Maas-Sluysse meeuwe-klagt,

behelzende verscheide geestelyke gezangen en gedichten met noch een korte aanmerkinge over de tegenwoordigen liefdeloozen tyd, waar inne de ware liefde nauwelyks te vinden is

[p. 221]

Register

Van alle de Liederen van dese Meeuwe-klacht

A

ALs nu den Hooft-man over hondert.	Fol. 38
Ach Heer ick ben bekommert seer.	60
Achab vol afgoderye.	132
Ach ach Iesus mijn waarde.	176
Ach ach wat siet men alle dag	198
Ach hoe placht Maes Sluys te bloeyen.	208

B

Bekeert u O gy menschen kindt.

27

D

Den dag is nu geheel verdweenen.	23
Dancket den Heer seer hoog verheven.	69
Dat's te weten in den Hemel.	156
Daerom dat 'er soo grooten.	184

E

Ey wild aandagtig merken.	54
Een Kananeesche Vrouwe.	128
Een Kananeesche Vrouwe quam.	130
Ete roept het groot gezwier.	160
Ey wild de wereld niet beminnen.	194

G

Gelooft sy God de Heere.	166
God was ons schild, wanneer het wild.	169

H

Het begin heel te dagen.	20
Hoe kost'lijk is O God u woord.	68
Hoort aan al die de Zee bebout.	71

[p. 222]

Het Geloof is een vasten.	178
Hoort aen al die de Zee bebout.	190

I

In 't Iaer van sestien hondert drie-en-tachtig.	1
Ik dank u Heer uyt 's harten grond.	65

K

Komt doch varend volk hoord na dese lesse,

217

L

Lieflijk sijn u wooningen Heer.

143

N

Niet en gaet voor deugden.

213

O

O wat ben ik dankbaerheyt.	11
Och hoe moet men hier al suck'len.	29
O mijn God en Heer.	32
Op den eersten dag der weeke.	43
O droevig Nederland.	117
O schijn hoe hebje menig mensch bedrogen.	138
O Heer wy die nu 't Zeewaerd gaen.	145
O wat hebben Godes kind'ren.	147
O wat beleef men droeve tijden.	188
O Visserman seer aerdig.	208

S

Siet hoe fijn en lieflijk is 't daer te wesen.

75

T

Twe wegen sijn ons alle voorgeschreven.

120

V

Versterkt mijn lieve God.	'57
Vernieuwt u doch ô mensch.	142

[p. 223]

W

Wat vruchten zijn doch best.	24
Wanneer op 't Pinxter-Feest.	49
Wel, wel Iesus mijn waerde Heer.	124
Waeckt op wilt niet langer wachten.	141