door een kunstig weefsel echter gaf ze Procne van het voorgevallene bericht. Beide zusters namen toen wraak door Tereus zijn zoontje Itys gebraden voor te zetten.
eind1475
gheknót van...handt: dit wordt niet van Philomela verteld, maar wel van Rozelyna in Vos' Aran en Titus (r.1040 vv.)!
eind1477
ghezoôn: gekookt.
eind1480
Zie voor deze geschiedenis de inleiding p.42-43.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken