Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Bokkerijders (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Bokkerijders
Afbeelding van De BokkerijdersToon afbeelding van titelpagina van De Bokkerijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.66 MB)

Scans (15.78 MB)

ebook (3.19 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Bokkerijders

(1981)–J.J. Melchior–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Te Graesen en Rummen.

Boyenhoven (Halle-Boyenhoven), Graesen en Rummen, thans Brabantsche dorpen, hoorden in den tijd der Bokkerijders bij het graafschap Loon; 't is daarom dat hun eene plaats gemaakt wordt in onze geschiedenis der Bokkerijders van Belgisch Limburg, want in die westelijke grensgemeenten des graafschaps bevonden zich talrijke roovers die in nauwe betrekking stonden met de benden van Wellen, Stevoort, Sint-Truiden en Wuest-Herck. In Augustus 1774 werden Francis Stevens en Huibrecht Motmans, van Wellen, getortureerd en ondervraagd nonopens eene huisbraak over ‘dertien jaeren’ (dus in 1761) gepleegd bij Geurt Massart te Rummen; en sprekende over de Bokkerijders van Stevoort, meldden we een bevel van 10n Maart 1775 om Wouter Janssens en een ander van 22n Mei 1775 om Laurens Pluymers aan de justitie van Rummen over te leveren, omdat ze in die gemeente verbleven toen ze te Stevoort en elders aan rooftochten deelnamen, zoowel als ze dat deden met den diefstal te Rummen, bij eenen kleermaker wonend achter de kerk.

Over eenige maanden werden onder de nog niet geklas-

[pagina 241]
[p. 241]

seerde schriften van het Staatsarchief te Hasselt eene lias van een vijftigtal bladzijden voor den dag gehaald, vormende de processtukken over een nachtelijke huisbraak, met knevelarij, mishandeling en doodslag, op O.H. Hemelvaartdag 1753 gepleegd in den watermolen van Oriënten, op 't grondgebied van Graesen gelegen. Het hoofd der bende, die deze euveldaad pleegde, was Frans of Sus Vanlewe, van wien we reeds onder voorgaande rubrieken spraken en die te Wuest-Herck terechtgesteld werd. Zoomin als over die van Guygoven en de eerste bende van Bree, werd over deze bende ooit iets aan het licht gebracht, waarom wij dan ook van deze benden eenige bijzonderheden mededeelen.

Philippus-Franciscus Vander Noot, graaf van Duras, heer van Duras, Graesen, Gorssum, Runckelen, Wilderen, Schelfheyde. Carlo, Duyst, enz., belastte zijnen gerechtsofficier met het spoedig onderzoek over deze geruchtmakende zaak.

Arnoldus Derwa, schepen en secretaris der justitiebank van Graesen, begaf zich den 5n Juni 1753 met schepen Mathieu Mathijs en Francis Colen, hoofdschout, naar den molen van Oriënten om het corpus delicti op te stellen; zij ondervroegen den doodelijk gewonden molenaar Jacobus Van der Bemptden, diens huisvrouw, meiden en knechts, maakten met behulp der verworvene inlichtingen eene vragenlijst op voor het onderhoor der getuigen; twee dagen later bezweek het voornaamste slachtoffer dezer misdaad aan zijne wonden en werd diens dood vastgesteld door den wetsdokter Mathias Lenaers, ‘der medecijnen licentiaet’, en Emanuel Aspadana, gezworen heelmeester, in bijzijn van Mathieu Mathijs, Joès Walter en Joannes-Baptista Simons, schepenen van Graesen.

Den 8n Juni werden de getuigen onderhoord: Katharina Croes, weduwe Jacobus Van der Bemptden, Katharina

[pagina 242]
[p. 242]

Hardy en Katharina Vantilt, dienstmeiden, Petrus Moreau, Jan Celis en Petrus Franssens, molenaarsknechten, allen gedaagd door den gerechtsbode Mathijs Van Welckenhuysen. Na aflegging van den eed werden deze getuigen afzonderlijk ondervraagd over de 35 punten der met zorg opgestelde vragenlijst.

Uit de gegevene antwroorden op de duidelijk gestelde vragen blijkt dat de misdaad tusschen negen en tien uren 's avonds begaan werd, terwijl de vrouw des huìzes aan de molenbeek was om met eenen emmer water te scheppen; dat Van der Bemptden in huis verrast werd door vijf bandieten, met blauwe kielen gekleed en eenen ‘boecksack’ op den rug; dat twee hunner, hem een zakpistool op de borst zettende, uitriepen: Doe hoendt, op den oegenblíck u geldt!; dat hij zich meende te verweren, maar dadelijk ter aarde gesmeten werd, waarop zijne eerste dienstmeid, Katharina Hardy, hem ter hulp snelde, den tweeden schelm ter aarde wierp en deze een gat of wonde in zijnen kop sloeg bij middel eener snel. Maar toen sprongen drie andere roovers toe, sloegen de meid met hunne pistolen en zware stokken ten gronde, bonden hare handen op den rug, de voeten bijeen, en legden haar met het aangezicht tegen den vloer. De huisvrouw was aan het venster om hulp gaan roepen, zij werd met stokken neergeslagen terwijl men riep: Slaet die alde hex doet! en is toen behandeld als hare meid; de tweede meid. Maria-Katharina Vantilt, die in haar slaapkamerke bezig was met het bed te maken, werd op hare legerstede gebonden met strenen gesponnen garen, bij gebrek aan koorden. Ondertusschen lag de muldersknecht, Pieter Moreau, in den paardestal te bed; hij werd gewekt door het geweldig blaffen van den mesthofhond, doch nauwelijks had hij de deur geopend of twee roovers, met gespannen pistool en een groot mes tusschen de tanden en die daar de wacht

[pagina 243]
[p. 243]

hielden, sprongen op hem toe, vatten hem bij de keel, leidden hem in het huis, wierpen hem ten gronde en bonden hem handen en voeten. Zoo werd de dienstknecht Jan Celis ook behandeld. De boosdoeners namen twee sleutels uit den zak van den huisbaas en twee uit de tesch zijner vrouw. Met deze vier sleutels en nog eenen anderen, in eene kist gevonden, openden de dieven alle kasten en koffers en stalen er alle daar liggende muntspeciën en kleederen; daarna vroegen zij aan den molenaar of hij nog ander geld bezat en, bij ontkenning, doorzochten ze zijne broekzakken, waarin nog wat kleingeld gevonden werd. Toen riep de hoofdman: ‘Als gij ons dat verheeld hebt, zult gij ook nog wel ander geld verborgen houden’. Op bevel van Vanlewe plaatste zich een bandiet aan de rechterzijde van den molenaar, een andere aan de linkerzijde, en sloegen hem aanhoudend met hun zware stokken, onder bedreiging daarmede niet op te houden indien hij de bergplaats van zijn ander geld niet zou aanwijzen; daar Van der Bemptden dit niet kon of niet wilde, werd hij zoo fel geslagen dat hij in doodsgevaar verkeerde; een paar dagen later bezweek hij aan zijne wonden Aan de huisvrouw ontnam men nog eenig zakgeld en rukte men met geweld den trouwring uit den vinger. Katharina Hardy verklaarde een der bandieten te meenen herkennen als zijnde Gerard Van Russelt, van Rummen. Van de zeven personen, die Pieter Moreau in het huis zag in-en uitgaan, had hij Sus Vanlewe van Rummen herkend, aan wien de andere roovers het gestolen geld overhandigden en zegde dat deze kapitein ook zijnen mannen verboden had de dienstboden te mishandelen. De dieven hadden voor licht gebruikt een in stukken gesneden gewijde kaars, die ze ontstaken aan eene in den schoorsteen hangende brandende lamp. Na de plundering haalden de mannen uit de spinde

[pagina 244]
[p. 244]

brood, boter en vleesch, tapten in den kelder bier in eenen melkketel, aten en dronken met geneugte, bliezen alle lichten uit, verlieten de woning en trokken de deuren toe, terwijl ze de huisgenooten gebonden lieten liggen. Een der getuigen had nog later verklaard dat er onder de boosdoeners waren die vroeger op den molen gewoond hadden, o.a. Huibrecht Men., Leonard Vander., Lambert Van den., dienstknecht van Thomas Mathijs te Graesen en geboren te Schelfheide onder Gorssum, Gilis Fil., wonend bij eenen rademaker, Lambrecht Van Russelt van Stevoort, Antoon Asnon, te Rummen en Jan Bamps van Binderveld. Bij al deze bijzonderheden voegde Pieter Moreau nog bij dat behalve de indringers nog twee mede-helpers buiten de wacht hielden aan de brug der molenbeek en in de steeg tusschen de huiskamer en den paardestal. 't Was Sus Vanlewe die op commando den molenaar deed slaan, wat wel een half uur aanhield met korte rustpoos der vermoeide bandieten. Jan Celis werd niet onderhoord omdat hij nauwe bloedverwant was van Frans Vanlewe.

Wij weten reeds dat meer dan vijftig leden der bende van Vanlewe door de ieverige bemoeiingen van den luit.-drossaard Hollanders opgespoord en gehangen werden te Wellen, Stevoort en Wuest-Herck; 't is in deze stad dat Vanlewe op 22n December 1753 gerecht werd. Bij gebrek aan andere gerechtelijke stukken over de jaren 1750-1753 is het ons onmogelijk te zeggen welk eindgevolg het onderzoek der justitie van Graesen voor de andere roovers gehad heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken