Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naamgevingsfactoren en naamgevingstypen (1990)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.25 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naamgevingsfactoren en naamgevingstypen

(1990)–V. Mennen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 1]
[p. 1]

Naamgevingsfactoren en naamgevingstypes
in het grensgebied van de Limburgse, Antwerpse en Noordbrabantse Kempen

0. Inleiding

‘Hoewel het vaststaat dat de Kempen naamkundig geen homogeen gebied is, lijkt het thans niet verantwoord op grond van het naamkundige materiaal grenzen of grensbundels te situeren’, aldus Dr. J. Molemans in zijn artikel De Kempense Toponomie, eenheid in verscheidenheidGa naar eind1. Nu we ongeveer een kleine tien jaar verder zijn, blijft vergelijkend naamkundig onderzoek nog even moeilijk, daar het toponymische veldwerk in de Limburgse Kempen wel als bijna afgesloten kan worden beschouwd, maar in de Antwerpse Kempen - we denken hier aan de Lommelse buurgemeenten Mol en Balen - en zeker in de Noordbrabantse Kempen nog verre van volledig is.

 

Ook al kadert het Lommelse namengoed in de plaatsnaamgeving van de Kempen, toch lijkt het de moeite na te gaan in welke mate de geografie - we denken hier in de eerste plaats aan de bodemgesteldheid - en de politieke grensligging - hun stempel op het namengoed hebben gedrukt.

 

We schetsen eerst Lommel historisch en geografisch. Vervolgens bespreken we enkele raakpunten met de Kempense toponymie. Tenslotte onderzoeken we enkele specifieke bestanddelen van het Lommelse onomasticon.

[pagina 2]
[p. 2]

1. Korte historisch-geografische schets

1.1. De politieke grensligging

Brabants dorp in de Middeleeuwen, gelegen tegen het graafschap Loon; na de Vrede van Münster (1648) een Hollands Generaliteitsdorp, dat aan de Zuidelijke Nederlanden grensdeGa naar eind2.

1.2. Het landschapsbeeld

Het landschapsbeeld, dat eveneens een grenskarakter vertoont:

 

- ligging aan de rand van het Kempens Plateau en de Kempense Vlakte van 54 m (zuidoosten) naar 40 m (noorden) en 37 m (westen). Het centrale gedeelte vormt een plateau dat enerzijds afdaalt naar de slenk van Mol-Rauw en anderzijds naar de vallei van Dommel en Tongelreep;

 

- hoge stuifzandrug van het zuidoosten naar het noordwesten (de Lommel-se ‘Bergen’); deze welving vormt de waterscheiding tussen Maas- en Scheldebekken;

 

- hydrografisch: het centrale deel van Lommel vormt een brongebied en een bovenloopsite; het net van (kleine) waterlopen (de zgn. ‘rijten’) is er minder dicht dan elders in dit deel van de Kempen. Toch hebben ze een belangrijke betekenis: de oudste nederzettingen ontstonden op het zgn. ‘Hoog-Lommel’, kleine waterlopen waren er een belangrijke nederzettingsfactor;

 

- kaartenmateriaal toont ten slotte de afwezigheid van loofbos en de enorme omvang van het heideareaal tot in het midden van de vorige eeuw.

2. Raakpunten met de Kempense toponymie

2.1. De Lommelse nederzettingsgeschiedenis

In tegenstelling tot de nederzettingsgeschiedenis van Haspengouw, waar alle gronden in de Vroege Middeleeuwen tegelijkertijd werden ingenomen, heeft de nederzettingsgeschiedenis van de Kempense dorpen eerder

[pagina 3]
[p. 3]

een dynamisch karakter. In Zuid-Limburg lag m.a.w. vanaf het begin het aantal nederzettingen reeds vast. Al deze vroegmiddeleeuwse kernen ontwikkelden zich tot parochies en dorpen. In de Kempen daarentegen voltrok zich de bewoningsgeschiedenis in verschillende fasen. De oudste laag nederzettingen is er even vroegmiddeleeuws als in Zuid-Limburg; de concentratie is er op de zandgronden minder dicht dan op de zuidelijke lössgronden. Vanwege de veel geringere economische draagkracht waren er in de Kempen ook veel meer entiteiten nodig om in het onderhoud van een pastoor te voorzien en zo een parochie te vormen.

 

Ook in Lommel krijgen we een ontwikkeling in verschillende stadia:

 

2.1.1. Eerste woonkernen: Kattenbos, Lommel, Lutlommel, Heuvel (vrije boeren uit de ‘villa’ van Ansfried).

 

2.1.2. Laatmiddeleeuws: Einde, Wijerken, Heide, Eltenbos-Vrijshorring, Adelberg-Dodeven.

 

Deze 9 kernen ontstonden op het meer vruchtbare, humusrijke centrale plateau; het zgn. ‘Hoog Lommel’.

 

2.1.3. 1800-1850: Kerkhoven, Barrier, Stevensvennen, Kolonie.

 

Deze waren ontginningen op privé- en overheidsinitiatief.

 

2.1.4. 1900: Werkplaatsen, Klein Duitsland, Glasfabriek

 

Gehuchten die hun ontstaan te danken hebben aan de industrialisering van de Limburgse Noorderkempen na 1900.

 

2.1.5. 1960: Balendijk, Hezerbergen, Kleine Landeigendom.

 

Wijkinplantingen als gevolg van de demografische en economische hoog-conjuctuur.

[pagina 4]
[p. 4]

2.2. De aard van de oudste nederzettingsnamen

In stricte zin kunnen we de oudste laag van de Kempense nederzettingsnamen niet als zodanig beschouwen, maar zijn het voor het overgrote deel natuurnamen. Ze verwijzen naar de hydrografische gesteldheid, het reliëf, de vegetatie. Deze primaire namenlaag geeft ons dan ook een beeld van het vroegmiddeleeuwse landschap in de Kempen.

 

In Haspengouw daarentegen kunnen we spreken van nederzettingsnamen in de echte zin van het woord. Het zijn namen op -ingen, -hoven en -heem, die we in de Kempen zeer sporadisch aantreffen.

 

Laten we even de 2 oudste lagen van nederzettingsnamen onder de loupe nemen.

-Lommel, Lutlommel: loofbosbegroeiing, lo-namenGa naar eind3
-Katttenbos, Eltenbos: bosGa naar eind4
-Heuvel, Adelberg: verhevenheidGa naar eind5
-Wijerken, Dodeven: waternamenGa naar eind6
-Einde: afgezonderde nederzettingGa naar eind7
-Heide: afgezonderde nederzettingGa naar eind8
-Vrijshorring: samenstelling van horring = hoek + persoonsnaam.Ga naar eind9

Zeer gering in aantal zijn daarentegen in de Kempen de volwaardige nederzettingsnamen met:

-een psn. als eerste lid (uitgang -ingen): Beringen, Gerdingen, Kuringen, Geistingen
-een bestanddeel als tweede lid dat op bewoning wijst:
-heem: Zelem, Boorsem, Stokkem, Rotem, Ellikom, Erpekom, Zelm, Millegem
-hoven: Veldhoven (Bocholt), Veldhoven (Eindhoven), Riethoven

Volwaardige nederzettingsnamen komen m.a.w. in het westelijke deel van het Kempens Plateau niet voor. Dit wijst op een aanvankelijke pleksgewijze bewoning, in tegenstelling tot een meer geconcentreerde bewoning in HaspengouwGa naar eind10.

[pagina 5]
[p. 5]

2.3. De grote rol van de persoonsnaam in de plaatsnaamgeving

Opvallend is in de Kempense landbouw de grote rol die de eigengeërfde boer vanaf de Middeleeuwen heeft gespeeld. Dit is in Lommel eveneens het geval geweest. Plaatselijke boeren verwierven tegen een jaarlijkse cijns woeste grond (de zgn. ‘uitvangen’) van de hertog van Brabant. Anderzijds zullen ook de Noordbrabantse familie Spierinc en de abdij van Averbode tegen een jaarlijkse, eeuwigdurende cijns aan de Lommelaren gronden overmaken.

 

Door de afwezigheid van adellijke families die het landbouwareaal monopoliseerden, geraakten en bleven ook de gronden in handen van lokale ontginners. Dit verschijnsel heeft zijn invloed gehad op de naamgeving. Bezitsaffirmatie is m.a.w. in de Kempen en in Lommel een belangrijke naamgevingsfactor geweest.

 

716 pln. van het hele bestand van 2572 toponiemen bevatten een psn. (vn., fn., beroepsnaam, bijnaam), wat 28% betekent:

-604 pln. (23,5%):
*Persoonsnaam + appellatief:
1.Voornaam: Bettevennen, Bastensland, Miekesveld
2.Familienaam: Hanegreefsakker, Knapenhoef, Hammensland
3.Voornaam + familienaam: Jan Jorisakker, Peter Muijserf, Jakob Engelenveld
*Beroepsnaam (of titel) + appellatief:
-Officiersakker, Secretarisakker, Teppersland
-112 pln. (4,5%) behoort tot het type pln. gevormd door het bepaald lidwoord + persoonsnaam, die dikwijls bij de vorming tot toponiem en vormwijzijging onderging:
-Van voornaam afgeleid
De Lindert, De Mette, Den Har, De Katrienekes
-Van beroepsnaam of titel
Den Baron, Den Koopman, De Schutter, De Venger, De Voerman(sakker)
-Van bijnaam
Den Duitsen, de Waaltjes
[pagina 6]
[p. 6]
-Van familienaam (met of zonder lidwoord)
Maltes (Maltus), Van Leemput, Kerkhoven, De Boei, Den Bommel, De Luister, De Pereboom, De Rom, Den Teundert
-Van familienaam + voornaam
Rooien Hannes (Van Roy Johannes), Bellemans Mieken (Maria Bellemans)

Opvallend is het feit dat de associatie tussen plaats en persoon hoofdzakelijk voor veldnamen heeft gewerkt en niet voor boerderijnamen. Deze soort van naamgeving treffen we daarentegen vrij veel in het Oosten van de Limburgse Kempen aan, vooral in kleine gemeenten.

Kaulille: 36 - Kleine Brogel: 21 - Neerpelt: 13 - Overpelt: 4
Cf. Kaulille: Hendrijck Bierkens, 1590; Een boereplaats genaemd de Bierkens, 1864Ga naar eind11.

Het is hier niet duidelijk of dit naamgevingstype gemakkelijker in een klein agrarisch milieu ontstaat dan wel of hier de eeuwenlange band tussen boerderij en eenzelfde familie heeft gespeeld. Mogelijk was de demografische mobiliteit in Lommel na 1600 groter dan elders in de Limburgse Kempen (omvang van de Teutenhandel, toenemende immigratie op het einde van de 18de eeuw en begin van de 19de eeuw).

2.4. De naamgeving van de woeste gronden en het cultuurland

- Woeste gronden

 

Het in de Limburgse Kempen zeer verspreide VROENTE komt in Lommel enkel als appellatief voor. In Overpelt daarentegen verschijnt het massaal als toponiem (afgeleid van Mnl. ‘vroon’ = ‘heerlijk, van de heer’; vandaar: ‘heidegrond in gemeenschappelijk gebruik’Ga naar eind12.

Cf. de vroent tot Loemel, 1331Ga naar eind13.

Ook AARD komt in Lommel weinig voor, maar dit woord is dan weer sterk verspreid in de Antwerpse Kempen.

Cf. vicini de fine vande arde, 1340Ga naar eind14.
[pagina 7]
[p. 7]

Veelvuldig daarentegen geattesteerd is in Lommel GEMEENTE, dat zich het best heeft doorgezet in Noord-Brabant.

Cf. op de heyde en (de) gemeynte van Loemel, 1470Ga naar eind15.

Als laatste verwijzing naar de gemeenschappelijke heidegronden is er natuurlijk heide, dat na 1600 de meest gangbare benaming is geworden.

Cf. neue(n) tsant ter ghemeyne heyden waert, 1397Ga naar eind16.

- Bouwland

 

In het centrale gedeelte van de Kempen is akker de meest gangbare benaming voor het bouwland. Het verwijst aanvankelijk naar het gemeenschappelijk bouwland van een nederzetting. Op dit gemeenschappelijk ontginningskarakter duidt nog de volgende attestatie:

in parochia de loemel in communibus agris, 1507Ga naar eind17.

In Lommel verwijzen dus de oude akker-toponiemen naar grote blokken cultuurland bij de oudste nederzettingen (m.a.w. in Hoog-Lommel). Het vormt een open akkercomplex bestaande uit drie delen:

Vaarakker - Mudakker - Zeptakker

Vanaf de Late Middeleeuwen krijgt ‘akker’ de secundaire betekenis van ‘perceel akkerland’.

 

Interessant voor de grenspositie die Lommel inneemt is de benaming van de omheinde particuliere percelen akkerland, die na de Middeleeuwen zijn ontstaan en onttrokken werden aan de ‘gemeynt’ of gemeenschappelijke heide. Vanwege hun privé-ontginningskarakter werden deze percelen omsloten met een gracht, langs beide zijden begroeid met eiken hakhout, dat als brandstof en als bescherming tegen stuifzand diende.

-KAMP: zeer verspreid in het oostelijk deel van de Limburgse Kempen, in mindere mate in Noord-Brabant, als appellatief slechts eenmaal geattesteerd in Lommel. In de Antwerpse Kempen komt het niet voorGa naar eind18.
-LOOK: komt vrij veel voor in het westelijk deel van de Limburgse Kempen, zeer verspreid in Lommel (40 maal): Look (12 maal)
-Leuken (26 maal) - Leukske (2 maal)Ga naar eind19.
[pagina 8]
[p. 8]
-BLOKSKE: 3 maal als simplex. Blook is verder vooral verspreid in Midden-LimburgGa naar eind20.
-BOCHT: nomen afgeleid van ww. (cf. het Ndl. ‘buigen’); van daar ‘buiging’, ‘gebogen vorm van omheining’, ‘omheining’. In de landbouwtaal met de volgende betekenissen: ‘afgesloten ruimte voor schapen en zwijnen, een met staketsel omheinde ruimte, huisweide of akker’.
In de toponymie van Brabant zeer verspreid als aanduiding van ‘een door heggen en aarden wal afgepaald stuk land’.
Cf. attestaties in Lommel:
-‘het aangelag genaamd den dries of hoenderbocht’ 1794Ga naar eind21.
-‘...den selven bocht plach rontsomme wel in houtgraften staende omheympt te syn die nu vervallen syn...’ 1611Ga naar eind22.
Dat het het in de toponymie vooral gaat om particuliere ontginningen in de heide, blijkt uit:
-‘bocht genoemt het heijken’Ga naar eind23.
In Lommel: 3 maal als plaatsnaam; in het Naamkundig Repertorium in Limburg in Maaseik en LummenGa naar eind24.
Bocht is echter vooral verspreid in de prov. Antwerpen en Noord-Brabant: in Bergeyk (bij Eindhoven) vormen de bocht-namen 10% van het hele namenbestandGa naar eind25.

3. Karakteristieke bestanddelen in de Lommelse plaatsnamen

3.1. De aanduiding van de lokale bestuurseenheid: zavel

De meest gangbare benaming in de Kempense zanddorpen voor de lokale entiteiten waren ‘gehucht’, in mindere mate ‘rot’ of ‘hoek’.

 

Als aanduiding van de lokale nederzettingen die Lommel op het einde van de Middeleeuwen kende, kwam naast ‘gehucht’ vooral het woord ‘zavel’ voor.

Cf. door het zaevel van luttelommel, 1770
het zaevel van den huevel, 1770
het zavel van de vrijshoring, 1785
[pagina 9]
[p. 9]
onder het zavel van het eijnde, 1785
het zaevel van de heijde, 1785
het zavel van cattenbosch, 1785
in de Hees onder 't savel vant dorp, 1789
het savel vanden adelberg en hoven, 1789Ga naar eind26.

Hoe is dit ietwat bevreemdende appellatief voor die lokale kernen te verklaren? ‘Zavel’ en ‘zand’ zijn de gewone benamingen voor de voor de Kempen zo typische zandvlakte met de witte en gele kwartszanden. Uit de oorspronkelijke bet. van zand heeft zich - en dit enkel in Lommel - die van ‘buurtschap, woonkern, gehucht’ ontwikkeld. De (Hollandse) dorpssecretaris laat hierover in 1770 geen twijfel bestaan: ‘... het savel dat zijn de inwoonders van haar gehugt’Ga naar eind27. Deze betekenisuitbreiding is vanwege de plaatselijke fysisch-geografische omstandigheden gemakkelijk te begrijpen. Geregeld moest immers de strijd worden aangebonden tegen zandverstuivingen, die door het onoordeelkundige plaggen van de heide het akkerland teisterden. Echo's hierover vangen we op bij de Noordbrabantse geschiedschrijver Ackersdijk (1808):

 

‘... gelijk de Meijerijsche dorpen in rotten en herdgangen verdeeld zijn, en over dezelfde rotmeesters gesteld, zoo noemt men te Lommel die afbeeldingen Zavels en de hoofden derzelven Zavelmeesters, een benaaming, welke haar oorsprong schuldig schijnt te zijn aan een oude gewoonte, te weeten: het vervliegen der zandbergen in de heide bracht dikwijls aan bouw- en weilanden groote schade toe, en midsdien, wanneer er zandbergen in de heide los en aan het verstuiven raakten, kwamen de luiden van 't naburig rot, of 't geen aan de beurt lag, te zaam, en stelden middelen, om zulks te beletten, in 't werk, 't geen de naam had van zand of zavel stoppen, en hier van werd de rotmeester, die daar over het opzigt had, zavelmeester en zijn rot het zavel genoemd...’Ga naar eind28

3.2. Uitvang

Deze plaatsnaam moeten we situeren in de laatmiddeleeuwse sociaal-economische geschiedenis van de Kempen, en meer bepaald van de Antwerpse Kempen, waarbij Lommel eveneens aansluit.

[pagina 10]
[p. 10]

Het woord ‘uitvang’ heeft betrekking op de privatisering van de woeste gronden. Toen in de loop van de 13de en de 14de eeuw de Brabantse hertogen de heide aan de dorpen uitgaven, konden deze hieruit stukken woeste grond aan de plaatselijke boeren verkopen. Hiervoor moest jaarlijks echter aan de hertog een grondcijns worden betaald. De hele administratie die met deze inbezitneming gepaard ging, kunnen we in Lommel volgen in de cijnsboeken vanaf 1340. De grootste landhonger deed zich blijkbaar in de 15de eeuw voor.

 

Deze geprivatiseerde percelen werden in Lommel steeds met het appellatief ‘uitvang’ aangeduid; het woord is daarna als toponiem versteend geraakt en als dusdanig nog bekend in de volksmond.

 

Betekenis:

Mnl. ute - vaen: ‘buiten’ (het bereik) - vaen ‘vangen’. Dus: ‘wat buiten het bereik van het individu ligt’, grond van de gemeenschap’. Later: de benaming van de percelen die privaat bezit werden.
Cf. Helsen: ‘stuk grond van beperkte uitgestrektheid, gelegen meestal voor huizen, dat van gemeentegrond in privaat gebruik is overgegaan om er een schob, schuur of stal op te timmeren, druivelaars op te kweeken of er boomen te plaatsen, waarvoor particulieren dan nog lang een cijns moeten opbrengen’Ga naar eind29

Lokalisering:

Helsen situeert de geprivatiseerde uitvangen als bij de woning gelegen percelen, wat o.m. uit volgende attestatie blijkt in Lommel:
‘... de utevanc ante domum suum’, 1340Ga naar eind30.

In Lommel werden echter veel meer uitvangen uitgegeven die op een grote afstand van de nederzetting lagen:

-de 25 virgate wtfang...sit. ad locum dictum aen geen loeck, 1497;
-de 50 virgate vutfang ... biden hogen cattenbosch aenden gheerkens poell, 1497;
-de tribus partibus uni bonar. utfangs ... ad locum dictum die rietmate, 1497.
[pagina 11]
[p. 11]

Het gaat hier dus telkens om percelen uit een groot complex uitgegeven, dat zeer ver van de bestaande gehuchten lag.

De 2 belangrijkste complexen in Lommel: Wijerkense Uitvang (32 ha) en Eltenbosser Uitvang (17 ha).

 

In de Noordbrabantse Kempen komt ‘uitvang’ geïsoleerd voor. Verwant met het Brabantse ‘uitvang’ is het in de Limburgse Kempen zeer verspreide ‘vurrit’, afgeleid uit Mnl. ‘vorehovet, voorhoot’ met verdoffing van het 2de lid en palatalisering van o. ‘Vurrit’ betekent dus letterlijk ‘wat voor de boerenwoning (tegen de straat) ligt’.

3.3. Maai - maat

Een toponiem met voor Lommel een wel zeer specifieke betekenisinhoud.

 

Maai, maat horen bij het ww. maaien en worden dus algemeen geïnterpreteerd als ‘land waarvan gras gemaaid wordt, grasland, hooiland’.

 

Made, maai, maat komen zeer verspreid in de Kempen voor en krijgen overal de betekenis van ‘grasland dat gemaaid wordt’.

 

In Lommel - en o.i. ook elders - moet echter de betekenis veel ruimer gezien worden als deze die door de meeste auteurs wordt opgegeven. Betekenisvol is wat A. Bach hierover zegt: ‘Das Wort Matte und seine Varianten meinte in alter Zeit wohl nicht ‘Mahdwiese’ sondern schlechthin ‘Land das gemäht wird’Ga naar eind31

 

Deze visie blijkt in heel wat gevallen in Lommel te kloppen. De meeste maai-toponiemen zijn inderdaad te situeren in gebieden waarvan de terreingesteldheid (bodem, begroeiing) in het verleden op alles behalve hooiland duidt.

 

Attestaties:

-beempt genaempt de pelters maeyen, 1712Ga naar eind32;
-...dat hij over lange jaren heeft heij staan meijen ontrent de groene maij, 1765Ga naar eind33;
-een sille en vyfftig moerlants gelegen opde maye, 1628Ga naar eind34;
[pagina 12]
[p. 12]
-may of moervelt gelegen ter plaetse genaempt de may onder lommel, 1734Ga naar eind35;
-heyde bekent onder de naam van overmaai, 1836Ga naar eind36

Enkel in het eerste geval heeft maai betrekking op hooiland. In alle andere gevallen worden hiermee natte heigronden aangeduid.

 

Verspreidingsgebied van de Lommelse Maaien:

-Gemeentemaai - Hoevermaai - Overmaai: 154 ha met hierin honderden perceeltjes heide en moerasgrond; de veenlaag gaat zeer diep; op sommige plaatsen tot 125 cm.
-Oude Maai - Groene Maai: een gedeelte van de vroegere Heuvelse Heide, waarop zowel Bergeyk als Lommel aanspraak maakten.
-Hoge Maat: 604 ha!
-Hakmeiten: in verband te brengen met het loshakken of ‘vlaggen’ van heidezoden met de hakselhak.

De Lommelse maaien waren dus op de eerste plaats heidegebieden die hun betekenis hadden voor de plaatselijke potstaleconomie.

3.4. Dam

Dam betekent zoveel als ‘verhoogd voetpad langs het water’. Als toponiem daarom zeer verspreid in Nederland, maar het komt zelden in de Kempen voor. Een dam is er te onderscheiden van een dijk, die ‘een verbindingsweg tussen dorpen of gehuchten door de hoge heidegronden’ vormtGa naar eind37.

 

In Lommel krijgt dam de betekenis van een ‘opgehoogde weg met een breedte van ongeveer 3 meter door een moerassig gebied’.

 

Het woord heeft dus een zeer specifieke betekenisinhoud. Opvallend is het feit dat het toponiem ‘dam’ enkel voorkomt in het zuiden van de gemeente, in het gebied van de Gemeentemaai, Hoevermaai en Overmaai.

 

De oorspronkelijke betekenis blijkt nog uit:

‘een moervelt gelegen in de maye reenende deen zyde aen seecker damme oft vaerwech aldaer’, 1628Ga naar eind38
[pagina 13]
[p. 13]

Het eerste lid verwijst

-naar aard en ligging: Gaffeldam, Halve Dam, Hoog Damke, Korte Dam, Kromme Dam, Plattedam;
-naar aanpalende eigenaar: Armendam (Armenbestuur), Klessensdam, Olmsdamke, Smoldersdam.

3.5. Klachtloop

De meest gewone benaming voor een kleine waterloop zijn in Lommel en in de hele Kempen ‘loop, beek, rijt, vliet...’.

 

Klachtloop komt blijkbaar als waternaam in de hele Kempen en in het stroomgebied tussen Dijle en Nete voor. Het is evenmin terug te vinden in het Naamkundig Repertorium. Ook in Noord-Brabant blijft het achterwege.

 

In Lommel verwijst het naar 4 kleine waterlopen, die nochtans van levensbelang waren voor de ontwikkeling van enkele nederzettingen:

-akker genaamd den berg of haagdoorn gelegen aan de heide, ten zuiden den klagtloop, 1822 (Hondshoevenloop);
-akker, genaamd den Zeptakker, ten zuiden klagtloop, 1822 (Einderloop);
-noord den klagtloop, 1817 (Elzenloop);
-Klag Loop, 1845 (Hezerloop)Ga naar eind39

De betekenis van het eerste deel moet in de juridische taalsfeer worden gezocht en staat in verband met het onderhoud van de beken en met de inspectie hierop door de dorpsoverheid. Dit onderhoud was ten laste van de aangrenzende perceelseigenaar of ‘boordeigenaar’. Hierbij konden er klachten of grieven rijzen, wanneer het onderhoud van de waterloop te wensen overliet. In het archief van de Noordbrabantse buurgemeente Bergeyk treffen we nl. stukken aan ‘betreffende klachten over en maatregelen ter verbetering van de waterlossing van rivieren in en om Bergeijk’Ga naar eind40.

 

Ook in Lommel werden ingezetenen die hun deel van de waterloop niet reinigden, door de andere bewoners van de buurtschap beboet. Dit gebeurde door het zgn. ‘uitpanden’, d.w.z. door het wegnemen van een

[pagina 14]
[p. 14]

belangrijk onderdeel van de huisraad, o.m. de koeketel. Cf. ‘....alle de comparanten verklaren dat de gesamentlijke Rotsgesellen steven driesmans daar op hebben gepand volgens het oud gebruijk met een koeijketel uijt sijn huijs te nemen...’Ga naar eind41

 

Tot voor de Tweede Wereldoorlog stond in Lommel de veldwachter in voor de inspectie of de ‘schouw’ van de waterlopen. Aan Klachtloop moet dus dezelfde inhoud gegeven worden als het meer verspreid voorkomende ‘Schouwloop’.

3.6. Stee

Stee is de verkorte vorm van Mnl. hofstede, hofstat en is in Vlaanderen een algemeen gangbare benaming voor ‘grond waarop een hof met bijgebouwen (schuur, stallen) staat’, bij uitbreiding ook ‘de boerenwoning, de boerderij’ (M.W. III, 501-502).

 

In de Kempen is de primaire bet. ‘een stuk land’. Cf. de volgende attestaties voor Lommel:

-pecia terre dye hofstat, 1442;
-stuck lants opde cattenbosch genoempt de hoffstadt, 1629;
-perceel land gelegen alhier op den eltenbosch genaamd de steede, 1796Ga naar eind42.

In Lommel moet de stee beschouwd worden als de nederzettingsvorm bij uitstek. Het hart van elke middeleeuwse woonkern of buurtschap vormden enkele boerderijen langs de straat, rond een open ruimte of een min of meer driehoekig plein. Het eerste stadium was, na de bouw van de woning, de ontginning van de bij de boerderij gelegen dekzandgronden. Het eerste in gebruik genomen akkerland waren opvallend grote blokvormige percelen van 1 tot 2 ha. Van een systematische indeling hoefde er in dit stadium van de nederzettingsgeschiedenis nog geen sprake te zijn en dit vanwege het enorme potentieel aan akkerareaal. De tweede ontginningsfase kwam tot stand met akkers die veel verder van de woning verwijderd lagen en waarbij de stroken nog woeste grond veel nauwkeuriger werden afgebakend. Hierdoor ontstond het Kempense type van de langrepelakker, in Lommel doorgaans aangeduid met pln. Lange Voren.

[pagina 15]
[p. 15]

Stee slaat dus op grote percelen akkerland, onmiddellijk achter het aangelag en de tuin gelegen. Het wordt ook steeds met het intern-lokaliserende voorzetsel ‘in’ verbonden, in tegenstelling tot akker, dat naast ‘in’ ook aan het isolatieve ‘op’ wordt gekoppeld.

 

In Lommel hebben we 78 stee-toponiemen (simplex) kunnen lokaliseren. Ook in Noord-Brabant komt het vrij veel voor. In de Limburgse Kempen daarentegen veel minder (wel de door syncope uit ‘hofstee’ ontstane vorm ‘hostie’). Daar zijn echter ‘huisveld, huisblok en huiskamp’ de meest gangbare benamingen voor de achter de boerderij gelegen percelen akkerland.

3.7. Veldnaam afgeleid van voornaam met vooropgeplaatste collectiefhaam

We beëindigen dit lang niet exhaustieve overzicht met een interessant naamgevingstype, dat elders zelden (nog) wordt aangetroffen en dat in Lommel in de persoonsnaamgeving (toenamen) in heel wat relictvormen is bewaard gebleven. Het betreft enkele veldnamen, afgeleid van een voornaam met vooropgeplaatste gegenitiveerde collectiefnaam.

 

Enkele gevallen in de plaatsnaamgeving

-weiland gelegen in de leuken genaamd de leuk van Linsengond, 1851;
-een perceel bouwland genaamd veld van louwkens mieke, 1851;
-weiland gelegen in de leuken genaamd danensgriet, 1851;
-stuck lant gelegen in de acker genaemt Ploegh Jaens stede, 1708;
-bouwland genaamd Pruikhein, 1858Ga naar eind43.

In alle gevallen bestaat de pln. uit een vn. als tweede lid, voorafgegaan door fn., andere vn., huisnaam, of beroepsbijnaam.

 

In de persoonsnaamgeving kwam dit patroon met vooropplaatsing zeer verspreid voor:

-Jan Oijen alias Esel Jan, 1719;
-Francis Jansen, alias moesel sus, 1788;
-bouwland gelegen in het ven, afkomstig van patersjan, 1856Ga naar eind44.
[pagina 16]
[p. 16]

Dit naamgevingstype is enkel mogelijk, wanneer tussen de beide delen van de toenaam nog een duidelijk gevoelde relatie bestaat. Deze relatie slaat op de afkomst, de woning of de activiteit die men ontplooit.

 

- Afkomst: VOORNAAM + VOORNAAM

-Beikesdriekske: Beike (dim. van Beije, ontronde vorm van Boije (Boidin, Boudin) + Driek (Hendrik)
-Doreskesgon: Theodoor en Aldegonde
-Kebbespeer: Keb, ontronding van Kup (Jacob) en Petrus
-Kupkesgriet: dim. van Jacob en Margriet
-Heldestee: Held (Hildebrand) en vn. Theodora

- Afkomst: FAMILIENAAM + VOORNAAM

-Dekkersmus: fn. Dekkers + vn. Anselmus
-Koksesjaantje: fn. Cox + vn. Adriaan
-Kuilderstes: fn. Cuylaers + vn. Matthijs
-Poortersheintje: fn. Poorters + vn. Hendrik

- Herkomst: (WONING, PLAATS) + VOORNAAM

-Hutmie: hut = ‘schamele woning’ + vn.
-Kruiskesmie: herbergnaam (‘Het Kruiske’) + vn.
-Schansjan: woonplaats, bij schans gelegen
-Sleutelpeer: herbergnaam ‘De Sleutel’

- Beroep: BEROEPSBIJNAAM + VOORNAAM

-Bessemlies: beroep van familie; moeder was bezembindster
-Kalverpeer: beroep van veehandelaar
-Kuipersdriek: beroep van tonnenmaker
-Kiezelkees: beroep (vervoer van grind voor de aanleg van kiezel-wegen)
-Pekdrieske: pek: zwarte, kleverige stof waarmee garen van schoenmakers werd bestreken
-Potsus: handelaar in ‘potten’ of aardewerk: cf. 19de-eeuwse bevolkingsregisters, met vermelding van het beroep van ‘pottenkruyer’
-Smaatkoob: smaat = smout; smout- of olieslager
-Voddefrans: opkoper van lompen
[pagina 17]
[p. 17]

- Verdwijning van het nominale patroon met vooropplaatsing

 

In alle gevallen verwijst de verbinding met vooropplaatsing naar een overleden generatie van autochtone Lommelaren.

 

De vooropplaatsing met vn. of bijnaam is in de jongste decennia vervangen door een verbinding, al of niet met het vz. ‘van’. Cf.

oude generatie jonge generatie
Beikesdriekske Suska van Beike
Boerkesjanneke Harrie van Boerke
Bokjaan Fons van den Bok
Kruiskesmie Mie van het Kruiske
Kuipersdriek Jef van de Kuiper
Nollekestrien Trien van Nollen
Pekdrieske Dolf van de Pek
Sleutellies Fons van de Sleutel
Voddefrans Anna Vod, Anna van de Vod

4. Besluit

Het zou vergezocht zijn het Lommelse naamkundige materiaal een eiland-karakter te geven. Een aantal plaatsnamen blijken een specifiek Lommels karakter te hebben (Klachtloop, Zavel); andere komen elders voor, maar hebben in Lommel hun eigen betekenisinhoud (Maai, Stee, Uitvang, Dam). Ook de persoonsnaamgeving met vooropplaatsing lijkt een sterk relictkarakter te hebben. In elk geval wordt hiermee de waarde van een monografische studie nog maar eens onderstreept, omdat met kleinschalig onderzoek de ‘naam’ veel beter vanuit verscheidene, ook niet-taalkundige invalshoeken aan de ‘zaak’ kan worden gekoppeld. Hopelijk komt het plaatsnaamkundig onderzoek, vooral in Noord-Brabant, wat meer van de grond. Enkel in dit laatste geval zal een vergelijkende studie voor de hele Kempense regio een echt wetenschappelijke onderbouw kunnen krijgen.

 

Victor MENNEN

[pagina 18]
[p. 18]

Afkortingen van gebruikte archieffondsen:

-A.A.A.: Archief van de abdij van Averbode.
-B.P.: Stadsarchief van 's-Hertogenbosch, Bossche Protocollen.
-B.R.: Rijksarchief van Noord-Brabant ('s-Hertogenbosch). Archief van de Raad en Rentmeester-Generaal.
-P.: Archief van de abdij van Postel. Bundel Lemmel.
-Br.R.: Rijksarchief van Brussel. Rekenkamer van Brabant.
-Br.K.: Rijksarchief van Brussel. Kerkelijk archief.
-H.G.: Rijksarchief van Hasselt. Gichten.
-H.P.: Rijksarchief van Hasselt. Protocollen van Transporten.
-E.: Streekarchief van Zuid-Oost Brabant (Eindhoven). Archief van Bergeyk.
eind1
Verschenen in Mededelingen van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde, nr. 25, 1985, 175.
eind2
Zie KNAEPEN R. (1990) Het geografisch profiel van Lommel. In: Door het zand getekend. Bijdragen over landschap en verleden van de Kempense grensgemeente Lommel. Lommel, 2-3.

eind3
Cf. de oudste vormen van de namen Lommel (Lummele, A.A.A. Sectie I, charter 106, anno 1227) en Lutlommel (Luttellumele, A.A.A. Sectie I, charter 403, anno 1293).
eind4
Vgl. johan van den cattenbossche, P., charter 3, anno 1346; aen gheen elten bosch, Br.R., nr. 45043, f. 135r, anno 1429.
eind5
Vgl. opte(n) ayerberch, B.P., nr. 1211, f. 84r, anno 1441; vanden houel, Br.R., nr. 45038, f. 54r, anno 1340.
eind6
Vgl. aen gheen dode ven(n)e, Br.R., nr. 45043, f. 135r, anno 1429; aen gheen widerken, id., anno 1429.
eind7
Vgl. in pascua(m) dicta(m) tghene(n) eynde, B.P., nr. 1197, f. 153r, anno 1426.
eind8
Vgl. aen gheen heyde, B.P., nr. 1209, f. 220, anno 1439.
eind9
Vgl. opten wreyshorninck, B.P., nr. 1274, f. 52v, anno 1505.
eind10
Dit wordt onder meer bevestigd door het in de Noordbrabantse Kempen gedane onderzoek van F. Theuws uit Bergeyk.
eind11
Zie hiervoor het artikel van MOLEMANS J. (1970) Van persoonsnaam naar toponiem. In: Naamkunde, nr. 2, 192-207.

eind12
Zie VERDAM (1932) Middelnederlandsch Handwoordenboek. 's Gravenhage, IX, 1412.
eind13
Br. K., nr. 5020, f. 85, anno 1331.
eind14
Br.R., nr. 45038, f. 56r, anno 1340.
eind15
Br.K., nr. 5074, f. 10r, anno 1470 (copie dd. 1604).
eind16
A.A.A. Sectie I, charter 1118, anno 1397.
eind17
B.P., nr. 1277, f. 149r, anno 1507.
eind18
Zie hiervoor het artikel van MOLEMANS J. (1970) Kamp en look in een menggebied. In: Naamkunde, nr. 2, 13-33.
eind19
Cf. MENNEN V. (1987) Toponymie van de vrijheid Lommel, Onuitgegeven doctorale dissertatie, Leuven.
eind20
Cf. MOLEMANS J. (1970) Kamp en look in een menggebied. In: Naamkunde, nr. 2.
eind21
H.P., nr. 38, f. 19r, anno 1794.
eind22
A.A.A., Lias 70, anno 1611
eind23
B.R., nr. 148, f. 74v, anno 1662.
eind24
MENNEN V. (1987) o.c., Glossarium, 90-91.
eind25
Vriendelijk meegedeeld door dhr. Daniël Van Gheluwe, die het Bergeykse toponymische materiaal heeft geïnventariseerd.
eind26
Bronnen: notariaat A. Van Velsen, annno 1770, minuut 43; H.G., nr. 16, f. 33v, anno 1785; H.G., nr. 17, f. 64v, anno 1789.
eind27
H.G., nr. 12, f. 78r, anno 1770.
eind28
ACKERSDIJCK W.C. (1807) Korte beschrijving van het dorp Loemel en deszelfs omtrek. Nijmegen, 15-16.

eind29
HELSEN J. (1935) Rond het woord uitvang. In: Mededelingen, uitg. door de Vla. Top. Ver. te Leuven, Bijlage 6, 5.
eind30
Br.R., nr. 45038, f. 55v, anno 1340.

eind31
BACH A. (1953) Deutsche Namenkunde, II, 1-2. Die deutschen Ortsnamen, Heidelberg, 378.
eind32
H.P., nr. 27, f. 235, anno 1712.
eind33
E. Archief van Bergeyk, 49a, anno 1765.
eind34
Br.R., nr. 50876, f. 25r, anno 1628.
eind35
H.G., nr. 7, f. 139r, anno 1734.
eind36
Notariaat van Breugel, anno 1836, minuut 15.

eind37
Slechts korte stroken van deze vroegere toegangswegen zijn in de Maai van Kerkhoven nog bewaard gebleven.
eind38
Br.R., nr. 50876, f. 38r, anno 1628.

eind39
Notariaat Van Breugel, anno 1822, min. 44; id., anno 1822 min. 61; Lommel, Gemeentelijk Archief, reg. 2, f. 112v, anno 1817; Lommel, Gemeentelijk Archief, Buurtwegenatlas, 1845.
eind40
E. Archief van Bergeyk, nr. 1752.
eind41
H.G., nr. 18, f. 26r-27r, anno 1788.

eind42
B.P., nr. 1211, f. 204v, anno 1442; B.R., nr. 147, f. 108v, anno 1629; H.G., nr. 19, f. 13v, anno 1796.

eind43
Notariaat Daels, anno 1851, min. 20; id., anno 1851, min. 111; id., anno 1851, min. 20; H.P., nr. 27, f. 28, anno 1708.
eind44
B.R., nr. 151, f. 114r, anno 1719; H.G., nr. 17, f. 24v, anno 1788; Notariaat Alen, anno 1856, min. 96.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken