Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Als wind en rook (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Als wind en rook
Afbeelding van Als wind en rookToon afbeelding van titelpagina van Als wind en rook

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

Scans (8.53 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Als wind en rook

(1980)–Josepha Mendels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Twee

Ik heb Simon op een bruiloft voor het eerst gezien. Hij was toen veertig jaar oud en ik juist meerderjarig. Men had hem als mijn tafelheer gekozen en mijn eerste gedachte toen ik naar zijn puntig gezicht keek, waarvan de bovenlip bedekt werd door een snor, was: Hoe moet die man er wel als kind uitgezien hebben? Soms heb je helemaal geen moeite om je bij een oud gezicht voor te stellen hoe de jeugdige vormen daarvan waren. Vooral mannen behouden vaak iets van een jongen of ze nu dertig, vijftig of zeventig zijn. Simon nu had daarvan niets meer overgehouden, het was een man zoals je die wel in aardrijkskundeboekjes ziet afgedrukt. Type: Engelsman. Type: Nederlander, en Simon was van bladzijde zo en zoveel. Type: jood, burger van Israël. Maar natuurlijk is dat een schoolboekje uit de toekomst geweest, als er tenminste ooit een staat Israël gesticht zal worden. Hij had golvend haar dat aan de slapen reeds grijs begon te worden, geestige donkere ogen, een sterk gebogen neus en dikke lippen. Dat zijn tanden vals waren merkte ik die eerste avond niet.

Er heerste een ware bruiloftsstemming. Rosa, de bruid, was een nicht van mij en Alex, haar man, een vriend van Simon. Ik zat wat verlegen aan tafel. Naast mij, aan de andere kant, hadden ze een jonge man geplaatst, en naast hem weer een allerliefst meisje, met wie hij zich uitsluitend bemoeide, zodat hij mij het grootste deel van de avond de rug toedraaide. Ik was dus wel op Simon aangewezen. Dat hij nog een andere buurvrouw had heeft hij waarschijnlijk helemaal niet gemerkt, zo was hij van het begin af bezig iets van mij te weten te komen. Hij at slordig en haastig en vergat meesttijds zijn mond af te vegen, zodat zijn snor op het laatst vochtig en glanzend werd. Dat fascineerde mij.

[pagina 16]
[p. 16]

Hoe kon een man zo'n plukje haar dat hij met zo veel ijver gefokt had eenvoudigweg vergeten?

Ik had niet zo heel veel te vertellen. Ik zei hem dat ik op het conservatorium was en hoopte eens zangeres te worden. ‘Een stem,’ antwoordde hij, ‘is het hoogste goed dat God de vrouw heeft kunnen geven.’ Ik wist hier niets op te zeggen. Niemand had mij ooit op God attent gemaakt en ik dacht dat een stem uit jezelf kwam. Dat denk ik nog, al blijft Simon van het tegendeel overtuigd. Hij schonk telkens mijn glas opnieuw vol en na ieder glaasje zag ik hem anders. Eerst vond ik hem verschrikkelijk oud en verschrikkelijk saai, en terwijl hij vertelde dat hij leraar Frans was op een hbs in een Drents dorp, ging ik van schrik rechtop zitten en zei: ‘Ik heb hele stukken Molière uit mijn hoofd gekend.’ Daarna vond ik zijn ogen zo glanzend, toen weer dat hij zulk een mooi Nederlands sprak (hij reciteerde voor mij alleen een vers van Kloos). Na het vierde glas keek hij mij lang en doordringend aan, streek met zijn wat dikke hand over mijn haar en zei: ‘Blond en steil, en toch ben je joods...’ Ik antwoordde niet. Na het vijfde zei hij: ‘Ik zou wel mei je willen dansen, maar ik kan het niet.’ ‘Dan zal ik het je leren,’ antwoordde ik, en te midden van de luidruchtige bruiloftsgasten sleepte ik hem in de rondte, want het was walsmuziek, en hij sloeg zijn arm steeds vaster om mij heen. Dat was niet onplezierig, dacht ik, en opeens, onder het dansen, trok ik hem zijn bril af en riep: ‘Ha, die ogen, die pientere frikken-ogen!’ Wat wil je, ik was toch pas eenentwintig en zo levenslustig en hij probeerde die bril terug te krijgen, en plotseling stond hij stil en zijn ogen hadden zo'n ongelukkige uitdrukking toen hij zei: ‘Elisa, mijn bril, alsjeblieft mijn bril, ik zie ongeveer niets als ik die niet op heb.’

Daalde dat grote medelijden neer uit de kristallen kroon aan het plafond, waarvan de lichten plotseling uitgingen? Want het kwam over me, zo sterk, zo hevig dat ik zijn hoofd tussen mijn handen nam en die donkere ogen zoende, zoende.

Maar Simon heeft dit anders opgevat dan ik het bedoelde, en

[pagina 17]
[p. 17]

voor ik het eigenlijk zelf goed wist groeide dit medelijden naar een huwelijk toe.

 

Simon is de oudste zoon uit een orthodox joods huisgezin. Hij had nog een broer en een zuster. Zijn ouders waren dood, en steeds bij de aanvang van het joodse Nieuwe Jaar bezocht hij hun graf. Van zijn familie heeft hij mij veel verteld. ‘Mijn moeder, Elisa,’ zei hij mij, ‘was een van die vrouwen die in haar leven niets anders hebben gekend dan haar gezin en haar godsdienst. In zeker opzicht leefde ze eigenlijk als een boerin, om haar uiterlijk bekommerde ze zich niet, ze had een donkerblauwe japon voor de week en een zwarte voor de sabbat en feestdagen. Om rituele redenen - ze mocht geen andere man dan haar eigen behagen - droeg ze een bandeau en nooit heb ik geweten welke kleur haar haar van nature had. Wanneer er een versleten was kwam er een nieuwe, altijd hetzelfde model en donkerbruin, met een scheiding opzij waardoor je het karton of wat het ook wezen mocht heen zag. Moeder ging zelden of nooit uit. Ze kookte en bakte en verzorgde onze kleren en die van vader. Vader was reiziger; wanneer bij 's avonds thuiskwam sprak hij weinig. Hij ging aan tafel zitten en at zijn soep. Moeder zei dikwijls: Je ziet er vermoeid uit, Abel, je moet niet te veel werken. Dan keek hij ons aan en antwoordde: Als de jongens afgestudeerd zijn en Sophie getrouwd is, zal ik het rustiger aan doen. Nu, Sophie bleef niet lang meer bij ons. Ze trouwde de eerste de beste man die haar ten huwelijk vroeg en werd heel ongelukkig. Ze is nu weduwe en leeft met een zoon die haar veel zorgen geeft in Engeland. Op een avond kwam vader niet thuis. Hij was op zijn post, in de trein gestorven. Ik was toen juist afgestudeerd maar Herman, mijn broer, niet. Dus nam ik een baan ergens in Drente en stuurde hem al het geld dat ik over kon sparen, zodat ik niets bezit. Herman zorgt nu voor zichzelf, dat maakt het mij wel gemakkelijker. Moeder is twee jaar geleden gestorven, ze is niet ziek geweest maar als het ware opgeteerd van verdriet. Alleen zijn,

[pagina 18]
[p. 18]

als je altijd gewend bent man en kinderen om je heen te hebben, bleek te moeilijk voor haar.’

‘En blijf je nu altijd in Drente, Simon? Eu studeer je niet verder? En waarom ben je nooit getrouwd? Zo jong ben je toch heus niet meer.’

‘Een gezin met kinderen kost geld, Elisa. De portemonnaie van mijn moeder was leeg.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken