Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De donkere bloei (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van De donkere bloei
Afbeelding van De donkere bloeiToon afbeelding van titelpagina van De donkere bloei

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.28 MB)

Scans (5.28 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De donkere bloei

(1926)–Willem de Mérode–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 21]
[p. 21]

Sint Franciscus

 
Hij had de heele schepping lief:
 
Bloemen, Gods onbezorgde kindren,
 
Die vriendlijk troosten, niemand hindren,
 
Wie zijn verdriet ook tot hen hief:
 
De violieren en margrieten,
 
De breede weegbree, 't hooge sprieten
 
Van kattestaart en bloeiend gras,
 
Der tulpen karmozijnen glas,
 
De zoete honingbol der klaver,
 
De roode hitte van papaver,
 
Hij minde hun verscheiden tal,
 
Maar roos en lelie bovenal;
 
De vogels, vagebonden, die
 
Hun kunstelooze melodie
 
Den langen lieven dag verneuren
 
Voor menschenwoon en Godes deuren.
 
De bandelooze nachtegaal,
 
De weeke merel en der vaal
 
Gerokte musschen kort gespetter,
 
Der bonte spreeuwen drok gekwetter,
 
Die loonen met een zoeten kriek
 
Hun eigen luchtige muziek,
 
't Naargeestige gekras der kouwen,
 
Der ijdle raven glinstrend rouwen,
 
En 't overluchtsche hel gesnik
 
Van aarde ontsnapten leeuwerik;
 
De visschen die met zilvren spaan
 
Het kringelende water slaan,
 
Of starend met hun statige oogen
 
Hun prooi verwachten onbewogen,
[pagina 22]
[p. 22]
 
Of springen, flikkrende forel,
 
Als zonnestraal, hoog uit de wel,
 
En kronklen langs de donkre gronden
 
Als grijpelooze gladde zonden;
 
En broeder wind de dartelende,
 
Die tikt aan al de kartelende
 
Blaadjes en zoekt zijn vluchtge buit
 
Brutaal bij alle bloemen uit.
 
O regen, smartenrijke zuster,
 
Wie pleegt ons zieke hart geruster
 
Dan gij, die met een ieder weent,
 
Het zwaarste leed een uitweg leent?
 
O, hoe beminde hij uw tranen,
 
Wanneer gij door de duistre lanen
 
Verzweefde en plots uw witte mist
 
Paars blonk als glanzende amethyst!
 
Maar zon, om u heeft hij geleden,
 
Verrukt gehuiverd en gebeden,
 
Die, glanzend als een bruidegom
 
De poorten uittreedt van Gods dom.
 
Hij heeft in dringend mededoogen
 
Zich binnen uwen ban bewogen
 
En als een maan met zijn gezang
 
Gevolgd uw luisterrijken gang.
 
 
 
Doch meer dan naar zons laaiend vuur
 
Verlangde hij naar 't avonduur.
 
Dan in de schemerende cel
 
Begon het overzalig spel
 
Van vraag en antwoord, en Gods leden
 
Bewogen naar zijn teederheden,
 
En van het splinterige hout
[pagina 23]
[p. 23]
 
Daalde Hij naakt en bleek en koud,
 
En liet Zich van zijn arm omwinden
 
Gelijk een sluimrende beminde.
 
Zijn Hand woog zwaar op tengre hand
 
En stak de dunne palm in brand.
 
Zijn Voet beroerde smallen voet,
 
De wreef ontvlamde in rooden gloed,
 
En in de broze zijde stak
 
Zijn dorre Hand een levend wak,
 
Waaruit de snelle guds van bloed
 
Welde in gewillige overvloed.
 
En, rozen die te bloeien stonden,
 
Blonken de glorierijke wonden,
 
Toen even de alsembittre Mond
 
Zijn eerbied-schuwe lippen vond.
 
 
 
Dan sprak hij: gaaft Gij niet voor mij
 
Uw leven? droefheids mijmerij
 
En Uw jong open lief gezicht,
 
En noest verstand en harde plicht,
 
En liet U pletteren, een zwaar
 
Gekorreld gouden korenaar?
 
O al de wondren der natuur
 
Verbleeken voor Uw wonden puur!
 
Zijt Gij niet als een bloemke zoet
 
Ontloken in mijn mul gemoed?
 
Slaakt Ge niet als een nachtegaal
 
In duistre ziel Uw zoete taal?
 
Gevangen visch zijt Ge in het net
 
Van mijn beminnen uitgezet.
 
Gij zijt de wind, die uit mijn hof
 
Wegblaast 't verstikkend zondestof.
[pagina 24]
[p. 24]
 
Gij zijt de lenigende regen,
 
Gij zijt de zon, de sterke held,
 
Die avontuur voert langs de wegen
 
En schrikkelijk ten oorlog snelt.
 
 
 
En toen hij even had gezwegen,
 
Stamelde hij: Gij zijt de Veege,
 
Die levend onzen dood verzelt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken