Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De horizon wordt wijder (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De horizon wordt wijder
Afbeelding van De horizon wordt wijder  Toon afbeelding van titelpagina van De horizon wordt wijder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.20 MB)

Scans (49.10 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

N.J.B. Bulder



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De horizon wordt wijder

(1957)–Wolbert Meijer–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

5
Naar het ziekenhuis
II

In de grote wachtkamer van het ziekenhuis zaten Vader en Moeder van Rijn met Joost te wachten. En wachten duurt altijd lang.

Als Joost heel stil lag, had hij niet zoveel pijn meer. Hij keek rond in de grote zaal waar wel honderd mensen en meer konden zijn. Nu waren zij er alleen met nog een jongen van acht jaar, die ook op zo'n karretje was binnen gebracht en die ook met zijn vader en moeder moest wachten.

- Wat heeft hij? vroeg Mevrouw van Rijn.

- Hij heeft onder een auto gezeten, zei de vader. Hij dacht: ik kan er nog net voor langs met mijn fiets. Maar het kon net niet.

- En? vroeg Moeder.

- Eén been gebroken, zei de mijnheer, die nog al graag mocht praten.... En het andere, dat weten we nog niet precies. Dat ziet er niet zo erg mooi uit en vooral daarvoor zijn we nu hier. Ja, mevrouw, je kunt gauw wat hebben. Het verkeer tegenwoordig is om er angstig van te worden. Je moet al heel dankbaar zijn als je na een aanrijding het leven er nog hebt afgebracht.... Er zijn plaatsen in ons land, waar bij elke dodelijke aanrijding de vlag op de politieposten halfstok gaat....

Vader zuchtte en Joost kreunde weer. Hij vond die verhalen helemaal niet zo mooi. Hij dacht maar: ik wou, dat er een zuster kwam. Ik heb zo'n pijn.

- Nu is het kerstavond, zei Vader opeens.

- Ik was het even vergeten, zei Moeder. Nu heb je eigenlijk helemaal geen kerstfeest, arme boy.

[pagina 27]
[p. 27]

Jawel, schudde Joost. Toch wel.

- Vanmorgen in de kerk.... toen we met elkaar zongen.... en toen de dominee zo mooi preekte en toen het orgel zo prachtig speelde, dat je er wel van kon huilen.... toen vond ik juist, dat het echt kerstfeest was.

- Zo is het Joost, knikte Vader. Onthoud dat maar goed. Het échte kerstfeest, dat vier je in de kerk.

Er kwamen zusters door de zaal en er liepen zusters weer weg zonder iets te zeggen.

- Hoeveel zusters zijn hier wel? vroeg Joost.

- Wel vijfhonderd, zei de andere mijnheer. En misschien nog wel meer. Eigenlijk is het hier niet een ziekenhuis. Het is een ziekenstad. Er kunnen hier wel haast duizend zieken liggen.

Joost wilde juist vragen of er nu haast eens een zuster kwam. En toen stond er opeens een naast zijn karretje en die zei:

- Wilt U maar meekomen?

En ze reed Joost voorzichtig naar de röntgenkamer. Vader ging mee, maar in de röntgenkamer mocht ook hij niet.

Joost werd op een bank getild. Een mijnheer draaide aan een knopje en zei, dat de lamp nu brandde; maar Joost kon het nauwelijks zien. De lamp brandde boven zijn benen. Eigenlijk gebeurde er niets.

- Kom ik nu op een foto? vroeg Joost een beetje benauwd.

De mijnheer moest er om lachen.

- Je komt niet op een foto, zei hij.... Maar we maken van je been en van je schouder een foto. Een röntgenfoto. We kijken met dit apparaat dwars door je heen.

- Hee.... lachte Joost even.

- Ja, tòch, zei de mijnheer.... Heeft je vader wel eens een brief gekregen, die hij tegen het licht hield, voordat hij hem open-

[pagina 28]
[p. 28]

sneed? Dat deed je vader als hij bang was, de eigenlijke brief, die in de envelop zat, stuk te zullen snijden. Nu - op net zo'n manier kijken wij door je benen en door je borstkastje heen om te weten, waar het stuk is. We lichten je door en nemen daar een foto van. Gesnapt?

Joost was even zijn verdriet en zijn pijn vergeten. Hij vond het prachtig en hij zou die foto wel eens willen zien.

Hij werd al weer weggereden op zo'n heerlijk licht wagentje door de lange, lange gangen van het grote ziekenhuis.

Kijk - daar was Moeder opeens ook al weer.

Moeder streelde hem eens over zijn bol en ze zei:

- Nu wordt je gewassen en dan moeten ze je even helpen. Zul je een flinke vent zijn?

- Doet het erg pijn? vroeg Joost.

- Het zou erg pijn doen, als ze je zo maar hielpen. Maar dat doen ze gelukkig niet. Ze maken je even in slaap en als je dan wakker wordt, nu, dan is alles al gebeurd en je hebt er niets van gevoeld. Het wassen vond Joost maar knap vervelend en pijnlijk ook. Alleen - die zusters waren toch zo leuk. Ze deden net, of hij een baby was, zo voorzichtig wasten ze hem en ondertussen maakten ze grapjes.

- En nu maar met de lift naar boven, zeiden ze.

En waarlijk, daar ging de hele familie Van Rijn met karretje en Joost incluis in de lift en boven werd hij weer keurig op de gang gereden. Alweer een andere gang en alweer een andere wereld. Joost moest opeens lachen en tegelijk kreeg hij zoveel pijn, dat hem de tranen in de ogen sprongen. Dat zag die ene zuster en die zei, dat hij een rare jongen was. Je lacht met je ene oog en je huilt met je andere, zei ze.

- Ik dacht, zei Joost, toen ze halt hielden, en hij verbeet zijn

[pagina 29]
[p. 29]

pijn. - ik dacht in die lange gang opeens aan dat versje: zo gaat ie goed, zo gaat ie beter, alweer een kilometer....

De zusters schaterden. Prachtig, zeiden ze....

Maar toen zei de ene zuster - en ze keek even een beetje ernstig: - Luister eens, jij bent geen kleuter meer, he?.... Nu dan, je vader en je moeder gaan nu een poosje in die hoek zitten kijken naar dat prachtige aquarium en misschien mag jij daar aanstonds ook nog wel even naar kijken, als je er dan tenminste nog plezier in hebt. Maar eerst moet je even met ons mee. En nu rijd ik je zo meteen in een kamertje, waar alle jongens het prettig vinden. Echt waar.... Of geloof je me niet?

Joost keek even naar de ogen van de zuster. Aan de ogen kon je altijd zien, of iemand jokte of niet. Hij zag een paar prettige, eerlijke ogen en hij zei:

- Ja, ik geloof U.

De zuster had waarlijk niet gejokt. Ze had even gewacht bij een deur en daar had ze hele gekke grote witte sloffen aangetrokken.

- Waarvoor doet U dat nu? wou Joost weten.

- Dat is uit voorzichtigheid, lachte de zuster. Er mag daarginds geen vuiltje komen. Alles moet steriel zijn. Maar wat dat betekent leer je nog wel eens.

In de narcosekamer was het waarlijk knal, vond Joost. Er stonden van die kleine karretjes met allerlei potten en vreemde dingen, waar je wel van alles over zoudt willen vragen.

- Wat gaat U nu doen? vroeg Joost?

- Ik? vroeg de zuster.... Ik ga Joost van Rijn een klein prikje geven.... Ja, zo heet je toch, Joost van Rijn?

- Ja, zei Joost, zo heet ik wel. Maar hoe weet U dat nu? En waarvoor gaat U me een prikje geven?

[pagina 30]
[p. 30]


illustratie

- Geef me je arm maar eens, zei de zuster.... En vertel me maar eens, waar je woont en waar je op school gaat.

- Ik woon op de helling, zei Joost, op de helling aan de Hunze.... Weet U wel, waar.... weet U wel.... weet.... U.........

Toen werd het zo licht en zo vreemd in zijn hoofd, dat hij niets meer kon bedenken. Hij sliep.

En hij merkte helemaal niet, dat hij in de operatiekamer werd gereden. En dat de chirurg zijn gebroken been ging zetten. En dat zijn gekneusde arm werd verbonden.

Hij werd wakker en hij dacht: ik heb de hele nacht geslapen en waar ben ik nu toch en wat is dat hier alles vreemd.

Vader en Moeder stonden naast hem en ze keken blij.

- Hoe lang heb ik geslapen? vroeg Joost. Is het nu morgen?

[pagina 31]
[p. 31]

- Je hebt een kwartiertje geslapen, zei Mevrouw van Rijn. En nu mag je mee naar huis.

- Bestaat niet, zei Joost.

- Dat je mee naar huis moogt? zei de zuster.... O, best, dan blijf je maar hier. We hebben hier geloof ik duizend bedden....

Maar dat bedoelde Joost niet. En toen hij in de taxi zat, kroop hij tegen zijn moeder aan als een kleine jongen, die nooit weer bij haar weg wilde.

Een half uur later lag hij in zijn eigen bed en hij kon het nog haast niet geloven, zoveel was er gebeurd. Het was, of hij wel een week weg geweest was.

- Wel te rusten, boy, zei Vader. Wat een vreemde Kerst, he?

- Wel te rusten, Vader.... En 't was toch een goede Kerst. Want weet U.... Ik had wel dood kunnen vallen.... En.... ik heb toch echt wel kerstfeest gevierd.

- Ja, de Here heeft je wonderlijk bewaard. Zo denk ik er ook over, vent. We kunnen alleen maar dankbaar zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken