Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De schaamte voorbij (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De schaamte voorbij
Afbeelding van De schaamte voorbijToon afbeelding van titelpagina van De schaamte voorbij

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.46 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires
non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De schaamte voorbij

(1976)–Anja Meulenbelt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een persoonlijke geschiedenis


Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Gordes 2

In Aubenas, waar we blijven steken omdat de auto stuk is en het zaterdag is en hij pas maandag, na quatorze juillet, gerepareerd kan worden, hebben we de eerste grote ruzie.

Ik begin iets te voelen van een postpartum depressie, die ik altijd heb na te hard werken, nadat ik een produkt heb afgeleverd. Ik wil rust, niets hoeven, niet verantwoordelijk zijn. Ik heb niet veel nodig, mijn schriftjes een boek een plekje om te zitten of te liggen iets te drinken. Armin verveelt zich zonder zwemwater. Zijn boeken al uit. Op een terrasstoel zitten is niets voor hem. De winkels zijn dicht. Hij draait drie keer om een etalage met zilverkleurige jeu de boules-ballen, rekent uit hoeveel zakgeld hem dat zou kosten, komt bij me bietsen. Maar ook de belofte dat ik er wat bij zal leggen verzoent hem maar even. Hans zit er bijna net zo bij, een gemelijk gezicht. Je kan maar twee keer per dag eten. Ik heb het gevoel alsof ik met twee landerige kinderen uit ben. Ik zeg tegen Armin, ga je mee een stukje lopen, om aan het ontevreden gezicht van Hans te ontkomen. Maar Hans loopt achter ons aan. Nadat we zwijgend op een muur in de zon hebben gezeten en ik vergeefs probeer me weer te koncentreren op mijn boek, krijg ik genoeg van zijn drukkende aanwezigheid en zeg dat ik een uurtje ga lopen, alleen, en dat we om vijf uur wel weer ergens af kunnen spreken. Hans kijkt gekwetst. Ik probeer me er niets van aan te trekken, ga toch. Verdwijn naar een ander terras, waar ik met een zucht van verlichting neerstrijk, een pastis bestel en me in mijn boek laat zinken. De omringende mannen die routinematig proberen m'n aandacht te trekken sluit ik uit door om ze heen en door ze heen te kijken. Drie kwartier later zit Hans weer naast me. Ik moest even tot mezelf komen, zegt hij, het is nu weer over.

's Avonds krijgen we echt ruzie. Ik vraag waarom hij die ochtend zo ontevreden in zijn stoel hing. Jaloezie, zegt hij. Gisteravond toen ik in slaap viel lag je in dat schriftje te pennen, vanochtend werd ik

[pagina 34]
[p. 34]

wakker en toen schreef je weer. Alsof je de hele nacht door was gegaan. Ik ben jaloers. Zou ook zo willen kunnen schrijven als jij, zo genoeg hebben aan mezelf. Wat verwacht je van me, zeg ik schuldig, in de hoek gedreven, dat we voortdurend hand in hand in de zon lopen, dat ik je voortdurend in je ogen kijk, moet ik je amuseren, kan je zelf niets? Laat me met rust, zeg ik, ik slaap met je, ik eet met je, ik praat met je. Ik wil ook een paar uur voor mezelf, niet voortdurend aandacht aan je hoeven geven. Nu is Hans kwaad. Gaat naar buiten, vuurwerk voor quatorze juillet. Ga maar alleen, zeg ik, ik blijf hier. De behoefte om alleen te zijn allesoverheersend.

 

Als een paar Nederlandse dames ons mee willen nemen naar een camping tot de auto is gerepareerd wordt het beter. Armin heeft zijn jeu de boules. Er is een zwembadje. We zetten de tenten op, de onze, het hondetentje van Armin. Ik maak in de laatste weeën van werkdrift een lijst van wat ik in de vakantie nog moet doen: brief naar Armin's kamp dat hij niet komt, brief naar Barbara, het laatste stukje literatuurlijst naar Bert Bakker, een recensie van Fear of Flying voor de Groene die ik Aafke al drie keer heb beloofd en waar ik nu niet meer onderuit kan, een recensie van de dagboeken van Anaïs Nin voor Lover. Als de lijst af is ben ik uitgeput. Het is te heet om er wat mee te doen. Flarden van mijn boek dringen zich aan me op. Ik ben aan het afkicken van mijn werk, alsof ik op speed heb gewerkt. Roofbouw op mijn lichaam dat is afgepeigerd terwijl mijn hersens op volle toeren blijven draaien en ik niet weet waar de knop zit om ze af te zetten. Het gevolg is irritatie, ronddraaien als een hond die het goede plekje niet kan vinden. Kompromissen met mezelf - als ik een brief schrijf heb ik het gevoel dat ik werk en word daarna weer rustig. Ik lees in vier dagen vijf boeken uit en verbrand weer alleen mijn rug.

 

Armin zwemt, een otter met een glad bruin vel, bruine bijna eetbare schouders. Zeegroene ogen, een beetje schuin onder zijn gebleekte haar, een van zijn overgrootouders van Aziatische afkomst, Mongolië. Dezelfde lange vingers als ik, dezelfde scheve duim. Dezelfde bocht in zijn rug. Vlees van mijn vlees. Zoveel makkelijker om van hem te houden, nu, nu hij meer voor zichzelf kan zorgen en ik ouder ben en eindelijk echt iets voor hem overhoud. Schuld die nooit helemaal weg is. Heb ik genoeg van hem gehouden toen hij

[pagina 35]
[p. 35]

klein was, ikzelf een kind van zestien, zeventien, niet eens in staat van mezelf te houden? Ik vergeef mijn ouders meer - die mij ook niet wilden, van wie ik nooit zeker zal weten of ze wel van me hielden. (Waarom houd ik zo'n smaak van verdriet over als ik aan vroeger denk?) En Armin, haalt hij in wat hij tekort is gekomen? Hij duikt vlak voor me op, spat, grijnst naar me. M'n kleine vriendje, al niet meer zo klein. Kwetsbaar achter zijn jongetjesfaçade. En godzijdank nog een kind als hij daar behoefte aan heeft. Kom tegen me aan zitten bij de televisie, zegt hij, dat vind ik gezellig. Blikken van verstandhouding, grapjes die anderen niet begrijpen, dunne kommunikatielijnen tussen mijn wereld en zijn jongenswereld waar ik allang niet meer bij hoor. In het water worstelen we een tijdje om de bal, tot ik een slok goor chloorwater naar binnen krijg en het genoeg vind. Trut, zegt Armin vriendelijk.

Twee dagen camping en het wordt steeds heter. Hitte loodzwaar op mijn hoofd, ik adem pudding, word een bloemkool, vegeteer alleen nog maar, dom en suf van de hitte het vele eten de drank. Goed zo, zegt Hans, houd je eindelijk eens op met werken en schenkt mijn glas nog eens vol. Dan word ik midden in de nacht wakker, als het koel is, als de wijn is uitgewerkt. Zinnen als watervallen over me heen. Ik verlang naar mijn rode schrijfmachientje, maar dat staat in de kapotte auto. En ik kan toch niet midden op een camping om vier uur 's nachts gaan zitten ratelen.

 

's Avonds in de tent. Een katoenen driehoek van intimiteit naast de andere driehoeken. Ik vergeet steeds dat het niet meer dan een lapje stof is tussen mij en de andere mensen in. Schrik als ik iemand hoor kuchen vlakbij. We praten. Weet je nog die keer dat ik met Ellie uit eten ben geweest en jij vroeg of we hadden gevrejen en ik zei van niet? vraagt Hans. We hadden wel gevrejen, ik bedoel, min of meer, in de auto ...

Ik observeer mijn gevoelens, wantrouwig of ik niet bezig ben mijn jaloezie te verdringen. Maar ik voel geen jaloezie. Wel verbazing. Waarom zei je dat niet, vraag ik, alle vorige keren maakte het toch ook niks uit? Ik denk dat het was omdat ik zelf niet wist waarom ik het deed, zegt Hans, ik had er geen verklaring voor. Gewoon omdat je het wou, is dat niet genoeg? vraag ik. Maar Hans levert liever affe verhalen, kant en klaar met interpretatie en toekomstverwachting. Ik heb het wel aan Annemarie verteld. Dan word ik

[pagina 36]
[p. 36]

kwaad, want dat vind ik ontrouw. Maar ik begrijp het wel. Annemarie met haar warriger relaties, voor haar hoeft hij er geen mooi verhaal van te maken. Je maakt van mij je slechte geweten, zeg ik, alsof ik de zuiverheid zelve ben. Ik wil je geweten niet zijn.

 

Ik ben niet zuiver. Alleen maar veel voorzichtiger dan vroeger. Ik heb afgerekend met mijn vroegere geliefden, niemand naar wie ik nog terug wil, zoals Hans, die om de zoveel tijd voor een keertje teruggaat naar een vroegere vriendin. Bang voor nieuwe relaties die mijn rust verstoren. Bang voor te intense relaties met vrouwen met wie ik wil kunnen blijven werken en vrijen en dansen zonder dat er drama's uit ontstaan die de vrouwenbeweging bijna verscheuren, zoals met Anna. Wantrouwig tegen mannen, er zijn er maar weinig met wie ik nog wat zou willen. Ik weet niet meer hoe het moet, kan niet meer flirten, krijg buikpijn van de ingehouden spanningen, de dubbele bedoelingen, de kodes. Als ik soms weer iets van aantrekking voel, vlinders in mijn buik, is het niet moeilijk die te negeren. Met Hans heb ik nooit geflirt. Een rustige vriendschappelijke werkrelatie die pas veranderde toen we allebei van vakantie terugkwamen met kapotte driehoeksverhoudingen en elkaar konden troosten. Ik moest hem zowat achtervolgen, hij begreep het niet, een vrouw die achter hem aan ging. Ik nodigde hem uit voor het kommunefeest. Nu moet het maar eens, vond ik en ging nadrukkelijk naast hem, tegen hem aan zitten. Nog merkte hij niets, maar keek zenuwachtig naar zijn schoenen waar hij zich voor schaamde, gooide zijn glas om. Niet te dol maken, dacht ik en danste wat met mijn vriendinnen. Toen ik me omdraaide was hij weg. Verdomme, mislukt, maar ik vond hem beneden, weggedrukt tegen een keukenkastje. Als het nou niet lukt geef ik het op, dacht ik, ging weer naast hem zitten en onder de ogen van de opperheks van het lesbies front, die aan de overkant van de keuken zat te grijnzen, heb ik hem tenslotte versierd. Alle bedden zaten vol met feestgangers, geeneen waar we in konden kruipen, en ik moest de volgende ochtend vroeg op om het vliegtuig naar Londen te halen. We bewaren het voor als ik terugkom, zeiden we en namen afscheid op de Amstel waarna Hans in de nachtbus naar de Bijlmer stapte. Het hele kongres in Londen zat ik aan hem te denken en aan neuken en of ik me nou vergist had en het de drank was of dat hij echt wel wou. En welke verhalen het lesbies front nu weer over me zou vertellen.

[pagina 37]
[p. 37]

In Aubenas zie ik een aanplakbiljet van de Franse CP. Eerst vind ik het mooi. Vrouwenhoofden, de tekst: zoveel duizend vrouwen agiteren mee met de kommunisten. Een mooi affiche, eindelijk aandacht voor vrouwen. Tot ik na ga denken. Zou er ook gestaan hebben zoveel mannen agiteren mee met de kommunisten? Blijkbaar zijn kommunisten mannen en mogen vrouwen meedoen. Dat is geen kwestie van een taalfout.

We gaan niet naar Paussan, ik hoef niet meer zo nodig op bedevaart. Als we nu niet naar Gordes gaan zijn An & Eric & Hanneke weg en die willen we nog zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken