Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten (1762)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten
Afbeelding van Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het nut der tegenspoeden, brieven en andere gedichten

(1762)–Lucretia Wilhelmina van Merken–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 313]
[p. 313]

Nachtgepeinzen.

 
D e vaale schaduw spreid haar vlerken,
 
En houd op onzen aardbol wacht,
 
Op 't nadren van den stillen Nacht;
 
Die, eer wy zynen invloed merken,
 
De zorg en 't hartewee verzacht.
 
 
 
Terwyl de bleeke schemeringen
 
Verschynsels vormen in het woud,
 
Daar 't windje met de golfjes trouwt
 
De traage beekjes fluistrend zingen,
 
En stille Rust haar' zetel bouwt;
 
 
 
Luikt Slaapzucht met fluweelen handen
 
Elks oogen, van het licht vermoeid,
 
En streelt de moede leên, en boeit
 
Elk op de koetse aan zachte banden,
 
Terwyl de kracht door 't sluimren groeit.
 
 
 
De zon, beneên de kim gezonken,
 
Maakt plaats voor 't flaauwe licht der maan,
[pagina 314]
[p. 314]
 
En duizend duizend breede paên
 
Voor heldertintelende vonken,
 
Die al den kreits der lucht, beslaan.
 
 
 
Het pluimgedierte staakt zyn zingen,
 
Het vee herkaauwt geen voedzaam gras,
 
Het vischje sluimert in den plas,
 
En weeft geen kringen meer by kringen
 
Al danssende op het vloeijend glas.
 
 
 
De Landman, moede van zyn slaaven,
 
Vlyd de afgematte leden neêr;
 
De nyvre burger draaft niet meer;
 
De rykdom ligt in slaap begraaven,
 
En dienstbaarheid erkent geen' heer.
 
 
 
't Rust alles wat zich roert in vrede,
 
Als had men nooit van twist gehoord,
 
De krygsklaroen blaast brand noch moord;
 
Zelfs 't bloedig zwaard slaapt in de schede:
 
Och! wierd zyn sluimring nooit gestoord!
 
 
 
Ons huis, bestormd door tegenspoeden,
 
Dat zuchtend 's Hemels roede kust,
[pagina 315]
[p. 315]
 
Ziet ook zyn smart in slaap gezust;
 
De Rampen laaten af van woeden,
 
Op 't lief gezicht der stille Rust.
 
 
 
Slechts ik, door deernis aangedreeven,
 
Ik waak, en tors myn drukkend kruis,
 
En wensch dat geen gevreesd gedruis
 
De rust stoor die Gods gunst wil geeven
 
Aan ons zo fel bestreeden huis.
 
 
 
Och! schiep, na zo veel bange dagen
 
En lange nachten vol verdriet,
 
De Algoedheid, die ons lyden ziet,
 
Eens in ons taai geduld behaagen!
 
Och! drukte ons zo veel onheils niet!
 
 
 
Dan waar' myn hart de rust beschooren,
 
Die 't nu, helaas! in schyn vertoont;
 
Dan wierd ons huis met heil bekroond:
 
Dan zou men lofgezangen hooren
 
In tenten daar de Droefheid woont.
 
 
 
ô Nacht! wat zaagt gy, uit myn sponden
 
Al traanen, zuchten en geklag,
[pagina 316]
[p. 316]
 
Met zorg gesmoord by heldren dag,
 
In stilte naar omhoog gezonden,
 
Als my geen sterflyk wezen zag!
 
 
 
Getuige myner stille smarte,
 
Wat heb ik, in uwe eenzaamheid,
 
Myn hart en oogen uitgeschreid!
 
Maar ook, hoe dikwerf wierd myn harte,
 
In u, met rust en troost gevleid!
 
 
 
Wanneer 't barmhartig Alvermogen
 
Myn zwak vertrouwen bystand bood;
 
Myn ziel deed hoopen in den nood;
 
Of, door uw zachte hand, myne oogen,
 
Vermoeid van 't weenen, gunstig sloot.
 
 
 
Laat dan myn lier u welkom zingen,
 
ô Nacht! door wien de rouw bedaart;
 
Verkwikker van de vaakrige aard',
 
Vertrooster aller stervelingen,
 
Met smarte of ongeluk bezwaard.
 
 
 
Al blyft voor myn gezicht verborgen,
 
Of in dit aaklig traanendal,
[pagina 317]
[p. 317]
 
Of in dees nacht, vol ongeval,
 
Het licht van eenen blyden morgen
 
Myn droeve ziel bestraalen zal:
 
 
 
Myn geest, bezadigd neêrgezeten,
 
Wil echter thans, ô stille Nacht!
 
Die 't onheil van ons huis verzacht,
 
Een oogenblik het leed vergeeten
 
Dat my den naasten morgen wacht.
 
 
 
ô Gy, die nachten vormde en dagen,
 
Volmaakte Goedertierenheid,
 
Tot wie myn hart om bystand schreit!
 
Leer my het kruis gelaaten draagen,
 
Dat my tot eeuwig heil bereid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken