Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De bloeiende tuin (1930?)

Informatie terzijde

Titelpagina van De bloeiende tuin
Afbeelding van De bloeiende tuinToon afbeelding van titelpagina van De bloeiende tuin

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.59 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De bloeiende tuin

(1930?)–Jef Mennekens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Gedichten voor klein en groot


Vorige Volgende
[pagina 135]
[p. 135]

Dooi.

I. In de stad.

 
Is dat nog sneeuw of is 't bruin zand,
 
dat op de wegen wordt gemalen
 
door al wat wiel heeft? T'allen kant,
 
een dikke laag, die geen komt halen.
 
 
 
Vanwaar dit bruin? Is dat de grond
 
die uit de steenen kwam gekropen,
 
en die, bezoedlend, zich verbond
 
met witte vlokken, thans verzopen?
 
 
 
O leelijkheid! O grauwe stad!
 
Ik wou dat ik door witte weiden,
 
dat ik door witte weiden trad,
 
die ver van hier het oog verblijden.
 
 
 
Maar wagens malen al maar door.
 
Wat geven zij om mooie dingen?
 
Zij malen, malen voor na voor,
 
al voren die elkaar verdringen.
 
 
 
Nu komt de dooi. En zwarter 't vuil,
 
dat saamgekoekt, nog half bevrozen,
 
de straten vult met wrat en vuil,
 
en vinnig, viezig vocht gaat loozen.
 
 
 
Terwijl de menschheid hijgt en hoest,
 
de wielen ongenadig spatten,
 
kleeft aan de straten smerig roest,
 
als ruggen van veel doode ratten.

II. Buiten de stad.

 
Hoe lag die oude sneeuw,
 
versleten tot vuil slijk,
 
op dezen wandelweg,
 
ten bodem vastgevrozen,
 
een koppigen koek gelijk!
[pagina 136]
[p. 136]
 
Zij lag er hard en dom,
 
en hobbelig alom,
 
die oude, vuile sneeuw,
 
verzekerd dat de zon
 
haar nimmer zou verstoren.
 
 
 
Maar kijk! het strak gebied
 
des Winters brak tot niet,
 
en 't ijs begon te zweeten;
 
aan iedere schots, hoe sterk,
 
hoe scherp zij ook mocht heeten,
 
een kille kracht aan 't vreten.
 
En alles komt ineens
 
ontredderd losgeschoten.
 
Gezeever en gezabber van
 
de daken, uit de goten.
 
Daar houdt niets meer aaneen;
 
het krielt van wakke spleten,
 
van modderige nietjes,
 
van plasjes en van vlietjes
 
op wegel en op steen.
 
 
 
Pokdalig, mottig, uit-
 
gemergeld, krimpt de korst
 
van dezen wandelweg,
 
de randen afgestooten,
 
en badend in het vocht,
 
dat vloeit naar drabbige slooten.
 
 
 
Zoo slinkt, bij sleeuwen dooi,
 
de druk van sneeuw en vorst
 
in kilte en nattigheid.
 
 
 
Dat reinigend thans de regen kome.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken